zaterdag 17 november 2012

De 'lichtsferen' in de Geestelijke Wereld deel 6

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Werelden waar andere natuurkundige wetten gelden, waardoor zij zich voor ons als 'gedachtenwerelden' manifesteren, maar net zo werkelijk en concreet in hun beleving zijn als onze wereld. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtingbepalend’, dan als de meest actuele ‘weergave’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Van alle 'lichtsferen' houden de beschrijvingen hoofdzakelijk 'sfeerimpressies' in, om in het kort weer te kunnen geven van wat men zoal in de lichtsferen kan verwachten. Vanzelfsprekend zijn alle zeven 'lichtsferen' werelden op zich, waar mogelijk miljoenen mensen in kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten en beschrijft de literatuur van Jozef Rulof over de ‘zesde sfeer in het Zomerland’, daar het volgende over:

De zesde sfeer in het Zomerland.
Alcar was met Jozef, voor dat men gereed was om verder te gaan, eerst de ‘geestelijke’ woning van Alcar in de vijfde sfeer binnengetreden. Doch in de woning van Alcar waren nog meer hoge entiteiten aanwezig. Even tevoren had Alcar zich verwijderd met de mededeling dat hij zo terug zou keren. Eén van de entiteiten kwam in de woning op Jozef af en zei: ik ben ‘Cesarino’, één van de geestelijke Meesters van jouw leider Alcar. Jozef begon al wat te vermoeden, hij had al een gevoel gekregen waarom Alcar zich even teruggetrokken had. Bovendien had Alcar al eerder gezegd, dat hij met Jozef niet hoger kon gaan dan zijn eigen sfeer. Jozef begreep in een flits wat er ging gebeuren. Wat jij voelt is juist Jozef, ben je gereed mij te volgen? Jozef durfde niets te zeggen, hij voelde zich in dit hoge gezelschap zo verschrikkelijk ‘nietig’, maar gaf de hoge entiteit te kennen, dat hij gereed was. Op het zelfde moment voelde hij zich opgenomen en zweefde hij met Cesarino de zesde sfeer tegemoet. Jozef keek onderwijl naar Cesarino en viel hem op dat deze hoge Meester wel erg ‘jong en welgeschapen’ was. Cesarino zag er niet ouder uit dan een jongeman van vijf en twintig en zou volgens Alcar meer dan drieduizend jaar oud zijn. Weinig sprak de hoge Meester tot hem maar liet hem tijdens het hogerop gaan heel veel ‘voelen’. In deze sfeer werd niet gesproken, alles verliep via ‘gedachten en gevoel’. Steeds zweefden zij verder, tot op een gegeven ogenblik het ‘uitspansel’ uiteen ging en een geweldig mooi, maar ‘krachtig’ licht hen bescheen.    

Het ‘licht’ uit de zesde sfeer kwam tot hen, dadelijk zullen wij hier binnentreden Jozef, liet Cesarino weten. Jozef voelde nu hoe het nodig was geweest, om al eerder door bepaalde ‘energieën’ bestraald te zijn geweest. Het krachtige ‘licht’ van de zesde sfeer drong door hem heen, maar hij kon zich staande houden en verder gaan. Welk een wonderbaarlijk mooi landschap openbaarde zich nu plotseling voor hen? Hier in de zesde sfeer leefde ook Meester Ubroinius. Hoe mooi was alles. Het firmament straalde een zilver- en goudachtige lichtschijnsel uit. Het weerkaatste in al het leven in deze sfeer, het ene leven ‘weerspiegelde’ zich als het ware in het andere leven. Cesarino keek hem aan en glimlachte. In zijn glimlach voelde Jozef de geweldige ‘liefde’ die hij bezat. Jozef kon zijn geluk niet op. Deze hoge geestelijke Meester begeleide hem naar ‘heilige’ oorden in de zesde sfeer, het was voor hem bijna niet te geloven. Daar voor hem lag de sfeer, die Alcar al eerder de ‘muzieksfeer’ noemde. Geestelijk muziek zal je nu te horen krijgen Jozef, liet Cesarino weten. Stel je er op in! Wij betreden nu verder deze sfeer totdat wij de plaats bereikt hebben, waar de geestelijke Meesters vertoeven. Na een poosje ‘daalde’ Cesarino. Voor hen lag een diep dal, met in het midden daarin een grote tempel, die zich ‘hemelhoog’ verhief. Het bleek een immens grote ‘muziektempel’ te zijn. Door het dal liepen verschillende wegen, die naar de tempel leidden. Overal waren de prachtigste bloemen in de meest exotische tinten. Zij stonden nu boven op een hoge berg en spoedig zouden zij naar het dal afdalen.

Vanaf de berg waar zij stonden hadden zij een geweldig uitzicht over het dal. Kunstig waren alle wegen aangelegd in het prachtige landschap beneden hen. Hier was Jozef in een waar paradijs. Duizenden entiteiten zag hij, zij begaven zich allemaal op weg naar de tempel. Velen baden en lagen geknield alsof zij zich op een grote en zeer belangrijke bijeenkomst afstemden. In deze paradijselijke omgeving kon men zich ‘geestelijk’ goed voorbereiden. Het leek alsof men hier één met al het ‘leven’ was, alles straalde een ontzaglijke ‘liefde’ uit. Andere gebouwen dan de ‘tempel der muziek’ waren hier niet. De natuur was overweldigend mooi, over alles lag een ‘witgoudachtig’ lichtschijnsel. Prachtige hemelhoge fonteinen, her en der op de mooiste plaatsen in het landschap gesitueerd, met schitterend aangelegd ‘groen’ nam Jozef in de vallei beneden zich waar. Het dal was een soort ‘trechter’. In het midden van het dal rees de prachtig ontworpen tempel, waar de Meesters musiceerden. Nadat Jozef alles met veel ontzag in zich opgenomen had, liet Cesarino hem weten dat zij af zouden dalen. Meer dan ‘majestueus’ stond de prachtige tempel daar midden in het dal. Naarmate zij de tempel naderde werd het gebouw steeds mooier en mooier. Beneden aangekomen keerde Jozef zich om en keek naar de imposante berg waar zij net vandaan waren gekomen. Honderden entiteiten volgden nog dezelfde weg waar zij zich nu bevonden, allen droegen schitterende ‘geestelijke’ gewaden, die stuk voor stuk veel ‘licht’ uitstraalden. De gewaden waren van een andere ‘geestelijke’ substantie dan in de vorige sfeer. Elke sfeer kent kennelijk zijn eigen geestelijke substanties waar alles uit bestaat

Links en rechts van hen groeiden vele vruchten en Jozef vroeg zich af hoe zij zouden smaken. Cesarino ving de gedachten van Jozef op en gaf hem toestemming een van de vruchten te plukken. Toen Jozef een vrucht wilde plukken, vloeiden deze opeens uiteen. Jozef schrok geweldig. Cesarino liet hem weten dat hij in zijn Aardse ‘Geesteslichaam’ te grof was voor de hemelse vruchten in deze sfeer. Weer had Jozef een geestelijke les geleerd. Cesarino legde zijn arm om Jozefs schouder en zei: beleving Jozef is ondervinding en ondervinding is ontwikkeling in de geest. Deemoedig kwam Jozef weer tot zichzelf en vervolgden zij hun weg. Spoedig naderden zij de tempel, het was een machtig gebouw dat een geestelijk ‘licht’ uitstraalde die Jozef amper kon verdragen. Tenslotte vertegenwoordigde Jozef in ‘uitgetreden’ toestand nog een ‘Aards’ lichaam met een totaal andere energie.

De Geestelijke muziek.
Duizenden entiteiten waren de tempel binnen getreden, velen kwamen uit de zevende sfeer van het Zomerland. Een vreemde ‘kracht’ hielp Jozef de tempel binnen te gaan. De tempel was van binnen wonderbaarlijk mooi en leek volmaakt. Ergens in het midden van de tempel namen Cesarino en Jozef plaats. Overal in de tempel bloeiden bloemen, ook in deze tempel was de natuur van buiten op kunstige wijze in de tempel doorgezet. De architectuur was van binnen ‘bolvormig’ met overal rondingen, scherpe hoeken zag men niet. Alles van binnen leek ‘diep en oneindig’ zoals ook het leven is, met een gevoel op nog hogere ‘levens’ te zijn afgestemd. Het hele gebouw was volgestroomd en het werd stil, want allen voelden dat men met de muziekuitvoering zou beginnen. Cesarino zat naast hem en liet hem weten dat hij spoedig de mooiste ‘geestelijke’ muziek te horen zou krijgen. De zesde sfeer Jozef, is de ‘muzieksfeer’ op het Goddelijke niveau, muziek op een nog hoger ‘geestelijker’ niveau bestaat er in de Geestelijke Wereld niet. Vandaar dat er overwegend veel geestelijke Meesters uit de zevende sfeer aanwezig zijn. Jozef zat alles verwachtingsvol in zich op te nemen, maar wat was dat? Hij zag op enige tientallen meters van hem vandaan ‘licht’ uit de aarde komen. Het was als een ‘waas’ dat langzaam omhoog steeg, om zich boven alle hoofden te verspreiden. Steeds verder kwam het ‘licht’ totdat het overal bleef hangen. De zachte stem van Cesarino kwam in zijn gedachten en zei: ‘Geestelijke noten Jozef, de muziek die men hier speelt’. Wonderlijk dacht Jozef, telkens zag hij allerlei kleuren in het licht, tot het veranderde in een ‘lichtblauwe’ waas. Jozef voelde dat hij met het ‘licht’ verbonden werd en begreep opeens de betekenis ervan. Het was alsof iemand ‘adem’ haalde en er een jong ‘leven’ werd geboren.
Met het ‘licht’ hoorde Jozef zacht ‘aanzwellende’ melodieuze klanken, die een en ander in de ‘lichtnuances’ begeleidde. Jozef voelde zich opeens op Aarde, ver weg van deze sfeer alsof hij opnieuw geboren werd.

Vanuit de verte hoorde hij nu de melodieuze muziek als op de ‘wind’ gedragen tot zich komen. Het eerste ‘ademhalen’ voelde hij door zich heengaan, hij zag de ‘muzikale’ klanken in verschillende kleuren van ‘licht’ en hoorde de Meesters de zachte melodieuze muziek vertolken. De zachte muziek was het ‘ontwaken’ van het jonge leven op Aarde. In kleuren van ‘licht en melodieuze klanken’ werd hem hier getoond wat hij ‘voelde en beleefde’, evenals alle aanwezigen in de tempel. ‘Kleurenlicht’, dat waren de muzikale noten en klanken waaruit de melodie bestond, hoe was dat mogelijk? Het ‘licht’ veranderde geleidelijk en de muziek hoorde hij steeds dichterbij komen. Op Aarde zag hij een klein wezentje geboren worden en door de moeder liefdevol ontvangen en verzorgd worden. De muzikale uitvoering bleek dus een ‘levenssymfonie’. Begonnen op Aarde om in de geestelijke ‘sferen’ te eindigen. Het ‘leven’ op Aarde werd hier in muziek vertolkt. Wat Jozef eerder in ‘beeldende kunst’ had waargenomen werd hier in prachtige muziek vertolkt. Jozef zag het ‘licht’ nu veranderen, de muziek werd steeds mooier en klankvoller, het mensenkind op Aarde ‘groeide op’ er was voor hem niets dan geluk. Jozef zag het kind nu voor zich spelen, door melodieën begeleid. Steeds mooier en duidelijker werden de kleuren en de muziek geleidelijk aan ‘krachtiger en voller van klank’. Het kind groeide op en hij ‘voelde’ aan de muziek dat het kind inmiddels al tien jaar was geworden. De leeftijd en het geluk van het kind, schenen in kleuren van ‘licht en klanken’ tot uitdrukking te komen, de muziek groeide langzaamaan tot een ‘machtig’ geheel. Jozef voelde zich één worden met het kind en niet alleen Jozef maar alle aanwezigen in de tempel voelde het zelfde.

Bij de muziek in de zesde sfeer speelt 'gevoel en beleving' een zodanige rol, dat men al gauw 'geestelijk' opgenomen wordt en zacht 'deinend' op de noten en de klanken van de melodie, zelf deel uit maakt van de hemelse muziek die in 'kleuren-, licht- en klanknuances' ten uitvoering wordt gebracht. Een orkest zoals wij dat op Aarde kennen is er niet, het aanwezige publiek wordt als het ware 'ondergedompeld' in het geheel van muzikale klanken die zich in de tempel manifesteert. Men is dus niet zoals op Aarde alleen maar luisterend publiek, maar naar 'gevoel en beleving' wordt men als het ware één met de klanken van de melodie. Daarenboven beleeft men ook zowel in 'gevoel als in beelden' van wat de muziek voor een verhaal aan het vertellen is. Het is alsof men een 'film', die door muziek wordt begeleidt, de werkelijkheid ook helemaal zelf beleeft en er tot op zekere hoogte zelf deel van uit maakt.

De muzikale Meesters daalden vervolgens ‘liefdevol’ af in de kinderziel en speelden in prachtige melodieën wat het kind mee maakte en voelde. De muziek vertolkten in de meest letterlijke zin de ‘innerlijke’ gevoelens van het kind. Telkens veranderde het ‘licht’, de kleuren steeds feller en het leven op Aarde schreed voort en voerde strijd, leed en smart. De muziek ‘zwol’ aan en kreeg andere klanken waarin het ‘leven’ verborgen lag. Weer ging het leven verder, de kleuren feller en de muziek ‘smartelijker’. Nu vloeide alles ineen tot een machtig gebeuren. Zwaarder werd het leven, het kind was inmiddels volwassen geworden en Jozef voelde en hoorde ‘leed en smart’. Telkens zag Jozef de kleuren en het ‘licht’ veranderen en beeldde de muziek het ‘leven’ in prachtige muzikale klanken ten volle uit. De symfonie bereikte geleidelijk aan haar hoogtepunt, aan het Aardse leven zou spoedig een einde komen. Weer veranderden de kleuren in prachtige nuances, de muziek werd zachter en milder. Het leven op Aarde werd lang niet meer zo heftig als voorheen, het helde naar een zacht verlangen over. Nu voelde Jozef ‘geluk’, maar aan de kleuren en de beelden zag hij dat het van korte duur zou zijn. Steeds inniger werd dit voor hem. Nu vervaagden de kleuren geleidelijk, wat zou dat te betekenen hebben? De muziek ‘stroomde’ door hem heen, werd steeds scherper en harder en de kleuren werden van fel rood tot groen. De duistere ‘uitstraling’ van de Meesters in het ‘kwaad’. De kleuren waren ‘grillig’ en  voelde wreed, hij voelde de vreselijke invloed van de ‘duistere sferen’. Slechts ellende voorspelde dit alles. Rommeliger werd de melodie, lichtend en flitsend de kleuren, de 'beelden' heftiger. Het ‘kwaad’ in de mens openbaarde zich. Het manifesteerde zich door vernietiging, ‘volkeren voerden oorlog’ in een alles verwoestende strijd. De kleuren veranderde in vreselijke tinten, dood en verderf vierde hoogtij. De muziek ging in een vreselijk lawaai over en liet Jozef ‘sidderen’. De kleuren scheurden plotseling woest uiteen, aan het ‘leven’ dat in een muzikale ‘levenssymfonie’ ten gehore was gebracht, was plotseling een eind gekomen. De heftige muziek stopte, de klanken stierven 'zachtjes' weg en de ‘levenssymfonie’ was ten einde.

Hier was in ongekende en indrukwekkende ‘muzikale klanken’ een levenssymfonie getoond. Een levenssymfonie van een jongeman, in het verre verleden geboren en als jong volwassene in één van de gevoerde oorlogen tussen volkeren gestorven. Na een bepaalde tijd het 'licht' bereikt en daarna gestegen tot een geestelijke Meester in de zesde sfeer. Het was een ‘levenssymfonie’ zoals ieder mens een ‘symfonie’ van het leven heeft. In ieder leven liggen overeenkomstige taferelen, elk menselijk wezen kent ‘liefde, leed en smart’. Toch is niet één leven gelijk, alle mensen zijn verschillend. Daarom is ‘Geestelijke’ muziek onuitputtelijk en kent het geen grenzen. Langzaam voelde Jozef zich terugkeren en ‘ontwaken’. Hij was in een bijzondere ‘geestelijke’ toestand geweest. Geestelijke krachten hadden hem geholpen want alleen had hij dit nooit zo kunnen beleven. De ‘hemel’ dankend voor al dit moois verlieten Jozef en Cesarino de tempel der muziek. Diep onder de indruk en ontroerd gingen allen heen.



Inspiratie: literatuur Jozef Rulof./Persoonlijke doorgeving.
          

Geen opmerkingen:

Een reactie posten