zondag 1 mei 2016

Reïncarnatie fictie of werkelijkheid? deel 5

Broeder Martinique.





De brief van Lisette.

Ook Lisette had zeer teleurgesteld gereageerd op de brief die zij van Martinique ontvangen had, maar begreep volledig de positie waarin hij verkeerde en nam het hem uiteraard niet kwalijk, Zij liet blijken erg met hem te doen te hebben en probeerde hem in de brief een ‘hart onder de riem te steken’. Zij liet hem weten dat zij hem volledig op de hoogte zou houden van hun aanstaande huwelijk, over de dag zelf en over alle feestelijkheden erom heen. Ook over het betrekken van haar nieuwe woning en het aangaan van een nieuw leven samen met Guillaume, zou zij hem per brief van op de hoogte houden. En zodra uiteindelijk alles achter de rug is en haar leven uiteindelijk in een rustiger ‘vaarwater’ is gekomen, dan hoopt zij al of niet samen met Guillaume hem weer eens te bezoeken. Martinique moest er in elk geval ervan overtuigd zijn, dat zij met Guillaume een gelukkige toekomst tegemoet zal gaan en dat Martinique nooit uit haar gedachten verdwenen zal zijn. Ook hoopte zij snel in verwachting te zullen raken, want zij had ondanks haar leeftijd nog steeds een duidelijke kinderwens. In elk geval hoopte zij dat Martinique minder zou twijfelen over de keuzes die hij in zijn leven gemaakt had. Zij had door haar bezoek aan de kloosterorde gezien hoe hij leefde en vond dat hij door zijn priesterschap de juiste keuze voor zichzelf gemaakt had. In een ‘werelds leven’ zoals zij die met Guillaume leidt, zou hij zich absoluut niet meer thuis kunnen voelen. Hij had volgens haar het juiste karakter en de juiste instelling voor de professie die hij aangegaan is. En het blijven dromen om ook ooit ‘vrouw en kinderen’ te mogen hebben, zou hoe graag zij het hem ook zou gunnen, in zijn situatie nu eenmaal niet realistisch zijn. Hij moest proberen om in zijn religieuze beleving en in de Regel der Benedictijnen die aan zijn professie ten grondslag ligt, de ‘Liefde en de compassie’ te vinden waar hij zijn leven lang al naar zocht. Juist zijn ‘geaardheid, zijn contemplatieve en filosofische instelling’ maakte dat hij, dat volgens haar in de keuzes die hij gemaakt heeft, zeker voor zichzelf zou kunnen verwezenlijken. Hij moest daar zijn ‘liefde en levensgeluk’ in zien te vinden en zij zou hem moreel daarin zoveel mogelijk ondersteunen. Weet dat zij in gedachten altijd bij hem zou zijn en dat zij al het mogelijke zou doen, om hem twee keer per jaar te kunnen bezoeken. Juist zijn beroep gaf hem volgens Lisette, de ‘stabiliteit, de rust en de harmonie’, waar hij altijd al naar op zoek was geweest. Zij wenste hem daarom alle ‘liefde en geluk’ van de wereld toe en hoopte op termijn hem weer te kunnen bezoeken.




De tijd verstreek.

Deze brief van Lisette had hem goed gedaan en vond dat zij er volkomen gelijk in had gehad, dat hij meer moest berusten in de keuzes die hij in het leven had gemaakte. Hij besefte diep in zijn hart ook wel dat een hij in een ‘werelds leven’ geen tevredenheid zou vinden. Zij had volkomen gelijk gehad, hij was nu eenmaal een rustzoeker en zocht ook voortdurend naar zekerheid en stabiliteit. En het leven dat hu nu had gekregen, in het rustig kunnen ‘kalligraferen en kunnen illustreren’ van Bijbelse geschriften, was in feite ook het leven dat hij graag ambieerde. Maar hij zat wel dagenlang terug getrokken en alleen in de bibliotheek van de Orde en had behalve de dagelijkse religieuze plichtplegingen, niemand die hij daadwerkelijk sprak. Voor de nacht had hij een kamer alleen gekregen, omdat Laurence naar een ander deel van Frankrijk was vertrokken en bij de dagelijkse verplichtingen ontmoette hij wel anderen. Maar dat gaf toch weinig gelegenheid tot wezenlijke contacten. Gelukkig mocht hij met degene die voor foeragering zorgde, af en toe even mee naar de markt om inkopen te doen. Maar dat deden zij met paard en wagen en waren toch redelijk snel weer terug. En omdat er toch altijd werk voor hem lag, ging hij daarna altijd weer snel naar de bibliotheek. Tussendoor schreef hij regelmatig brieven naar Lisette en kreeg per ommegaande ook altijd trouw brieven terug, maar in wezen leefde hij van bezoek van Lisette naar bezoek van Lisette. Zelf kreeg hij de kans niet om Parijs te bezoeken, daar waren de Regels van de Orde toch te streng voor. Van het voornemen om met Guillaume te komen kwam het er in de praktijk niet van, omdat hij een drukke marktkoopman was in de Hallen van Parijs. Dus kwam Lisette vaker één keer dan twee keer per jaar, even twee dagen langs. Van die bezoeken genoot hij ten volle. Maar daar kwam op een gegeven moment tijdelijk een einde aan, omdat Lisette in verwachting raakte. Omdat Lisette al wat ouder was kreeg zij redelijk snel na elkaar twee kinderen, een zoon en een dochter. Dat maakte dat aan haar regelmatige bezoeken een einde kwam. Martinique vond het erg fijn voor Lisette dat zij uiteindelijk het gezin had gekregen, waar zij altijd naar verlangd had. Zij schreef regelmatig dat zij erg gelukkig was met haar leven en genoot van haar kinderen. Maar van het reizen met haar kinderen kwam het voorlopig niet, dus werden de bezoeken langzaam schaarser en schaarser.





Het fatale ongeluk.

Zo geleidelijk aan waren er jaren voorbij gegaan en was Martinique inmiddels 33 jaar geworden in het jaar 1824. Lisette was zeven jaar daarvoor voor het laatst geweest en had aangekondigd met haar twee kinderen voor het eerst te zullen komen. Zij zou tijdig laten weten wanneer het bezoek plaats zou vinden. Ondanks de schaarse bezoeken van Lisette, hadden zei beiden wel altijd trouw de briefwisseling met elkaar onderhouden. Lisette was zielsgelukkig met haar leven in Parijs, genoot van haar kinderen en had aan Guillaume een zorgzame en lieve echtgenoot. Martinique leefde altijd met haar mee en was blij met het leven dat Lisette had, maar was zelf niet gelukkig. In de zeven jaar dat Lisette niet was geweest, was hij geleidelijk aan ‘eenzaam en melancholisch geworden’, wat hij voor Lisette verzweeg omdat hij haar geluk niet wilde verstoren. Hij worstelde erg met zijn gevoelens en moest er erg voor oppassen niet mensenschuw te worden. Het teruggetrokken leven in de bibliotheek maakte dat hij het leven geleidelijk aan donkerder en donkerder zag worden. Tijdens het tekenen en kalligraferen gleden zijn gedachten steeds vaker terug naar alles wat zich in het verleden had afgespeeld. Zijn vroegste kleuterjaren met zijn eigen moeder, die altijd in zijn herinnering gebleven waren. De arrestatie van zijn moeder en het grenzeloze verdriet daarna. De hoop ooit nog iets van zijn moeder te horen en te mogen ontmoeten. De hoop die jaren later de grond in werd geboord, toen hij te horen kreeg dat zij feitelijk direct na de arrestatie al onder de Guillotine omgekomen was. De contacten met de adellijke buurvrouw van zijn moeder en zijn jeugd bij Lisette en haar moeder. Alle herinneringen uit het verleden kwamen telkens weer bij hem boven met alle gevoelens die daarbij hoorden. Door het stille en teruggetrokken leven dat hij leidde, begonnen de herinneringen en gevoelens hem langzaamaan te kwellen en pijn te doen. Steeds vaker was hij gedeprimeerd, zat hij stil in zichzelf te huilen en wenste hij voor zichzelf een einde aan zijn leven. Hij streed wel tegen zijn gevoelens en probeerde er niet aan te denken, maar door de rust en stilte werd het voor hem een verloren strijd. Met de dag werd hij steeds meer gedeprimeerd. Daarom was het voor Martinique ook een enorme schok, toen hij in het najaar van 1824 een brief van Lisette kreeg dat het jongste kind een longontsteking had opgelopen en dat zij voorlopig afzag van een bezoek aan hem.

Dit betekende voor Martinique in feite het einde, hij was de laatste jaren al in een depressieve stemming gekomen en deze mededeling van Lisette had hem in één keer zwaar depressief gemaakt. Op geen enkele manier kon hij de vreugde in het leven meer vinden, irriteerde en kwelde het strakke regiem binnen de Orde hem steeds meer. Ergerde en irriteerde de aanwezige monniken in de Orde hem ook meer en meer en zag hij steeds meer tegen de dagen op. Langzaamaan was hij zich ook steeds meer met het lijden van Christus gaan vereenzelvigen. Door het leven dat hij leed voelde hij zich bijna door het Priesterschap ‘gekruisigd’. Dagelijks kon hij in de Bibliotheek het zicht op het beeld van de gekruisigde Christus bijna niet meer ontwijken. Tijdens het werk, de herinneringen en de gevoelens die telkens maar weer boven kwamen, zijn melancholische stemming en zijn verdriet, door dat alles kon hij zijn ogen niet van het kruis van Christus afhouden. Toen dan ook de Kerst in zicht kwam en het hele religieuze programma daarop afgestemd werd, kon hij op eerste kerstdag na het avondeten even niet de dagelijkse verplichtingen vervullen. Hij kondigde aan dat hij even een korte wandeling ging maken, omdat hij zich niet goed voelde. Hij verliet de commune en liep het heuvellandschap in, wat zeer ongebruikelijk was want het was al donker in deze wintertijd. Toevallig was het die dag een heldere dag geweest en was het landschap toch nog enigszins zichtbaar. Martinique kende de omgeving goed en had vaak al ‘mediterend, lezend in zijn zakbijbel en biddend’, zijn vaste wandeling in de omgeving gemaakt. Vanaf het moment dat hij de commune had verlaten, had hij stilletjes in zichzelf gehuild en waren alle pijn en verdriet die hem kwelde, in volle hevigheid naar boven gekomen. Hij was het smalle pad van de dichtstbijzijnde heuvel opgeklommen en kende ook het eerstvolgende pad dat weer naar beneden liep. Hoe lang hij in het donker gelopen heeft, wist hij niet, maar toen hij dacht het juiste pad naar beneden gevonden te hebben, bleek dat pad steiler en smaller te zijn. Door al zijn verdriet, pijn en emoties van dat moment zag hij in het donker niet echt waar hij liep. Voordat hij het wist kon hij zijn tempo niet inhouden en begon hij te hollen, wat met zijn Priestersandalen, zijn gewaad en dan ook nog in het donker uiterst gevaarlijk was. Na enkele seconden struikelde hij dan ook, viel en begon over het steile pad naar beneden te rollen, met als gevolg dat hij plotseling met zijn hoofd tegen een paar grote keien in één klap tot stilstand kwam. Zwaar gewond bleef hij al bloedend liggen en overleed binnen een paar minuten ter plaatse. Pas in de loop van de volgende ochtend vonden monniken uit de Orde zijn lichaam op het steile pad, dat door weinigen gelopen werd. Op de kloosterbegraafplaats behorende bij de destijds verwoestte Abdij van Orval werd hij begraven. Het was 25 december 1824. Hij was 33 jaar geworden.




                     
                   


               

                    

1 opmerking: