dinsdag 23 oktober 2012

De werelden van het 'Licht'.

Voorwoord.
De ‘werelden van het licht’, ofwel de zeven ‘lichtsferen’ in de Geestelijke Wereld, is het derde aspect dat met de schepping van onze wereld te maken heeft. Bij de schepping van onze wereld heeft men in essentie te maken met drie aspecten, te weten:

Het fysieke aspect van de schepping, wat in het verhaal over de zeven ‘kosmische dimensies’ nader tot uitdrukking kwam;
Het geestelijke aspect van de schepping, wat in het verhaal over de ‘zeven bewustzijnsniveaus’ in de Geestelijke Wereld nader tot uitdrukking werd gebracht;
Het tijdelijke verblijf van de ziel tussen de fysieke levens in, wat in zeven opeenvolgende ‘lichtsferen’ nader beschreven zal worden;

Algemeen.
In elk van de drie aspecten van de schepping heeft men telkens weer te maken met ‘zeven niveaus’ waarop de schepping zich voltrokken heeft. Het scheppingsproces is daarom ook in metaforische zin wel te vergelijken met een ‘flatgebouw’ van zeven verdiepingen, waarbij de zevende verdieping telkens het ‘goddelijke’ niveau vertegenwoordigt en de onderste laag vanuit het stoffelijke niveau bekeken moet worden. Voor wat strikt de ontwikkeling van de 'ziel' betreft, zijn bij alle drie de aspecten van de schepping de eerste vier niveaus van ontwikkeling het belangrijkst, wat ook duidelijk in de 'incarnatiecyclus' van de mens bij al de drie genoemde aspecten nader tot uitdrukking komt.

Geestelijke voertuigen.
Bepalend voor het kunnen betreden van de zeven ‘lichtsferen’ in de Geestelijke Wereld, is de staat van ‘zijn’ waarin de persoon in kwestie voor het overlijden in verkeert. Een en ander manifesteert zich daarbij in de ‘dominantie’ van één van de zeven geestelijke ‘lichamen of voertuigen’, die de mens naast zijn stoffelijke verschijningsvorm bezit. Deze zeven geestelijke ‘voertuigen’ vormen tezamen een krachtig elektromagnetisch veld (Aura), dat zowel het ‘geestelijke wezen’ van de mens, als de materie van het fysieke lichaam omringt en bijeenhoudt. Bovendien voorziet dit elektromagnetisch veld, doormiddel van zijn ‘energetische’ structuur het fysieke lichaam van alle noodzakelijke ‘levensenergie’. Elk van de zeven geestelijke ‘voertuigen’ vertegenwoordigt een eigen energiefrequentie, ofwel een eigen ‘hoofdtrillingsgetal’, gerelateerd aan een van de gebieden of sferen in de Geestelijke Wereld waarin het zich kan en pleegt te manifesteren. Elk geestelijk ‘voertuig’ maakt dus deel uit van de Geestelijke Wereld waartoe het behoort en heeft derhalve ook toegang tot de krachten van die wereld. Het subatomaire stelsel van de zeven geestelijke ‘voertuigen’ bestaat uit zogenaamde ‘permanente’ atomen. Deze permanente atomen zijn ‘levensatomen’ van zowel ‘etherische-, astrale- als van mentale stof’, waaromheen de verschillende elektromagnetische velden van de Aura gevormd kunnen worden. Hetgeen bij iedere ‘incarnatie’ weer opnieuw gebeurt. De zeven geestelijke ‘voertuigen’ zijn in essentie zich ‘overlappende en elkaar doordringende’ velden van elektromagnetische energie, waarvan het stoffelijk lichaam de ‘basis’ vormt.

Overigens is de benaming geestelijk ‘voertuig’ meer een menselijke aanduiding. Een aanduiding die een bepaalde ‘beperking’ aangeeft, waarin het ‘ego’ zich manifesteert en als het ware door een toestand van ‘zijn’ zichzelf nader tot uitdrukking brengt. In wezen is er geen echt ‘voertuig’, maar is er sprake van een energetische ‘toestand’. De energetische toestand, waarop het totale ‘bewustzijn’ van de persoon in kwestie, op het moment van ‘zijn’ zich voortdurend handhaaft, wordt bedoeld als ‘voertuig of sfeer’.  Hetzelfde geldt voor ‘hogere en lagere’ voertuigen. In wezen gaat het om de ‘capaciteit’. Hoe lager het ‘voertuig’ is, des te geringer is de capaciteit van het betreffende elektromagnetische veld vergeleken met de totale ‘kosmische’ werking ervan, waardoor er door de lagere ‘trillingsfrequentie’ van dat elektromagnetische veld er een lagere ‘sfeer’ in de Geestelijke Wereld betreden wordt.

De zeven ‘lichtsferen’ in de Geestelijke Wereld.
De zeven ‘lichtsferen’ of tezamen ook wel het ‘Morgen- en Zomerland’ genoemd, is geen bepaald gebied in de Geestelijke Wereld, maar bestaat uit oneindig veel verschillende ‘leefwerelden’. Werelden waarin degenen die daarin verkeren, zodanig harmoniëren met de ‘perceptie’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld aan kunnen vullen en gezamenlijk in stand kunnen houden. Niettemin wordt het hele gebied vaak als ‘Zomerlandwereld’ aangesproken omdat de kwaliteiten, die in elk van de afzonderlijke ‘leefwerelden’ voorkomen, allemaal op dezelfde wijze tot uitdrukking komen. Aangezien zij al naar gelang de frequentiehoogte die elke ‘leefwereld’ afzonderlijk bezit, allen uit dezelfde ‘energieniveaus of energiebronnen’ kunnen putten en daardoor dezelfde mogelijkheden tot actie bieden in zowel de Geestelijke Wereld als op Aarde. Wanneer men één van de zeven ‘lichtsferen’ zou bezoeken, dan is het eerste wat opvalt dat het daar ‘zonnig’ is. Hoewel de lichtfrequentie en de kleur van het ‘licht’ per energieniveau kan verschillen. Kijkt men in één van de ‘leefwerelden’ van het ‘Licht’ rond, dan zal men ongetwijfeld ‘gedachtebeelden’ van anderen op kunnen vangen.

Maar omdat deze gedachtebeelden ten grondslag liggen aan de ‘leefwereld’ die men gezamenlijk geschapen heeft, zal men ze interpreteren als bijvoorbeeld een leuk dorpje of een ‘idyllisch’ stadje in een adembenemend mooi landschap. Of meer in alle rust, op een prachtig aangelegd parkje met leuke vijvers  in een schitterend landschap met bloemen van ongekende pracht. Of prachtige landbouwvelden met eetbare vruchten, die voortdurend vragen om gegeten te worden. Men vindt evenals dat op Aarde voorkomt, solitair gesitueerde woningen of villa’s op de meest mooie ‘panorama’ punten, met vergezichten over ongekend mooie landschappen. Men creëert in de afzonderlijke ‘leefwerelden’ van het ‘licht’ die woonomgeving of behuizing waar men zich het gelukkigst bij voelt, hetgeen altijd in overleg met anderen gebeurt. Is een ‘concept’ eenmaal tot stand gekomen, dan blijft de creatie door de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft in stand. Het enige verschil met de Aarde is, dat op Aarde alles ‘fysiek’ opgebouwd moet worden, met gebruikmaking van materialen en technieken. In de Geestelijke Wereld is slechts een ‘beeldvorming’ in gedachten al voldoende om een bepaalde creatie, door ‘gedachtenconcentratie’ visueel tot stand te laten komen, waarna de ‘waarde’ die de groep er daarna aan geeft de ‘creatie’ ter plekke consolideert en in stand houdt.

Leefwerelden in de Geestelijke Wereld.
Aangezien de verschillende ‘leefwerelden’ in het ‘Licht’ per definitie ‘energetische’ werelden zijn, waar fysiologisch gezien totaal andere leefomstandigheden heersen als op Aarde, is sterke gedachteconcentratie al voldoende om iets in de realiteit tot stand te laten komen. Zoals al eerder gesteld, zijn de Geestelijke Werelden dus niets anders dan ‘gedachteharmonieën’, waar men op bepaalde ‘frequentieniveaus’ zodanig met elkaar ‘harmonieert’, dat zij elkanders beeld van zichzelf en de wereld die zij geschapen hebben aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Engelen begeleiden deze processen en zorgen voor de instandhouding van al deze werelden in het ‘Licht’. Verder zijn er  ‘leefwerelden’ in het ‘Licht’ die een zodanige architectonische en stedenbouwkundige schoonheid  vertegenwoordigen, dat zo ‘krachtig en intens’ tot uitdrukking komt, dat men zich afvraagt waarom men op Aarde zich niet door deze ‘entiteiten’ van de Geestelijke Wereld laat inspireren, om betere ‘leefomgevingen’ op Aarde tot stand te laten komen. In plaats van de fantasieloze ‘betoncreaties’ en de uniforme wijken te bouwen, die er nu overal in onze wereld te vinden zijn. Er zijn ook ‘leefwerelden’ in het ‘Licht’, die helemaal uit ‘muzikale’ klanken schijnen te zijn opgebouwd en overal waar men vertoeft ‘uit het schijnbaar niets’, de meest mooie ‘klanken en melodieën’ ten gehore krijgt. Muzikale werelden waarin zelfs een ‘kathedraal’ die men daar aantreft alleen al een soort ‘fuga’ van Bach wordt. Laat staan dat er in zo’n kathedraal ook nog gemusiceerd wordt en er ‘melodieën’ worden geproduceerd, waar men op Aarde in de verste verte geen voorstelling van kan maken.

Tijdelijke ‘leefomstandigheden’ tussen de fysieke levens in.
Zoals gezegd zijn er oneindig veel verschillende ‘leefwerelden’ in het ‘Licht’, allen op verschillende frequentieniveaus, maar de ‘vormen en de vormvergelijkingen’ die hierboven gegeven zijn dienen meer om te laten zien wat er allemaal mogelijk is, dan om concrete en zeer gedetailleerde beelden en verslagen te geven van datgene wat men in de Geestelijke Wereld onvermijdelijk na het overlijden zal tegenkomen. De wijze waarop de geestelijke ‘voertuigen’ van een persoon ‘energetisch’ tot uitdrukking komen, alsook de ‘zielehoogte en de geestelijke afstemming’ zullen bepalend zijn voor de wereld die men zal betreden. Wellicht is het onnodig om te vermelden, dat bij de geestelijke 'afstemming' een bepaalde 'levensovertuiging' natuurlijk een belangrijke rol, zo niet een doorslaggevende rol speelt bij het betreden van een bepaalde 'leefwereld' in de Geestelijke Wereld. Iemand die naar volle overtuiging een bepaalde religie aanhangt, zal zonder meer een wereld betreden waar 'gelijk gestemden' elkaar in die overtuiging kunnen vinden en aan kunnen vullen. Daarbij moet echter wel vermeld worden dat bij de zeven 'energieniveaus' in het 'Licht', alleen in de begin niveaus de 'levensovertuiging' nog een bepaalde rol kan spelen, maar dat geleidelijk aan op hogere niveaus van het 'Licht' deze levensvisies meer naar de achtergrond gaat verdwijnen. Dit omdat men op deze niveaus meer een 'totaal beeld' van het leven gaat verkrijgen. Het is overigens evident dat de landschappelijke en architectonische verschijningsvormen in de diverse ‘leefwerelden’ van de Geestelijke Wereld, telkens aan veranderingen onderhevig zijn. Tenslotte zijn het ‘leefwerelden’ waar men tussen de fysieke levens in tijdelijk verblijft en er daardoor telkens weer nieuwe ‘leefomstandigheden’ worden gecreëerd. Ook verdwijnen er weer ‘entiteiten’ uit de ‘leefwerelden’, omdat zij de incarnatiecyclus verder op Aarde vervolgen. De ‘geestelijke woningen’ houden bij vertrek van entiteiten direct op te bestaan en ontstaat er in de omgeving weer plek voor nieuwe ‘creaties’. Ook vinden er voortdurend ‘migraties’ plaats van entiteiten naar hoger gelegen ‘energieniveaus’ in de Geestelijke Wereld, wat ook weer de ‘verschijningsvormen’ in het landschap ter plaatse doet veranderen.

Duistere werelden.
In het voorgaande is uitvoerig ingegaan op de vele werelden in het ‘Licht’. De duistere werelden werden buiten beschouwing gelaten maar zijn helaas ook een feit. Een duistere wereld ontstaat door een geheel of gedeeltelijke ontkenning van het eigen ‘Ego’. De ontkenning van het feit dat wij als menselijke wezens allemaal van oorsprong uit dezelfde goddelijke ‘Bron’ afkomstig zijn. Het daardoor zich onbewust 'afgescheiden' voelen van de 'Bron', die 'Warmte, Licht, Liefde en Mededogen' uitstraalt en dat men die eigenschappen van oorsprong wel meegekregen heeft, maar door de geheel of gedeeltelijke ontkenning van dit deel van het eigen 'Ego', de verbondenheid met de goddelijke 'Bron' niet meer kan of wil herinneren. Hetgeen zich manifesteert in 'grof stoffelijkheid' en een zekere mate van ongevoeligheid, waardoor men het 'spirituele' aspect van het leven niet of nauwelijks kan 'doorgronden'. Dit leidt uiteindelijk tot de ontkenning dat wij als ‘Godsvonk’ allemaal het goddelijk ‘Licht ofwel de onbaatzuchtige Liefde’ vertegenwoordigen en dat wij allemaal het ‘Rad van Wedergeboorte’ moeten doorlopen, om uiteindelijk na vele duizenden levens ‘Meester over onszelf geworden’, terug te kunnen keren naar de ‘Bron’ waar wij ooit van afkomstig waren. In deze geheel of gedeeltelijke ontkenning van het eigen ‘Ego’, waarin dus ook de ontkenning van het ‘Licht’ aan ten grondslag ligt, liggen ook de ‘levensvoorwaarden’ besloten van het leven dat men na het overlijden in het ‘hiernamaals’ tegemoet zal treden. Dit betekent dat men, al naar gelang men het ‘Licht’ afwijst, in één van de zeven ‘energieniveaus’ van de duistere werelden terecht zou kunnen komen. Dezelfde verscheidenheid aan werelden in het ‘Licht’, vindt men namelijk ook in het ‘duister of zoals men het ook wel noemt: in het schaduwrijk’. Met andere woorden: waar ‘Licht is, is ook Schaduw’. Des te feller het ‘Licht’, des te donkerder de ‘Schaduw’. Des te zwakker het ‘Licht’, des te zwakker de ‘Schaduw’. ‘Licht en Schaduw’ lopen namelijk in elkaar over als de ‘dag in de nacht’. Een scherpe scheiding tussen ‘Licht en donker’ is er in dit verband niet.

Net als in het ‘Licht’ zijn er ook in het ‘duister c.q. schaduwrijk’, dezelfde verscheidenheid aan ‘leefwerelden’ te vinden, waarin degenen die daarin verkeren eveneens zodanig harmoniëren met de ‘perceptie’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij ook in het ‘schaduwrijk’ de beeldvorming van die wereld aan kunnen vullen en gezamenlijk in stand kunnen houden. Daarom zijn ook de ‘leefwerelden’ in het ‘schaduwrijk’ existentieel afhankelijk van de ‘beleving’ van de bewoners die daarin tijdelijk vertoeven. De energiefrequentie die men gezamenlijk in deze ‘leefwerelden’ in stand probeert te houden, is omgekeerd ‘evenredig’ aan de energieniveaus in de werelden van het ‘Licht’. Met dien verstande dat er alleen een beperkte uiting aan ‘activiteiten’ mogelijk zijn en dat er een ‘instinctieve’ verwerping optreedt van alles wat er aan mogelijkheden gecreëerd zouden kunnen worden, die niet passen in de beperkte beeldvorming van de ‘leefwereld’ die men gezamenlijk  in dit schaduwrijk probeert te handhaven.

Stedelijke verschijningsvormen in het ‘Schaduwrijk’.
Zou men één van de ‘leefwerelden’ in het ‘Schaduwrijk’ bezoeken, dat treft men een wereld aan waarin alles ‘beschimmeld en bedorven’ is, waarin alles wat verwarrend en chaotisch overkomt en waarin het zoeken naar een uitweg tot resultaat heeft, dat men naar gevoel aan het ‘dolen’ is in het ingewikkelde patroon van een ‘doolhof’. Doorgaans heeft men in het ‘Schaduwrijk’ alleen maar te maken met ‘grootstedelijke’ verschijningsvormen, vanwege het simpele feit dat alles wat in de natuur ‘groeit’ in het duister niet tot ‘bloei’ kan komen. Bovendien is natuur ‘leven’ en leven is ‘Licht’ en juist dat ‘Licht’ ontbreekt in het duister. ‘Licht staat ook voor onbaatzuchtige Liefde’ en door de geheel of gedeeltelijke ontkenning van het eigen ‘Ego’, de beperkte wijze waarop echte ‘Liefde’ daardoor tot uitdrukking gebracht kon worden en de beperkte ‘beeldvorming’ die men doorgaans van het ‘leven’ in het algemeen had, is men na het overlijden niet of nauwelijks in staat om zich aan hogere ‘energieniveaus’ te refereren. Door de geringe ‘energiefrequentie’ die men dientengevolge vertegenwoordigt, komt men in omgevingen terecht als boven omschreven. Men zoekt in dergelijke omgevingen naar een ‘uitweg’, maar loopt elke keer weer vast of verkeerd. Wat ontstaat omdat men de beperkingen van die lagere wereld gaat interpreteren als ‘verwarring en chaotisch’. Hoe ‘mistroostiger’ of angstwekkender men die lagere wereld ervaart, des te groter de kans is dat men nog dieper het ‘Schaduwrijk’ wordt ingezogen.  De enige remedie tegen deze ‘nachtmerrie’ zou kunnen zijn, om te vragen (bidden) om hulp en zich krachtig te richten op het ‘Licht’ en de hulp die door helpers van het ‘Licht’ wordt geboden, ook daadwerkelijk in ‘Liefde’ te aanvaarden.

De ‘esoterische’ betekenis van het ‘schaduwrijk’.
Overigens moet men het ‘duister of het schaduwrijk’ wel vanuit een ‘esoterische’ perspectief  bekijken. De keuzes tussen ‘Licht en duisternis’ ofwel de keuzes tussen ‘goed en kwaad’, zijn in feite ‘overdrachtelijke’ begrippen. De mens beschikt over een eigen vrije wil en kan van daaruit keuzes maken, hetgeen ‘dualisme’ inhoudt. Het hoeft voor de mens niet altijd ‘goed of kwaad’ te betekenen. Een en ander is slechts een naam die aan bepaalde energieën gegeven worden. Energieën die voor de mens ‘positief of minder positief’ uit zouden kunnen werken. In die zin is ‘goed en kwaad’ arbitrair. Alle energieën zullen uiteindelijk leiden naar ‘harmonie’, door de ontstane ‘discrepantie’ tussen de verschillende mogelijkheden waardoor er ‘groei’ plaats kan vinden. De ‘tegenstellingen of wrijvingen’ kan men in bepaalde gevallen betitelen als ‘goed of kwaad’. Maar in de ruimste zin van het woord werkt dat niet zo.  Het is puur ‘dualisme’ dat in de meeste gevallen leidt tot ‘groei’. De mens dwingt zichzelf altijd tot keuzes. Indien men niet zou kiezen, zou men ‘stilstaan’ of gedwongen worden door de keuzes van anderen om een weg op te gaan, die men zelf niet zou kiezen. Op een bepaald ‘geestelijk’ niveau kan datgene wat voor de mens in eerste instantie ‘negatief’ voorkomt, best ‘positief’ zijn. Dat is dan blijkbaar het ‘levenspad’ die de persoon in kwestie dient te volgen. Dualisme in ‘evenwicht’ leidt tot harmonieuze ‘groei’. Groei in harmonie leidt tot ‘opheffing’ van de noodzaak om in de diepte te ervaren, maar kan zich op hogere energieniveaus verbinden aan ‘leven’ in wording. Daarom kent het ‘schaduwrijk’ dan ook zeven verschillende energieniveaus, waarvan het hoogste niveau geleidelijk aan overgaat in het eerste niveau van het ‘licht’. Men hoeft dus niet altijd in het ‘schaduwrijk’ kommer en kwel te ervaren, maar kunnen er bepaalde keuzes gemaakt worden om vanuit één of meerdere 'lager' gelegen energieniveaus tot ‘groei en inzicht’ te kunnen komen. Waardoor men vanuit die situatie op een bepaald moment wel de overstap naar het ‘licht’ kan maken.

Daarenboven moet gesteld worden dat de functie en de betekenis van het ‘schaduwrijk’ in welke vorm dan ook altijd zal blijven bestaan. Dit vanwege het feit dat uitsluitend en alleen door ‘wrijving’ (wat door ‘dualisme’ in welke vorm dan ook ontstaat), er sprake kan zijn van persoonlijke ‘groei’. Geleidelijk aan is elk menselijk wezen op weg naar ‘vervolmaking’ of zoals men het noemt, naar ‘verlichting’. Naarmate de mensheid in zijn algemeenheid voortschrijdt op weg naar ‘verlichting’, zullen de meest duistere energieniveaus in het ‘schaduwrijk’ zich geleidelijk aan iets minder ‘krachtig’ manifesteren. Waardoor de mens die het ‘Licht’ aanvankelijk afwees, uiteindelijk toch wat eerder het pad naar ‘groei en verlichting’ terug zal vinden. In het volgende verhaal over de weg naar ‘vervolmaking’, zal iets uitgebreider in worden gegaan over het ‘levenspad’ die een ieder te volgen heeft.
 
Leefwerelden of gedachteharmonieën in de Geestelijke Wereld.
Aangezien de ‘leefwerelden’ die men na het overlijden betreedt, ‘gedachteharmonieën vertegenwoordigen van ‘leefomstandigheden’ die men gezamenlijk geschapen heeft en juist deze ‘leefomstandigheden’ sterk afhankelijk zijn van de ‘beeldvorming’ die de tijdelijke bewoners van die wereld er gezamenlijk aan geven, wisselen deze ‘leefomstandigheden’ voortdurend en is de Geestelijke Wereld wat dat betreft tot op zekere hoogte consistent. Met andere woorden de landschappelijke verschijningsvormen en de prachtige werelden die men in het ‘Licht’ aan kan treffen, veranderen wanneer de 'groep' gezamenlijk tot andere 'creaties' van de verschijningsvormen besluiten. Daardoor dient men eventuele gedetailleerde beschrijvingen van de werelden in het ‘Licht’ dan ook meer als ‘richtingbepalend’, dan als de meest precieze weergave van die ‘werelden’ te beschouwen. Maar niettemin geven de 'verslagen' wel degelijk een reëel beeld weer, van wat men in de Geestelijke Werelden kan verwachten.

In de volgende serie verhalen zullen zowel de werelden in het ‘Licht’ als in het ‘Schaduwrijk’ zover het mogelijk is  beschreven worden, om daarmee toch een impressie te geven van wat men na het overlijden zou kunnen verwachten. Dit om als ‘handvat’ te kunnen dienen voor diegenen die zich serieus op een naderend levenseinde willen voorbereiden. Maar nogmaals de vele verslagen die gedetailleerd gegeven zullen worden, dienen hoofdzakelijk ‘richtingbepalend’ te worden opgevat. Deze verslagen zullen voor velen een ‘troost’ kunnen zijn, maar degenen die de verhalen naar het rijk der ‘fabelen’ zullen verwijzen, dienen de consequenties hiervan dan ook volledig voor eigen rekening te moeten nemen. Voor hen zal de negatieve 'ondervinding' dan ook de enige weg tot ‘groei’ moeten zijn, die zij klaarblijkelijk op die manier moeten nemen. 


Inspiratie: literatuur Benjamin Creme
Literatuur Jozef Rulof;
Literatuur lichtsferen.com, Lex Persoon;
Literatuur De oorsprong, Herman van Tuijl;
Persoonlijke doorgeving.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten