donderdag 17 januari 2013

De Dood deel 4

Vroegtijdige levensbeëindiging.

Euthanasie.
Euthanasie, ‘genadedood of genadedoding’, zijn benamingen voor ‘opzettelijk levensbeëindigend handelen’ door een ander dan de gedode persoon, maar wel op diens verzoek. Deze definitie is afkomstig van de Nederlandse Staatscommissie voor euthanasie (1985) en wordt gehanteerd door zowel de Nederlandse als de Belgische wetgever. Ook hulp bij zelfdoding door een arts valt onder deze definitie. Het doel moet zijn: ‘een einde te maken aan uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt’. De meeste verzoeken komen van mensen die een ziekte hebben waaraan zij ook zullen overlijden. In 80 procent van de gevallen zijn dit kankerpatiënten, die zelf hun tijdstip van overlijden willen kiezen, zodat verder ondraaglijk en uitzichtloos lijden hen bespaard wordt. Daarnaast moet de arts aan verschillende eisen voldoen en moet de patiënt op de hoogte zijn en inzicht hebben in zijn ziekte en de behandelmethodes. Euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor is euthanasie strafbaar, als er niet aan de zorgvuldigheidseisen wordt voldaan. De arts moet aan de lijkschouwer melden dat er euthanasie is toegepast. Deze bekijkt hoe en met welke middelen het leven is beëindigd. Vervolgens stuurt hij de verplichte en overige belangrijke stukken naar één van de toetsingscommissies. Deze commissie beslist of de euthanasie op de juiste manier is toegepast. Wil de patiënt euthanasie, dan moet hij of zij een euthanasie verklaring laten opstellen. Belangrijk is dat het verzoek van te voren met de huisarts of specialist besproken wordt. Het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium, zodat de patiënt voldoende tijd heeft om op zoek te gaan naar de arts, die deze hulp ook daadwerkelijk wil verlenen. De tekst van de euthanasieverklaring moet helder zijn en maar voor één uitleg vatbaar zijn, maar dan nog heeft de patiënt geen garantie. Er bestaat namelijk geen ‘recht’ op euthanasie. In Nederland mogen mensen om euthanasie vragen vanaf hun zestiende jaar.

In Nederland ijvert sinds 1973 de ‘Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde’ voor maatschappelijke aanvaarding van euthanasie. In de laatste decennia is euthanasie bij een steeds groter deel van de bevolking een geaccepteerde methode voor levensbeëindiging geworden. Uit onderzoek is gebleken dat de nabestaande van iemand die door euthanasie overlijdt, het rouwproces goed of zelfs beter aankunnen dan nabestaanden van iemand die een natuurlijke dood sterft. Dit heeft vooral te maken met de voorbereiding. De familie kan beter afscheid nemen, omdat er door de hele procedure die gevolgd wordt, er openlijk en actief over de naderende dood gesproken wordt. Uit onderzoek blijkt dat jaarlijks ruim 4000 mensen zelf een eind aan hun leven maken door in overleg met naasten te stoppen met eten en drinken, of door medicijnen te slikken. In driekwart van de gevallen beoordelen naasten deze methoden als een waardig levenseinde. 

Euthanasie vanuit esoterisch standpunt.
Het sterven is een noodzakelijk proces om over te kunnen gaan naar de Geestelijke Wereld, het lijden in de meeste gevallen niet. Het is uiterst moeilijk voor een persoon te spreken, die verschrikkelijk lijdt en die verlost wil worden uit dit lijden, terwijl de patiënt in de meeste gevallen geen begrip heeft over een leven na de dood. De Geestelijke Wereld keurt euthanasie niet af, maar wijst wel op de mogelijke ‘karmische’ gevolgen die deze daad in bepaalde gevallen wel kan hebben. Hetgeen inhoudt dat niemand zich aan zijn ‘levenskarma’ kan onttrekken, maar dat men eens in een volgend leven, het niet opgedane of resterende ‘karma’ op een andere wijze weer zal moeten ‘doorleven’. De Geestelijke Wereld wil niemand ernstig zien lijden, maar het besluit om het leven te beëindigen is een gebeuren dat volledig onder de verantwoordelijkheid van de mens zelf valt. Als men op een gegeven moment geen enkel vooruitzicht meer heeft, om het leven op een normale manier voort te kunnen zetten en men ziet dat men anderen door dit lijden veel verdriet aan kan doen, zelfs de ander hierdoor emotioneel kan schaden, dan is voortijdige levensbeëindiging gerechtvaardigd. Dit wordt niet gerekend als zelfmoord en is niet iets waarmee men ‘zwaar’ karma op zich laadt. Men is bij ernstige, levensbedreigende ziektes en ondragelijk lijden, al bewust bezig te sterven als men euthanasie laat plegen of als men daartoe de eerste aanzet geeft. Men is dan eigenlijk al bezig het leven te beëindigen, zoals men in een normaal verloop van het proces het leven zou beëindigen.

Bij sommige mensen die nog een zwaar ‘karma’ hebben in te lossen, is het vaak niet juist om euthanasie te plegen, hoe zwaar dit voor de betrokkende ook kan zijn. Juist door hun lichamelijk lijden door te maken, dit lijden te ondergaan, kunnen zij door dit zware ‘karma’ te doorleven weer tot inlossing van dat ‘karma’ komen. Dit is niet iets waarvoor je de Geestelijke Wereld verantwoordelijk kunt stellen. Het is zoals in alle gevallen, dat de mens zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen ‘levenskarma’. Zelf verantwoordelijk is voor alle aspecten die in dit ‘levenskarma’ voor kunnen komen. Als een persoon langdurig buiten bewustzijn is en niet meer wilsbekwaam is om zelf te kunnen beslissen, dan is het de verantwoordelijkheid van de arts en van de familie om verregaande beslissingen te kunnen nemen. Deze verantwoordelijkheid zal dan geen ‘karma’ voor de betrokkene of voor de nabestaanden laten bestaan. Bij abortus zou men van hetzelfde kunnen spreken. Hier zou men eveneens niet in alle gevallen ‘karma’ hoeven op te laden. Er zijn bij abortus situaties dat men vanuit de ‘geest’ om redenen, een conceptie plaats laat vinden, zonder dat dit ‘karmische’ gevolgen heeft. Om conceptie plaats te laten vinden, terwijl men vanuit de ‘geest’ weet dat de vrouw dit kind niet wensen zou, maakt de Geestelijke Wereld om bepaalde ‘karmische’ redenen met betrekking tot de ‘in te dalen geest’, soms gebruik van deze mogelijkheid, wetende dat er van abortus gebruik gemaakt zal worden. Wat vanuit de mens als onbegrijpelijk voor zou komen, kan vanuit ‘geestelijk’ perspectief om diverse ‘karmische’ redenen toch als zinvol gezien worden. Men maakt dus soms vanuit ‘geestelijk’ perspectief gebruik van de afwijzende instelling van de vrouw en de hele situatie  daar omheen. Maar doorgaans is abortus een zaak, dat wanneer het kind wel voorbestemd was te blijven leven, dit wel degelijk ‘karmische’ gevolgen heeft voor de vrouw die voor abortus besloten heeft. Hetgeen ook in de meeste gevallen de situatie is. 

Veelal zijn het onbewuste keuzes die vanuit de ‘wet van oorzaak en gevolg’ (levenskarma) destijds al in het ‘incarnatieprogramma’ waren vastgelegd. Soms heeft de één bij een sterfbed een zware beproeving om ‘karmische’ redenen nodig en soms gaat het bij de ander eveneens om ‘karmische’ redenen ‘snel en abrupt’. Voor nabestaanden wordt een sterfbed vaak als iets ‘positiefs’ ervaren en een abrupt levenseinde als iets negatiefs.  Indien men plotseling sterft, zullen de nabestaanden het missen dat men geen afscheid heeft kunnen nemen. Doch indien men langzaam sterft, zullen vele nabestaanden zeggen dat het langdurig lijden zinloos was, maar het wel waarderen dat zij uitgebreid afscheid hebben kunnen nemen. Vanuit het ‘levenskarma’ creëert de mens doorgaans zelf op welke wijze men het levenseinde ingaat. Op dat punt krijgt de ziel wat het nodig heeft, door de keuzes die men eerder al ‘onbewust’ heeft gemaakt. In bepaalde situaties vinden er sterfgevallen plaats door ‘rampen en calamiteiten’, waarin veel mensen collectief heengaan en abrupt uit het leven worden weggehaald. Ofschoon anderen dat moeilijk zullen begrijpen, heeft dat om dezelfde redenen vaak te maken met ‘groeps- of landskarma’, gelieerd aan zwaar ‘levenskarma’ uit nog eerdere levens. Geen mens zal dat gemakkelijk kunnen begrijpen en er lang over na kunnen denken over de ‘zin’ van dit soort collectieve gebeurtenissen. Zowel het één als het ander heeft altijd te maken met een bepaalde achtergrond van niet bewuste keuzes, voortkomend uit een bepaald ‘levenskarma’. En dat het voor de geest van de betrokkenen, altijd een ‘leerschool’ was om daarmee ‘inzicht of afsluiting’ in een bepaald ‘karma’ te kunnen verkrijgen. Zodat de betrokkenen in een volgend leven vanuit een ‘schone’ lei, verschoond van enig belastend ‘karma’ zich geestelijk verder kan ontwikkelen.
    
De wens om al of niet eerder te sterven.
Indien de mens op welke wijze dan ook, de ‘vitaliteit of levensenergie’ in zichzelf niet meer voelt en zich volledig overgeeft aan het ‘hogere of spirituele’ aspect, dan zal de persoon in kwestie eerder kunnen sterven. Doch als de mens nog ‘karmische’ verbindingen heeft of juist door te sterven een bepaald ‘karma’ denkt te kunnen ontlopen, waarvan hij of zij zich op dat moment niet bewust van is, dan zal het ‘karma’ de betrokkene aan het leven blijven binden totdat het ‘karma’ is doorleefd. Vaak is het voor anderen moeilijk te begrijpen, waarom de één gemakkelijk overgaat en de ander zwaar moet lijden. Zoals reeds eerder geschreven  heeft dit te maken met de energie en de ‘kracht’ van het levenskarma. Alleen de wens om snel te kunnen sterven en geen pijn te hoeven voelen is niet voldoende. Een en ander moet ‘gedragen’ zijn in overeenstemming met het ‘levenskarma’ dat de mens beheerst.  


Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl



Inspiratie: Het internet. Maitreya's missie, Benjamin Creme. Par Lanto.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten