zondag 1 mei 2016

Reïncarnatie fictie of werkelijkheid? deel 3

Broeder Martinique.

Vervolg van deel 2



De kennismaking met het kloosterleven.

Toen Martinique bij de eetkamer kwam waren de overige monniken er ook, want de monniken kwamen net van de vroege ochtenddienst uit de Kapel waar zij eerst een gebedsdienst hadden gehad. Martinique werd door de gastmonnik naar een bepaalde tafel gebracht, waar ook andere jonge monniken zaten. Toen hij aanschoof vroeg men natuurlijk wie hij was en waar hij vandaan kwam. Hij beantwoordde in het kort de vragen en er werd vervolgens om stilte gevraagd, want Martinique had te horen gekregen dat er tijdens het eten absolute stilte vereist werd. Dat was de regel binnen de Benedictijner Orde, waarbij een zogenaamde ‘voorleesmonnik’ tijdens het eten hardop uit de Bijbel las. Ook werd er gezongen en gebeden. De rust en de ceremonie tijdens de maaltijd boeide Martinique erg. De verhalen die hij uit de Bijbel hoorde, waren volkomen nieuw voor hem en wekten erg zijn nieuwsgierigheid. Na de maaltijd liep de gastenmonnik direct naar Martinique toe en sloten zij achter in de rij van monniken aan, om in processie al zingend de eetkamer uit te lopen. Al snel verlieten Martinique en de gastenmonnik de groep om op verzoek van de monnik de overgebleven ruïne van de Abdij te bezoeken, die hij graag wilde laten zien. Tijdens het lopen vroeg de gastenmonnik of Martinique een bepaalde voorkeur voor werk had en of hij al enige werkervaring in Parijs had opgedaan. Martinique vertelde hem uitvoerig wat hij zoal gedaan had en wat hij leuk werk had gevonden. Al snel kwamen Martinique en de monnik bij een nog redelijk intact zijnde gebouw van de Abdij, dat bij de brand in de Abdij in 1793 niet echt verwoest was geweest. Het gebouw bleek een werkplaats te zijn met verschillende ruimtes, waar monniken diverse ambachten bleken uit te oefenen. We gingen een paar deuren door en kwamen in een schrijnwerkerij, waar meubels en dergelijke gemaakt en onderhouden werden. Het was een tamelijk grote werkplaats waar een aantal monniken aan het werk waren. De gastenmonnik vroeg of Martinique hier wel wilde werken, wat hij wel graag wilde. Waarop de gastenmonnik hem voorstelde aan de voorman van de schrijnwerkerij en zelf afscheid van hem nam, waarbij de gastenmonnik hem veel succes toewenste. De voorman was een vriendelijke wat oudere monnik en stelde Martinique voor aan de overige monniken die in de werkplaats werkzaam waren. Vervolgens leidde de voorman Martinique naar een monnik die hem moest begeleiden. Martinique had in Parijs al eerder met hout gewerkt, maar dit was weer iets nieuws voor hem, Hij kreeg van zijn begeleider te horen wat hij zou kunnen doen en waar hij een en ander kon vinden.



De kloosterorde.

Die dag dat Martinique in het klooster werk kreeg, was voor Martinique misschien wel een van de mooiste dagen die hij tot dan toe in zijn leven beleefd had. Werkzaam te zijn in een echte Benedictijner Orde, in een klein dorpje in een prachtig heuvellandschap van Noord Frankrijk. Met bovendien gratis werk, eten en onderdak binnen een groep mensen die allemaal buitengewoon vriendelijk en betrokken naar elkaar waren. Bovendien straalde van alles rust en harmonie uit, waar hij diep in zijn hart eigenlijk wel erg naar verlangde. Het voelde als dezelfde vorm van ‘geborgenheid’, die hij in zijn opvoeding bij Lisette en haar moeder ook wel vaak gevoeld had, maar door het naderende vertrek van Lisette er opeens niet meer was geweest. Omdat alles nieuw was, vond Martinique alles leuk en spannend. De uren in de schrijnwerkerij waren weliswaar zeer gebroken, omdat er tussentijds zang en gebedsdiensten gehouden werden, maar dat trok hem eigenlijk ook wel aan. Die afwisseling gaf hem rust en tijd voor bezinning, waardoor hij even bij kon komen en op zijn gemak aan Parijs en Lisette kon denken. Hij vroeg zich voortdurend af, hoe het met hen zou gaan en nam zich voor om zodra hij daar toe kwam, een brief naar hun te sturen. Ondertussen had Martinique in de schrijnwerkerij kennis gemaakt met een jonge monnik die wat ouder was dan hij. De monnik heette Laurence en was onder meer erg bedreven in het maken van ingewikkelde houtverbindingen. Hij was twee jaar ouder dan Martinique en was drie jaar geleden al in de kloosterorde getreden. Met hem moest Martinique voortaan een kamer in de boerenhoeve delen. ’s Avonds na het completen (slotgebed na het avondeten), gingen Laurence en hij naar de slaapkamer die voor Martinique nieuw was. Die dag in de kloosterorde was het kwart voor acht ’s avonds dat zij in hun kamer kwamen. De spullen van Martinique waren door de gastenmonnik al van het zijn vorige kamer naar de tweepersoonskamer gebracht. De kamer was eenvoudig ingedeeld en bestond uit twee houten bedden, met op elk bed een matras van stro, een peluw als kussen en een een dikke warme deken. Verder een tafel met twee stoelen en voor elk een gebedenboek, een gezangenboek en een kleine Latijnse Bijbel voor ons beiden.

Om acht uur moesten we formeel slapen, maar Laurence wilde mij eerst alles over de Benedictijner Orde die volgens de Regel van Benedictus leeft, vertellen. Laurence zei, voor 1796 hadden we hier in Orval zwijgplicht, maar toen bestond de hele Orde uit ca 150 monniken en bestonden we nog officieel als zelfstandig Benedictijner Orde. Toen moesten we ons nog strikt houden aan de Regel van Sint Benedictus, zoals dat in het Generaal Kapittel is verwoord. Maar in 1796 is na de verwoesting van de Abdij, de Orde officieel opgeheven. Nu is alles van de Orde eigendom van de Franse staat geworden en werd de inventaris verbeurd verklaard. Dit alles in het kader van de Franse Revolutie. Wij werden voorgesteld om de keus te maken: ‘of uit te treden uit de Orde met behoud van pensioen en arbeid, in dienst van de Franse staat. Of in de Orde te blijven zonder pensioen en met zeventig procent van de inkomsten rechtstreeks aan de Franse fiscus.’ Wij kozen voor het laatste omdat wij toch graag binnen de Orde wilden blijven. Het gevolg was dat 120 monniken uit traden met inbegrip van de toenmalige Abt en dat er 30 monniken achterbleven, die de Orde trouw wilden blijven. Uit eigen gelederen is er toen een Prior gekozen en hebben we de Regel van Benedictus iets versoepeld. We hebben ons toen verspreid over twee boerenhoeves in de buurt van de oude Abdij en proberen we op een absoluut bestaansminimum binnen de Orde te overleven. Zodoende praten we nu in plaats van de zwijgplicht op gedempte toon.






De oude Abdij.

Maar ik zal je eerst wat over de oude Abdij vertellen, zei Laurence. De Abdij bestond uit een kerkgebouw, een kloosterhof, een kapittelzaal, een grote zaal voor bepaalde ceremoniën, een ziekenverblijf, een gastenverblijf, een smederij, een smelterij, een timmerwerkplaats, een schrijnwerkerij, een archief, een boekbinderij, een bibliotheek, een apotheek, een bierbrouwerij, een wijnbottelarij, een bakkerij, een keuken, een refter, een lavabo bij de gaanderij, een mortuarium en een columbarium. Verder nog uit akkerbouwlanden, wijnbouwlanden, een paar watermolens voor het graan en een voormalige ijzermijn. De mijn is vanzelfsprekend dicht. Op een paar bunder akkerbouwlanden na, waar we nu van leven, is alles naar de plaatselijke bevolking gegaan. Het zelfde geldt voor de wijnbouw. De watermolens zijn op één na ook naar de bevolking gegaan. Een deel van het kerkgebouw hadden de Revolutionairen geplunderd, vernield en afgebroken. Wat van de kerk over was hebben we in de kleine Kapellen op de twee boerenhoeves weer opnieuw gebruikt. Hopelijk zal de Abdij ooit weer opgebouwd gaan worden, dat wordt ons vanuit het Bisdom beloofd. Maar de Revolutionairen hebben wel alles van ons afgenomen en vernietigd, doch onze Orde en ons geloof hebben zij uiteindelijk niet van ons af kunnen nemen. Zodoende zijn we min of meer ‘ondergronds’ gegaan en proberen we het kloosterleven in ere te houden.




De Regel der Monniken.

De Regel der Monniken is een klein boekje dat als leidraad voor het kloosterleven wordt gebruikt. Het houdt in dat slechts in ‘afzondering van de wereld, in verborgenheid en in stilte, in evangelische onthechting, in armoede en handenarbeid, in liefde tot Jezus Christus en in leven tot God het ware monnikenleven verwezenlijkt kan worden’. Op deze wijze beschouwt men de ‘Regel der Monniken’ als de Ziel van het zuivere monnikenwezen, de waarachtige beleving van het evangelie en de strikte navolging van Jezus Christus. Het boekje bestaat uit niet langer dan twee uitgebreide hoofdstukken. Na een voorrede, die een uitnodiging bevat om tot God te komen en om diens roepstem te volgen, bevat hij 73 kleine hoofdstukken die kort zijn samengevat. Het eerste deel van het boekje handelt over de abt zelf en het geestelijke leven, dat de abt in de kloostergemeente moet onderhouden, moet leiden en moet voeden. Het tweede deel van het boekje behandelt de meest praktische vragen. Vragen over bijvoorbeeld: de verschillende functies in het kloosterleven, over de dagorde, de maat van eten en drinken, de kleding, de werkzaamheden, de relaties met de buitenwereld en de rekrutering. In de Regel der Monniken wordt breed ingegaan op de taak van de Abt. De Abt moet de monniken vooral leiding geven in het geestelijk leven en daarom volgt na het aan hem gewijde hoofdstuk, een lijst met deugden en goede werken, die voor de monnik als ‘werktuigen’ voor zijn geestelijk leven dienen. Vervolgens gaat de Regel uitvoerig over ‘gehoorzaamheid, zwijgzaamheid en over nederigheid’. Uitvoerig wordt ingegaan op de eigenschap van de deugd, waarbij de monnik in twaalf stappen zich die deugd eigen dient te maken. Het geheel steunt op de gedachte aan Jezus Christus tegenwoordigheid, die zo de grondslag vormt van het beschouwende gebedsleven. De structuur van de Regel der Monniken maakt daarbij ook duidelijk, dat het gebed voor St. Benedictus het voornaamste werk van de monnik is. Heel de dagorde wordt dan ook bepaald door de gebedsuren, die de monnik nooit mag overslaan. Verder heeft St. Benedictus nooit beoogt zijn monniken iets nieuws te leren. Hij voert hen onder geleide van het evangelie langs een korte en rechte weg naar Jezus 
Christus en tot God.

Na deze uitvoerige inleiding van Laurence over de Benedictijner Orde en de Regel der Monniken, vroeg Laurence aan Martinique of hij alles begrepen had en of hij nog vragen had. Martinique zei dat hij geboeid naar zijn uitleg had liggen luisteren en eerst alles op hem in wilde laten werken. Misschien dat hij er later op terug zou komen als hij wat meer ervaring in de kloosterorde had opgedaan. Martinique bedankte hem uitvoerig voor zijn verhaal, waarna zij besloten om te gaan slapen want het was de volgende ochtend weer vroeg dag.




Definitieve toetreding tot de kloosterorde.

De volgende dagen binnen de kloosterorde vlogen voorbij. Tegen het einde van de eerste week kwam de gastenmonnik Martinique vragen wat hij van het kloosterleven had gevonden en wat hem het meest gefascineerd had. Martinique vertelde hem dat behalve de dagelijkse werkzaamheden in de schrijnwerkerij, de zeven koor- en gebedstijden verspreidt over een etmaal hem erg aangesproken hadden. De afwisseling van arbeid en geestelijke bezinning vond hij erg aangenaam en ervoer hij als een pret verleden ook al met dergelijke afbeeldingen hadden beziggehouden. Er waren veel reproducties van Bijbelse voorstellingen in de handel, ook op klein formaat die als voorbeeld zouden kunnen dienen. Waarop Martinique zei: ‘ik werk in een schrijnwerkerij en dat werk doe ik eigenlijk al jaren, maar ik weet van mijzelf dat ik goed kan tekenen, zou ik ook eens een Bijbel mogen illustreren’? Dat mag altijd, maar dan moet bewezen worden dat jij dat ook inderdaad kunt en vervolgens moet er toestemming aan de Prior van de Orde worden gevraagd. Martinique antwoordde: ‘geef mij een voorbeeld van een bepaalde illustratie en ik teken dat zo na’. Waarop de gastenmonnik een grote Statenbijbel pakte, een mooie illustratie opzocht en Martinique vroeg: ‘teken deze afbeelding maar na!’. Daarop zocht Martinique een vel papier en potloden en ging vervolgens aan het werk. De volgende dag hoefde Martinique niet naar de schrijnwerkerij en besteedde de hele dag aan het natekenen van de redelijk ingewikkelde afbeelding in de Statenbijbel. Tegen het einde van de dag was hij klaar en kleurde de tekening zorgvuldig in, waarbij hij de kleuren van het voorbeeld probeerde te overtreffen. Zelf was hij erg tevreden met het resultaat. Toen ’s avonds Laurence en de gastenmonnik na hun arbeid bij Martinique kwamen, stonden zij versteld van zijn werk. De gastenmonnik reageerde buitengewoon enthousiast en stak dat niet onder stoelen of banken. Ook Laurence stond versteld. Beiden zeiden, wij wisten niet dat jij zo goed kon tekenen. Jouw tekening is veel mooier dan het voorbeeld in de Bijbel! Waarop de gastenmonnik zei, ‘ik laat het meteen aan de Prior zien’. Even later kwam hij terug met de Prior zelf, die persoonlijk zijn complimenten maakte.  De Prior zei: ‘ik zal een verzoek indienen bij het Bisdom om werk voor jou vrij te kunnen maken, want aan zo een goede illustrator mag niet voorbij worden gegaan’. Het duurde daarna ook niet lang of er kwam bericht vanuit het Bisdom, dat hij als illustrator aan het werk mocht gaan. Ook was er een ongeïllustreerde Statenbijbel toegestuurd waarmee hij aan de gang kon gaan.


Vervolg van deel 3







Geen opmerkingen:

Een reactie posten