zondag 1 mei 2016

Reïncarnatie fictie of werkelijkheid? deel 4

Broeder Martinique.


De bevestiging van het noviciaat en het werk als illustrator van de Statenbijbel.

Vanaf dat moment hoefde Martinique niet meer in de schrijnwerkerij te werken en kon hij zich hele dagen bezig houden met het illustreren van grote Statenbijbels. Vanaf het moment dat Martinique officieel met zijn werk begon, verbaasde hij iedereen binnen de kloosterorde met zijn professionaliteit en het prachtige resultaat ervan. Martinique voelde zich tevreden en gewaardeerd, wat ook bleek uit het feit dat de gastenmonnik op een dag bij hem kwam met de mededeling over toetreding tot de Orde. Het was inmiddels het jaar 1812 waarin Martinique 21 jaar zou worden en waarin hij formeel een verzoek had gedaan om in de Cisterciënzer Orde der Benedictijnen opgenomen te mogen worden. De gastenmonnik kwam zoals gezegd op een dag bij hem en zei dat hij uitvoerig met de Prior van de Orde gesproken had en dat het geen probleem was om hem binnen de Orde op te nemen. Hij zei dat Martinique de juiste contemplatieve instelling had om in de Religieuze Orde toegelaten te kunnen worden en dat hij gelet op zijn leeftijd zich tot dan toe zeer wijs had uitgedrukt. Bovendien was men ook zeer ingenomen met het feit dat hij de Orde als Bijbel illustrator kon komen versterken. Hij zei dat menigeen binnen de Orde met inbegrip van hem zelf, zeer tevreden over hem was en dat een noviciaat voor hem geen probleem zou zijn. De gastenmonnik zei dat hij met de Prior afgesproken had, dat zijn officiële noviciaat de eerstkomende zondag in de ochtenddienst bevestigt zou worden. Martinique was blij met deze mededeling en verheugde zich op die komende zondag. Na zijn bevestiging tot Novice voelde hij zich opeens een echte priester en was hij trots op zijn habijt met kovel (gewijde gewaad voor bepaalde religieuze diensten). Het noviciaat zou een jaar duren waarna de ‘professie’ ofwel de kloostergelofte afgelegd zou worden. Wel had hij de opdracht gekregen om zich in het komende jaar te verdiepen in de ‘psalmen, de gregoriaanse gezangen en de koorgebeden’. Vooral de gezangen en de koorgebeden diende Martinique dat jaar zoveel mogelijk uit zijn hoofd te leren. Voor Martinique was alles nieuw voor hem en doordat hij zich tot dan toe nooit met studie bezig had gehouden, hij was al voor zijn veertiende jaar gaan werken, werkte hij met genoegen het hele jaar door aan deze opdracht. Ook zijn werk als Bijbel illustrator (tekenaar) vervulde hij met plezier en had hij halverwege het jaar bericht van thuis gekregen, dat men zeer verrast was geweest met zijn keus om toe te treden tot een kloosterorde. In eerdere berichten waren zij al blij geweest, dat het hem goed ging en dat ‘leven en werk’ hem beviel. Wel hadden zij het destijds jammer gevonden dat hij niet doorgereisd was naar familie van de moeder van Lisette in Liège. Die familie had hem zeker met open armen ontvangen en er alles aangedaan om het hem zo aangenaam mogelijk te kunnen maken. Ook hadden zij zich zeker ingespannen om werk voor hem te zoeken. Maar niettemin respecteerden zij de keus van Martinique en wenste zij hem het beste toe in zijn leven. Lisette en haar moeder zouden zodra de gelegenheid zich voor zou doen hem eens bezoeken waar hij nu was. In die tijd was reizen een hele onderneming en werkte men bijna zeven dagen in de week. Ook maakte men dagen van meer dan 10 uur. Daarom was Martinique in al die jaren zelf ook niet in de gelegenheid geweest om Parijs te bezoeken. Zodat zij al die jaren het contact maar zoveel mogelijk schriftelijk hadden gehouden. Vooral Lisette hoopte dat hij gelukkig zou worden als monnik en schreef hem dat zij hem miste, maar dat zij altijd met veel liefde aan hem dacht. Martinique schreef op zijn beurt dat zij altijd welkom waren in de kloosterorde waar hij nu zat en dat zij op kosten van de Orde, twee dagen binnen de Orde mochten verblijven en dat er speciale gastenkamers waren, waar zij konden slapen.



De komst van Lisette en haar moeder.

Na een jaar lang hard te hebben gestudeerd en met veel plezier Bijbel illustraties had getekend, kwam de datum in zicht voor het afleggen van de kloostergelofte. Martinique had zich erg op de plechtigheid verheugd en had met Lisette en haar moeder afgesproken dat zij deze professie mee zouden maken. Gelukkig kon Lisette die, inmiddels in een nieuwe werkkring al uitgebreid haar ‘draai’ gevonden had, vrij krijgen van haar werk om samen met haar moeder Martinique te bezoeken. De vrijdag voor de afgesproken ‘professie zondag’ had Martinique met de gastenmonnik afgesproken, dat Laurence en hij vrij konden krijgen tussen het Noon van 14 uur en de Vespers van 18 uur later in de middag. Laurence moest met hem mee omdat minimaal twee monniken zich buiten de klooster commune mochten begeven. In dit geval dus, de tot klooster commune omgebouwde Boerenhoeve, omdat alle Abdijen in het begin van de jaren negentig van de achttiende eeuw volledig door de Franse Revolutionairen waren vernietigd. Op de bewuste vrijdagmiddag waren Laurence en Martinique al op tijd de voettocht naar het dorpje Orval begonnen. Martinique wist dat omstreeks drie uur ’s middags de Postiljon uit Bouillon aan zou komen. Zijn hart klopte van opwinding bijna zijn keel uit toen Laurence en hij het kleine dorpje naderden. Opeens zag Martinique in de verte dat Lisette en haar moeder al gearriveerd waren en hen stonden op te wachten. Dichterbij gekomen begon Martinique op afstand al te rennen, Lisette zag dat en liep snel naar hem toe. Toen Martinique bij Lisette aangekomen was vlogen zij elkaar geëmotioneerd om de hals, waarbij er rijkelijk tranen van vreugde vloeiden. Daarna begroette Martinique zijn pleegmoeder hartelijk die eveneens tranen in haar ogen had gekregen. Ook Laurence die inmiddels dichterbij gekomen was begroette de twee vrouwen hartelijk. Eenmaal de begroeting achter de rug, keken Lisette en haar moeder met verwondering naar de kleding van de beide monniken. Kleding bestaande uit ‘een bruine habijt, kovel, koord en zilveren kruis’. Ook het haar dat als een soort ringband om het hoofd geknipt was, met van boven een stukje kaal op de schedel, viel hun erg op. Jouw priestergewaad met alles daarbij staat je erg goed zei Lisette tegen Martinique, ergens past het ook wel bij jouw karakter. Zelf zou ik nooit voor zo een leven gekozen hebben, maar als jij je daarbij gelukkig voelt dan heb ik daar vrede mee. Zei Lisette.




De Professie
.
Onderweg naar de klooster commune in de Boerenhoeve, hadden Lisette, haar moeder en Martinique elkaar heel wat te vertellen. Laurence had als buitenstaander weinig op te merken en liep zwijgend met het gezelschap mee. Lisette zei dat haar relatie met de marktkoopman Guillaume zich zodanig ontwikkeld had, dat zij een voorgenomen huwelijk al druk aan het voorbereiden waren. Zij hadden het voornemen om over een paar maanden te gaan trouwen. Guillaume haar vriend, die in de Markthallen werkte, heeft in de buurt van de Markthallen van Parijs een huis gevonden, die niet al te duur is. Tegen de tijd dat ze zouden trouwen, konden ze ook de woning betrekken. Lisette verheugde zich enorm op de trouwdag en vroeg of Martinique er niet bij kon zijn. Dat wilde hij graag, maar of dat toegestaan zou worden wist hij niet, tenslotte was hij monnik en waren de regels binnen de Orde buitengewoon streng. Hij beloofde Lisette in elk geval om het te vragen. Ondertussen waren zij met hun vieren bij de grote Boerenhoeve aangekomen, waarbij Lisette zich verwonderde over hoe deze boerderij tot een klein klooster was verbouwd. Een klein soort klooster te midden van de landerijen in het buitengebied, waar een handjevol monniken konden verblijven. Compleet met een klein kerkzaaltje, gebed- en biecht ruimtes, een studiezaaltje en met woon-en slaapgelegenheden. De gastenmonnik die hun verwelkomde, bracht Lisette en haar moeder direct naar het slaapvertrek waar zij twee nachten konden verblijven. Hij vertelde hoe laat het eten werd opgediend en hoe de dagindeling van de monniken waren. Vervolgens wenste hij de twee vrouwen een prettig verblijf en schonk Martinique alle vrijheid om zich de twee dagen volledig met de vrouwen bezig te kunnen houden. Hij hoopte wel dat Lisette en haar moeder de dagindeling van de monniken zouden respecteren en dat zij graag welkom waren bij de ‘zang- en gebedsdiensten’. Dat beloofden de vrouwen en vervolgens kon Martinique zijn aandacht volledig op Lisette en haar moeder richten. Laurence wenste de vrouwen eveneens een prettig verblijf en trok zich verder terug. Martinique was geweldig blij met de komst van de vrouwen en deed er alles aan om het verblijf voor hen zo plezierig mogelijk te maken. Hij liet hun uitgebreid zien hoe zij leefden en werkte en liet hun ook wat van de omgeving zien. Zij wandelden en praatten veel en hadden elkaar over en weer veel te vertellen. Voor Martinique voelde het in die dagen alsof hij zelf even ‘thuis’ gekomen was, in plaats van dat de vrouwen naar hem toegekomen waren. Uiteraard werden er heel veel herinneringen naar boven gehaald en voelde hij in die dagen ook weer de sterke band die hij met Lisette had gehad. Uiteindelijk was Lisette van kleinst af aan zijn liefdevolle verzorgster geweest en zonder daarbij haar eigen moeder teniet te doen, was Lisette ook zijn moeder, vriendin, grote zus en enige vertrouweling geweest. Een vertrouweling met wie hij alles kon bespreken en met wie hij zijn gevoel ook altijd volledig kon delen. Zij begreep hem als geen ander en maakte zich ook vaak zorgen over hem, als het hem even niet goed ging. Zij kende zijn sterke en zwakke punten en hadden elkaar altijd erg lief gehad.

De tijd na het vertrek van Lisette en haar moeder.

Onnodig om te zeggen, dat het bezoek van Lisette en haar moeder omgevlogen was en dat die twee dagen eigenlijk voor Martinique veel te kort waren geweest. Het verblijf iets te verlengen was niet mogelijk geweest, omdat die twee dagen nu eenmaal de regels van de Benedictijner Orde waren geweest. Uiteraard had Martinique ten volle genoten van het verblijf en was het afscheid hem emotioneel zwaarder gevallen, dan dat hij dat tevoren had geschat. Het vertrek van Lisette en haar moeder had hij op een soort gelijke manier ervaren, als zijn eigen vertrek destijds uit Parijs, maar nu als volwassen persoon en vele jaren later gevoelsmatig toch zwaarder. Ook Lisette was erg geëmotioneerd geweest en liet menige traan vloeien toen de Postiljon uit het dorp Orval vertrok. Hij en Laurence hadden de twee vrouwen weer weggebracht en na het vertrek heeft Martinique nog lang staan nakijken, zelfs nog een poosje nadat de koets volledig uit het zicht verdwenen was. De dagen daarna had bij Martinique een ‘leegte’ achtergelaten, die hij nooit op die manier gevoeld had. Het voelde alsof er letterlijk iets bij hem weggenomen was, iets wat hem erg dierbaar was geweest. Bijna een gevoel alsof er een dierbaar persoon hem ontvallen was, althans zo stelde hij dat gevoel voor. Het had had hem qua gevoel ook erg doen herinneren aan het gevoel, dat hij als driejarig kind na de arrestatie en het wegvoeren van zijn eigen moeder had gevoeld. Dagen zo niet weken had hij dagelijks als peutertje gehuild om zijn moeder, dit ondanks de liefdevolle verzorging en toewijding die Lisette in die tijd aan hem besteedde. Nu kreeg hij notabene als volwassene dat gevoel weer terug, nadat Lisette weer uit zijn leven verdwenen was. En misschien wel weer even sterk als weleer. Natuurlijk besefte hij dat zij elkaar weer regelmatig zouden schrijven en dat ook met elkaar afgesproken hadden. Maar dat is toch anders dan dat je elkaar in levende lijve ontmoet. Maar hij besefte ook dat hij nu als monnik van 22 jaar in een streng religieuze kloosterorde in Noord Frankrijk leefde en als monnik niet zomaar vrij kon krijgen om naar Parijs te gaan. De bezoeken moesten dus zoveel mogelijk van Lisette zelf komen en dat was het, dat hem nu na het vertrek van Lisette wat extra neerslachtig maakte. Lisette had het voornemen om te gaan trouwen en dat gunde hij haar met alle liefde, want zij was inmiddels al 33 jaar en wilde zij nog kinderen krijgen dan begonnen de jaren te tellen. Hij begon te beseffen dat hij als monnik met handen en voeten aan de kloosterorde verbonden was en zou een bezoek van hem aan Parijs er weleens nooit meer in kunnen zitten. Een soort kilte overviel hem en maakte hem op dat moment erg eenzaam. Hij zou het in elk geval met zijn gastenmonnik en mogelijk ook met de Prior bespreken of hij bij het trouwen van Lisette aanwezig mag zijn.



De afwijzing van de Prior.

Omdat Martinique vond dat de aanstaande trouwerij van Lisette belangrijk genoeg was om persoonlijk te bespreken met de Prior van de Orde, om een aantal dagen vrij te kunnen nemen, verzocht hij om een nader gesprek met de Prior. Twee dagen later vond dat gesprek plaats en legde Martinique uitvoerig uit, waarom hij graag een paar dagen vrij wilde hebben om de trouwerij bij te kunnen wonen. De Prior had daar zelf alle begrip voor en had het ook graag willen doen, ware het niet dat de Regels van de Orde dat niet toestond. En buiten de Regels van de Orde om te gaan handelen, dat kon hij voor zichzelf niet verantwoorden. Bovendien was er tussen Lisette en hem geen bloedverwantschap en had de familie hem nooit officieel geadopteerd, maar hem om sociale redenen in huis opgenomen en grootgebracht. Bovendien zouden er dan twee monniken vrijaf moeten hebben en op kosten van de Orde een week naar Parijs moeten gaan. Dat verzoek voor familiebezoek kon de Prior op zijn beurt ook niet aan de Bisschop doen. Dus helaas was er geen mogelijkheid voor Martinique om naar Parijs te kunnen gaan. Dit was voor Martinique een hevige teleurstelling waarop hij niet echt gerekend had. Hij was er vanuit gegaan dat voor zo een belangrijke gebeurtenis als een trouwerij, er altijd wel een uitzondering gemaakt kon worden. Zelfs als het een overlijden in de familie was geweest, dan had dat in de situatie van Martinique waarschijnlijk ook nog problemen opgeleverd, volgens de Prior. Toch wel enigszins ontdaan door deze mededeling van de Prior ging Martinique naar de gemeenschappelijke huiskamer van de commune. De paar aanwezige monniken die op dat moment niet ergens anders aan het werk waren, vingen hem begripsvol op en waren zeer betrokken met hem. Zij probeerden op welke manier dan ook hem wat troost te geven, gezamenlijk met hem in gebed te gaan en drongen er bij hem op aan, om zo snel mogelijk een bericht te sturen naar Lisette, zodat Lisette wist waar zij aan toe was. Martinique zag toen ook wel in dat het schrijven van een brief aan Lisette het enige was, wat hij kon doen. Teleurgesteld en enigszins gelaten en berustend in zijn lot, ging hij naar zijn kamer om het vervelende bericht aan Lisette op schrift te stellen. De volgende dag kon hij later op de middag naar Orval om het bericht bij de Postkoets af te geven. Het versturen van het bericht deed hem pijn en maakte hem na het vertrek van Lisette naar Parijs, nog neerslachtiger dan hij al was. Hoe blij en verlangend Martinique ook eerder naar het bezoek van Lisette uitgekeken had en hoe fijn hij het bezoek van Lisette ook gevonden had. De grote vreugde en blijdschap voor en tijdens het bezoek van Lisette was eensklaps verdwenen en had plaats gemaakt, voor een gevoel van somberheid en neerslachtigheid die hij in jaren niet meer zo gevoeld had.

Geleidelijk aan in een melancholische toestand.

De afwijzing van de Prior om de trouwerij van Lisette bij te kunnen wonen, had Martinique de dagen na het gesprek volledig van slag gebracht. Hij had het niet meer dan humaan gevonden om onder deze omstandigheden naar Parijs af te kunnen reizen. Enerzijds begreep hij de argumenten van de Prior wel en kende hij natuurlijk ook de Regels van de Orde, maar anderzijds had hij gedacht dat er voor bijzondere omstandigheden wel uitzonderingen gemaakt konden worden. Tenslotte had hij behalve Lisette en haar moeder, die hem groot gebracht hadden, in feite niemand in de wereld. Zij waren eigenlijk zijn enige familie. Dat zo een uitzondering niet gemaakt kon worden, kon hij gevoelsmatig niet begrijpen. Het maakte hem eenzaam en confronteerde hem op een harde manier met de werkelijkheid waarin hij leefde. Een Priesterorde met een regelgeving die op geen enkele manier de vrijheid gaf, om in bijzondere situaties ook maar enigszins er van af te kunnen wijken. Hij voelde zich van de een op de ander dag als een ‘vogel gevangen in een kooi’. Wel de wereld om zich heen waar te kunnen nemen, er een mening over te kunnen hebben, over de minder positieve kanten van het leven als Priester te moeten bidden, maar voor de rest er geen deel vanuit te kunnen maken. Zelfs in de meest bijzondere omstandigheden niet. Met deze harde werkelijkheid werd hij geconfronteerd en had het hem op zijn zachts gezegd een flinke ‘dreun’ gegeven. Hij vond het diep in zijn hart, in wezen in strijd met het geloof dat door de Orde werd uitgedragen. Het aanbidden van ‘Hogere Machten’ die niets anders dan ‘liefde en zorg voor de naasten’ voor ogen hebben en daar een hele religieuze Orde voor opgericht hebben, maar als het er op aankomt het zelf niet toe willen passen. Zo voelde het voor hem.Vooral het lijden van Christus had hem altijd erg aangesproken en daarvoor droeg hij ook dit Priestergewaad met als symbool het kruis van Christus. Juist Christus die iedereen liefhad en voor de zonden van de mens gestorven was, een humane evangelie verkondigd had en juist in opstand gekomen was tegen de beklemmende en mensonwaardige opvattingen van de Joodse Leer. Een leer dat destijds voor het Joodse volk weinig ruimte liet, om op een humane manier een samenleving op te kunnen bouwen. Die Christus, die alleen maar Liefde vertegenwoordigt, die aanbidden zij in deze religieuze Orde. Maar als het erop aankomt zelf moeilijk tot humaan handelen, instaat blijkt te zijn, zo voelde het voor Martinique. Het des illusioneerde hem en plaatste hem op een harde manier in de dagelijkse werkelijkheid waarin hij leefde.


Vervolg deel 5

Geen opmerkingen:

Een reactie posten