donderdag 27 december 2012

De 'tussensferen' in de Geestelijke Wereld.

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtinggevend’, dan als exacte ‘beschrijvingen’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Vanzelfsprekend zijn alle sferen in de Geestelijke Wereld, werelden op zich waar mogelijk miljoenen mensen op diverse energieniveaus kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten.

De ‘tussensferen’.
Bij de beschrijvingen van de 'lichtsferen' in de Geestelijke Wereld zijn omwille van het ‘overzicht’  en de omvang van de artikelen geen ‘tussensferen’ beschreven, terwijl deze in werkelijkheid wel bestaan en zijdelings door Jozef Rulof ook wel genoemd zijn. Ofschoon hij niet echt diep op de tussensferen is ingegaan. In de esoterische literatuur worden zij hier en daar wel genoemd en kan er het volgende over geschreven worden. Een tussensfeer is een gebied, dat in alle sferen van het ‘Licht’ zijn bestaansrecht kent en er daarom ook zeven tussensferen in het ‘Licht’ bestaan. Bij de sferen in het ‘duister’ bestaan er geen tussensferen. Telkens gaat aan elke bestaanssfeer in het ‘Licht’, als een soort ‘voorportaal’ een ‘tussensfeer’ vooraf, waar op grond van het geestelijk ‘bewustzijn’ bekeken wordt of iemand  naar de echte ‘lichtsfeer’ door kan gaan. Ofschoon de functie van elke tussensfeer verschilt bij elk opklimmend niveau in het ‘Licht’, kan de tussensfeer op zich noch positief noch negatief genoemd worden. Op het moment dat de ziel, losgekomen van het stoffelijk lichaam de Geestelijke Wereld betreedt, komt elk persoon die overlijdt dus eerst in de tussensfeer. De duur van het verblijf in de tussensfeer hangt van de persoon in kwestie zelf af. Iemand die voor het overlijden geen kennis van de Geestelijke Wereld heeft gehad en daardoor ook veel angst voor de dood heeft gekend, zal mogelijk wat langer in de tussensfeer vertoeven, dan iemand die wel geestelijk ‘bewust’ is geweest en daardoor ook geen angst voor de dood heeft gehad. Ook zal iemand die erg negatief en rancuneus is geweest, mogelijk wat langer in de tussensfeer vertoeven dan iemand die dat duidelijk niet is geweest. Maar iemand wiens karakter zeer positief en vol ‘levensvreugde’ was, zal waarschijnlijk al direct of in zeer korte tijd het geestelijk ‘bewustzijn’ vertegenwoordigen om naar de echte bestaanssfeer door te kunnen stromen.

Met geestelijk ‘bewustzijn’ wordt overigens bedoeld: ‘bewust van de overgang en de hele situatie daar omheen, zoals de acceptatie van de stoffelijke dood, met daaraan gekoppeld de eventuele ‘slaap’ waarin men gebracht wordt om tot rust te komen na de overgang. Hierna volgt dan een ‘astrale’ reiniging om het laatste leven door zich heen te laten gaan en het leven daarna van zich ‘af te wassen’. Wanneer dit alles volledig geaccepteerd wordt door de ziel, is er vervolgens sprake van geestelijk ‘bewustzijn’. De ‘astrale’ reiniging en het van zich ‘af te wassen’ geschiedt in dit geval onder ‘hoogfrequente’ energie, begeleid door hogere entiteiten vanuit het ‘Licht’.  Zoals gesteld ‘passeert’ een ieder de tussensfeer alvorens de daadwerkelijke sfeer in het ‘Licht’ te kunnen betreden. Wanneer men voor of direct na het overlijden al het juiste geestelijke ‘bewustzijn’ heeft, zal men er slechts zeer kort in hoeven te verblijven of er mogelijk al direct  door heen kunnen gaan. In alle andere situaties zou het verblijf in de tussensfeer, wellicht langer of voor sommigen soms zeer lang kunnen gaan duren. Afhankelijk van de ‘geestelijke’ toestand van de persoon in kwestie en de wijze waarop de persoon de Geestelijke Wereld betreedt, volgt er voor sommigen ook een langere periode van ‘slaap’ om tot geestelijke stabiliteit te kunnen komen. Vooral degenen die veel met oorlog en geweld te maken hebben gehad, kunnen soms lang tot zeer lang in de tussensfeer verblijven en ook onder bepaalde omstandigheden in ‘slaap’ gehouden worden, voordat zij aan een volgende incarnatie toe kunnen zijn. Is men uiteindelijk toch toe aan een nieuwe incarnatie, dan zal dat mogelijk vanuit de tussensfeer gebeuren en wordt dat een ‘onbewuste’ incarnatie genoemd. Bij een 'onbewuste' incarnatie vindt er doorgaans geen uitgebreide voorbereiding voor een nieuw leven op Aarde plaats, waardoor de persoon in kwestie willekeurig ergens op Aarde zou kunnen incarneren. Hetgeen bij bepaalde personen afhankelijk van de ‘zielehoogte en de karmische achtergrond’, best wel consequenties voor de verdere ontwikkeling van de ziel zou kunnen hebben.

Dezelfde ‘onbewuste’ incarnaties kunnen zich eveneens voordoen bij grofstoffelijk ingestelde personen die ‘noch goed noch kwaad’ zijn ingesteld, maar over een zodanig lage ‘gevoelsafstemming’ beschikken, dat het na hun overlijden ontbreekt aan datgene waardoor er ook maar enigszins een vorm van geestelijk ‘bewustzijn’ kan ontstaan. Het gevolg is dat zij in een toestand van volledige ‘onbewustheid’ kunnen verzinken, waarin ze blijven tot de volgende incarnatie zich aandient. Hetzelfde kan zich voordoen bij een snelle ‘weder belichaming’ door bijvoorbeeld een ongeval, waardoor om bepaalde 'karmische' redenen en het ontbreken van enig spiritueel besef, er binnen een paar jaar na hun dood weer een incarnatie plaats kan vinden. Ofschoon dergelijke situaties relatief weinig voorkomen. Bij een normale overgang naar de Geestelijke Wereld bereidt men onder begeleiding, wel na verloop van tijd een doelbewust en gekozen leven op Aarde voor. Een leven dat dan wel aansluit op de verdere ontwikkeling van de ziel. Zoals gezegd heeft elke tussensfeer een functie die meer gericht is op het vlak van ‘zelfverwerking’ en het verkrijgen van geestelijke ‘stabiliteit’. Maar in geen enkele tussensfeer vindt er ‘schepping’ plaats. Er vindt daar voor de ontwikkeling van de ziel ook geen evolutie of speciale veranderingen plaats, wat wel in de tussensfeer aangrenzende ‘lichtsferen’ het geval is. De tussensfeer op zich is volkomen neutraal, het leidt nergens naar toe, het eist niets en verlangt ook niets. Men blijft precies zoals men is, alsof de ziel zich geplaatst ziet onder een glazen stolp. Maar in de tussensfeer kan men wel tot ‘zelfkennis en inkeer’ komen en alles evalueren en analyseren. Een proces dat doorgaans in samenwerking met de eigen ‘gids’ geschiedt of door hoge entiteiten vanuit het ‘Licht’ begeleid wordt. In de tussensfeer heeft men daarom ook de gelegenheid om op ‘krachten’ te komen. Men wordt hier zuiver geconfronteerd met zichzelf en wanneer men zichzelf geaccepteerd heeft zoals men daadwerkelijk is, kan men verder gaan.

In de tussensferen denkt men na, men evalueert, men mediteert, men rust, men slaapt, men heelt zichzelf en wanneer er tot communicatie gekomen wordt, komt vroeg of laat de vraag naar voren: ‘ben ik al toe aan verandering?’ En wanneer er door hogere entiteiten ontkennend wordt geantwoord, dan wordt er per individueel geval een verdere ‘slaap of sluimertoestand’ gecreëerd. Maar wanneer het antwoord bevestigend is, dan ontstaat er een geestelijk ontwaken in het ‘Licht’, waardoor de persoon in kwestie doorgaat naar de eigen ‘lichtsfeer’ om zich daar verder te kunnen ontwikkelen. In de zeven bestaanssferen van het ‘Licht’ kent men overigens geen ziektes of gebreken in welke vorm dan ook. Men heeft daar alle aardse invloeden achter zich gelaten en is men ‘geestelijk’ bevrijd. Met andere woorden, niet elke overgang verloopt altijd ‘vlekkeloos’ en indien er aan het overlijden veel leed of lijden vooraf is gegaan, zal men in de ‘tussensfeer’ tot zichzelf moeten komen voordat er eventueel een ‘ontwaken’ in het ‘Licht’ plaats zal kunnen vinden. Waar men vanzelfsprekend in wordt bijgestaan. Naarmate men in hogere tussensferen komt zal het ‘geestelijke’ aspect meer een rol gaan spelen ter voorbereiding op doorstroming naar de hogere bestaanssferen in het ‘Licht’. Zo is het ook met kleine kinderen. De vierde bestaanssfeer in het ‘Licht’, is bij uitstek de sfeer waar kleine kinderen voor hun zevende jaar in opgevangen worden. Al naar gelang de ‘zielehoogte en de karmische achtergrond’ geldt dat eveneens voor wat oudere kinderen. Al deze kinderen verblijven in deze ‘lichtsfeer’ tot zij de volwassen leeftijd hebben bereikt. Na het bereiken van de volwassen leeftijd, zullen zij eerst een bepaalde tijd in de tussensfeer komen die ‘gelieerd’ is aan hun oorspronkelijke  sfeer, om te wennen aan de omstandigheden die overeenkomen met de aard van de sfeer waar men geestelijk in thuis hoort.

Wanneer men nog verder komt in de tussensferen en men kijkt naar zielen die tot de allerhoogste ‘lichtsferen’ behoren, dan heeft de tussensfeer op zo’n hoog niveau nog steeds een functie, maar dan van een andere aard. Op dat hoge niveau heeft de tussensfeer meer een functie om eventueel inzage te kunnen hebben op het ‘leven in de fysieke wereld’, op al het leven in de lagere sferen en op alles wat ver buiten het gezichtsveld van de hoogste sferen valt. Dan is de tussensfeer meer een ‘visueel’ scherm waarop communicatie wordt gepleegd. Een 'scherm', waarop alles zichtbaar gemaakt kan worden zonder dat men het zelf als ziel aan den ‘lijve’ hoeft te ondervinden. Overigens moet men aan het woord 'scherm' niet de betekenis geven die wij mensen er aan geven, maar moet men het wellicht meer zien op de wijze, waarop in de zesde sfeer een muziekuitvoering ten gehore wordt gebracht. Men heeft daar ogenblikkelijk inzage in alles wat er op een lager niveau zich af kan spelen, zowel visueel als in gevoel en in beleving. Daarnaast zijn de tussensferen gebieden waar men allemaal in eerdere incarnaties mee te maken heeft gehad. Men kan in de tussensferen wachten op degenen waar men op Aarde een ‘band’ mee heeft gehad, omdat in de tussensfeer tot op zekere hoogte een ‘neutrale’ energiefrequentie heerst. Elk persoon heeft een eigen ‘hoofdtrillingsgetal of energiefrequentie’ en is gelieerd aan een bepaalde bestaanssfeer, waardoor juist in een tussensfeer een ontmoeting met een bepaalde verblijfsduur makkelijker te regelen valt. Voor iedereen zijn de tussensferen aangename sferen om er even een tijdje in te verblijven. Omdat elke tussensfeer een 'voorportaal' is van één van de zeven 'lichtsferen', kent ook elke tussensfeer tot op zekere hoogte al het 'licht, de landschappelijke verschijningsvormen en de leefomstandigheden' van de aangrenzende 'lichtsfeer', waar de betreffende tussensfeer aan gelieerd is. Met andere woorden, men moet een tussensfeer wel degelijk al als een soort 'lichtsfeer' beschouwen, waar het best wel aangenaam vertoeven is.

Tot slot is het de bedoeling dat iedereen in zijn eigen ‘bestaanssfeer’ zijn of haar ontwikkeling blijft vervolgen. Maar voor degenen die in de tussensfeer komen zal er een gevoel van rust ontstaan. Men zal de sfeer ervaren als, ‘ik heb even de tijd voor mezelf en er is niets dat mij op een één of andere manier dwingt’. Ook personen die al lang en breedt in de ‘lichtsferen’ verkeren, kiezen er soms voor om juist in een tussensfeer even te ‘rusten, te mediteren of anderszins hun tijd even te benutten’. Daardoor is het in een tussensfeer soms een ‘druk’ verkeer van diverse zielen, waarin een grote verscheidenheid aan entiteiten en krachten aanwezig zijn. 


Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl


Inspiratie: Lichtsferen. com, Lex Persoon. Jozef Rulof.


woensdag 12 december 2012

'De Hemel bestaat !'

‘Een opmerkelijke bijna-doodervaring van een Amerikaanse Neurochirurg’

De ‘Hemel’ bestaat: ‘de ervaring van een neurochirurg in het hiernamaals’, is de titel van een onlangs verschenen hoofdartikel in het weekblad ‘Newsweek’, dat door de arts Dr. Eben Alexander (58) geschreven werd. Als neurochirurg en docent aan de Harvard Medical School en een aantal andere universiteiten, geloofde Dr. Alexander aanvankelijk dat er alleen maar strikt wetenschappelijke verklaringen te vinden waren, voor de ‘bijna-doodervaringen’ (BDE) die veel mensen beschreven. Hij geloofde zelf niet echt in het bestaan van God of een eeuwig voortbestaan na de dood. Dr. Eben Alexander verhuisde in 2006 naar Lynchburg, Virginia, waar hij onderzoek deed naar minder invasieve vormen van hersenchirurgie, waar hij gerichte X-stralen en digitale scanners bij gebruikte. Toen hij in 2008 echter getroffen werd door een ‘bacteriële meningitis’ en zeven dagen in een zeer diepe coma lag’, bleek al gauw een groot deel van zijn hersenen niet te functioneren. Toen hij op wonderbaarlijke wijze na zeven dagen toch weer tot bewustzijn kwam, verklaarde hij een zeer opmerkelijke ‘BDE-ervaring’ te hebben gehad, die hem nu opeens wel overtuigde over het bestaan van een God en in een ‘bewustzijn’ dat na de dood op een andere manier blijft voortbestaan.

Dr. Eben Alexander was namelijk het volgende overkomen: ‘op een ochtend in de herfst van 2008 werd Dr. Alexander met een intense hoofdpijn wakker en raakte vervolgens binnen enkele minuten volledig verlamd’. Hij werd snel naar de spoedeisende hulp gebracht en binnen enkele uren was zijn hele ‘cortex’ (hersenschors, die het denken, waarnemingen en  vrijwillige bewegingen regelt) volledig uitgeschakeld. Artsen in het ‘Lynchburg General Hospital’ in Virginia, een ziekenhuis waar Dr. Alexander dus zelf ook als neurochirurg werkte, kwamen tot de conclusie dat hij een zeldzame vorm van ‘bacteriële meningitis’ had opgelopen. Zijn kansen om met een volledig uitgeschakelde ‘cortex’ te overleven, werden als absoluut nihil gezien. Zeven dagen lang lag hij in een zeer diepe coma, zijn lichaam reageerde nergens meer op en zijn hogere hersenfuncties waren totaal afwezig. Toen de artsen op de zevende dag in het ziekenhuis met elkaar overlegden, om de behandeling al of niet door te zetten, opende hij van het een op het andere moment ineens zijn ogen. Dr. Alexander vertelde het volgende: ’terwijl de neuronen van mijn cortex totaal verdoofd werden door de aanvallen van de bacteriën, reisde mijn ‘brein-loze’ bewustzijn naar een andere dimensie van het universum’. Een dimensie waarvan ik nooit gedacht had dat het bestond en waarvan ik het mogelijke bestaan voor mijn comateuze toestand, met absolute zekerheid had ontkend. Maar deze dimensie bestaat wel degelijk, precies zoals er in de mystieke literatuur en in de vele ‘BDE-ervaringen’ over geschreven wordt. Wat ik nu naar overtuiging, met mijn volle verstand in die andere dimensie gezien en beleefd heb, heeft mij een totaal andere zienswijze over het leven na de dood gegeven. Een wereld waarin wij blijkbaar veel meer dan onze hersens en ons fysieke lichaam zijn en waarvan ik nu de overtuiging heb, dat de dood niet het einde van ons leven betekent.

Dr. Alexander zegt dat zijn ervaring anders is dan de vele andere ‘BDE-ervaringen’, omdat voor zover hij weet nooit iemand iets dergelijks heeft meegemaakt, terwijl een belangrijk deel van de hersenen compleet was uitgeschakeld. Bovendien stond zijn lichaam tegelijkertijd door zijn directe collega’s onder zeer streng medisch toezicht. Veel wetenschappelijke argumenten tegen ‘BDE-ervaringen’ suggereren dat ze het resultaat van een storing in de ‘cortex’ zijn. De ‘BDE-ervaring’ van Dr. Alexander vond echter plaats toen zijn ‘cortex’ volledig was uitgeschakeld en niet omdat die slecht functioneerde. Dit ontbreken van hersenactiviteit bij Dr. Alexander werd bevestigd door zowel de ernst en de duur van meningitis, als door direct uitgevoerde ‘hersenscans’ en uitgebreid neurologisch onderzoek. Dr. Alexander verklaarde: ‘volgens de huidige medische kennis van de hersenen en het functioneren van het brein, had ik tijdens mijn diepe coma absoluut en op geen enkele manier zelfs, maar een vaag en beperkt bewustzijn kunnen ervaren. Laat staan de ‘BDE-ervaring’ die ik beleefd heb: ‘een hoogst levendige, zeer duidelijke en volkomen samenhangend ‘odyssee’, die men op deze wijze nooit in zo’n situatie ervaren zou kunnen hebben’.

Dr. Alexander beschrijft zijn ‘BDE-ervaring’ tot in detail:  ‘grote aantallen ‘transparante en lichtgevende’ entiteiten zweefden hoog in de lucht en lieten schijnbare golvende lijnen achter zich’. Waren het ‘Engelen’ ? Dat woord gebruikte ik later toen ik al mijn herinneringen op schreef. Maar geen van dergelijke woorden doen recht aan de entiteiten zelf, die totaal verschilden van wat ik ooit op onze planeet gezien heb. Het waren hogere vormen van leven, veel meer ontwikkeld dan het leven op Aarde. Dr. Alexander werd tijdens het grootste deel van zijn reis begeleid door een ‘engelachtig’ wezen in vrouwelijke vorm. Zij was een beeldschone jonge vrouw met hoge jukbeenderen en diep blauwe ogen. Zij sprak tegen mij, zonder woorden te gebruiken, schrijft Alexander. Zij gaf mij al direct na onze ontmoeting een bepaalde boodschap door. Deze boodschap ging als een soort ‘windvlaag’ door me heen en ik begreep direct de essentie van de hele boodschap. Ik wist het direct en heel concreet, zonder dat het enige fantasie van mijzelf zou kunnen zijn. De boodschap betrof drie zaken: ‘ je wordt eeuwig diepbemind en gekoesterd - je hebt niets te vrezen - er is niets dat je verkeerd kunt doen’. Zij vervolgde: ‘wij zullen je straks veel van onze wereld laten zien, maar uiteindelijk zal je terug moeten gaan naar je eigen fysieke lichaam’. Ook deze informatie en alle informatie daarna geschiedde zonder woorden en zonder klank, maar door hun wezenlijke begrip als een soort ‘windvlaag’ rechtstreeks in mij doorgegeven.

Dr. Eben Alexander keerde zoals gezegd na zeven dagen diepe coma, inderdaad plotseling terug in zijn fysieke lichaam. Al de herinneringen aan dit avontuur in een andere dimensie, bleven zeer scherp in zijn geheugen staan en kostte hem maanden om met deze bijzondere ervaring in het reine te komen. Tenslotte geloofde hij eerder niet in een voortbestaan na de dood, maar dit ‘odyssee’ veranderde zijn inzicht voor eens en voor altijd. Dr. Alexander verklaarde: ‘ik ben van plan de rest van mijn leven de ware aard van het ‘bewustzijn’ te onderzoeken en voor mijn collega wetenschappers en de rest van de wereld het feit te bevestigen, dat wij geestelijk veel meer zijn dan alleen ons fysieke brein ons ooit zou doen geloven’. Hij verklaarde verder: ‘het is voor mij een feit dat het materialistische beeld van lichaam en brein als ‘producenten’, in plaats van ‘voertuigen’ voor het menselijk bewustzijn, op den duur niet langer meer vol te houden is’. In plaats daarvan zal er een nieuwe kijk op het ‘denkvermogen en het lichaam’ tevoorschijn komen, wat in feite al geruime tijd aan de gang is. Deze kijk is in gelijke mate ‘wetenschappelijk en spiritueel’ en zal recht doen aan wat de grootste wetenschappers uit de geschiedenis zelf als het hoogste goed waarderen, de absolute ‘waarheid’. Dr. Eben Alexander schreef over zijn volledige reis in het hiernamaals een boek: ‘Proof of Heaven’. A neurosurgeon’s Journey into the Afterlife, dat 23 oktober 2012 voor het eerst werd uitgebracht. Het boek behandelt uitvoerig onderwerpen als: ‘het bewustzijn, de dood nabij en de hemel’, dat voor veel geïnteresseerden in neurowetenschappen en mystiek van belang kan zijn.

Tussen de ‘BDE-ervaringen’ van Dr. Eben Alexander en de eerder op deze ‘blog’ verschenen artikelen over ‘de lichtsferen in de Geestelijke Wereld’ zijn opvallende overeenkomsten. Met name het artikel over de vierde sfeer van het ‘Licht’, waarin Jozef zijn dochtertje ontmoet is zeer interessant. Daarin leest men: ‘kinderen leerden in deze sfeer van het ‘Licht’ geen gesproken taal meer zoals wij dat op Aarde kennen’, maar communiceerde men direct met de innerlijke ‘levensbron’ van de ander. Twee levens ‘vloeien’ tijdens de communicatie als ‘vloeistof’ in elkaar over en begrijpt men in minder dan secondes wat de ander bedoeld, zonder dat er ook maar van enig misverstand of onbegrip sprake kan zijn. De 'vloeistoffen en de windvlaag' moet men in 'metaforische' zin uiteraard als dezelfde methode van communicatie beschouwen. Verder in het artikel ontmoet Jozef een ‘engelachtig wezen in vrouwelijke vorm’, die hem naar zijn dochtertje toe zou brengen. Jozef beschrijft: ‘de vrouwelijke entiteit was in een prachtig ‘lichtgevend’ gewaad gekleed en zij glimlachte al van verre naar hem. O, wat een geweldige  schoonheid vertegenwoordigde zij, beschrijft hij. Naderbij gekomen keek Jozef in twee ‘stralende’ ogen, een gevoel van ‘liefde’ kwam in hem op zoals hij dat nog nooit ervaren had. Ook deze 'liefde' heeft in essentie dezelfde betekenis als de 'liefde' die in de eerste boodschap aan Dr. Eben Alexander gegeven werd. Het 'Licht of de Hemel, zo men wilt' staan synoniem voor Liefde. In de mystieke literatuur is 'Licht het zelfde als Liefde' en is de mate waarin men over onbaatzuchtige liefde beschikt, het belangrijkste gegeven om het 'licht' binnen te kunnen treden.

 Ook in alle volgende artikelen over de sferen van het ‘Licht’ omschrijft Jozef de geestelijke ‘gewaden’, waarin men gekleed gaat als bijzonder ‘lichtgevend’ en in diverse kleuren en schitteringen. Ook Jozef en Alcar zweefden vaak door het firmament als zij op weg gingen naar volgende bestemmingen. Regelmatig kwamen zij ook anderen tegen in het universum, die al van verre als ‘lichtgevende’ entiteiten te zien waren en zich eveneens zwevend voortbewogen. Men verplaatste zich overal in de Geestelijke Wereld doormiddel van ‘gedachtekracht’, waarbij men doormiddel van sterke ‘concentratie en een krachtige wil’ zich al zwevend naar een bepaalde bestemming kon verplaatsen. Hierbij legde men vaak astronomische afstanden af met de snelheid van het Licht.      



Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl


Inspiratie: Publicatie krant. Literatuur Jozef Rulof.




maandag 10 december 2012

Wat verstaat men onder 'licht en duister' deel 2

Wat vooraf ging.
In het voorgaande is uitvoerig ingegaan op de vele werelden in het ‘Licht’. De duistere werelden of het ‘schaduwrijk’ werd buiten beschouwing gelaten maar zijn helaas ook een feit. Voor een beperkte uitleg over deze werelden, zie het verhaal over ‘de Werelden van het Licht’. Maar in het kort komt het op het volgende neer. Al naar gelang men het ‘Licht’ afwijst, zou men in één van de zeven ‘energieniveaus’ van de werelden in het ‘schaduwrijk’ terecht kunnen komen. Net als in het ‘Licht’ zijn er ook in het  ‘schaduwrijk’, dezelfde verscheidenheid aan ‘leefwerelden’ te vinden, waarin degenen die daarin verkeren eveneens zodanig harmoniëren met de ‘perceptie’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij ook in het ‘schaduwrijk’ de beeldvorming van die wereld aan kunnen vullen en gezamenlijk in stand kunnen houden. Daarom zijn ook de ‘leefwerelden’ in het ‘schaduwrijk’ existentieel afhankelijk van de ‘beleving’ van de bewoners die daarin tijdelijk vertoeven. De energiefrequentie die men gezamenlijk in deze ‘leefwerelden’ in stand probeert te houden, is omgekeerd ‘evenredig’ aan de energieniveaus in de werelden van het ‘Licht’. Met dien verstande dat er alleen een beperkte uiting aan ‘activiteiten’ mogelijk zijn en dat er een ‘instinctieve’ verwerping optreedt van alles wat er aan mogelijkheden gecreëerd zouden kunnen worden, die niet passen in de beperkte beeldvorming van de ‘leefwereld’ die men gezamenlijk  in dit schaduwrijk probeert te handhaven. Maar net als bij de ‘sferen van het Licht’ geven ook de verslagen over de werelden in het ‘schaduwrijk’, in hoofdlijnen weer wat men in deze sferen kan verwachten en beschrijft de literatuur van Jozef Rulof er het volgende over:

De duistere gebieden.
Alcar en Jozef zijn onderweg naar de ‘duistere gebieden’. Span al je ‘krachten’ in Jozef, het is een moeilijke tocht, maar het zal je veel wijsheid en inzicht geven, zei Alcar. Al zwevend verlieten zij nadat Jozef uit zijn lichaam was getreden, de Aarde. Zie daar beneden ons de Aarde, zei Alcar. Hoe nietig lijkt zij in dit onmetelijke universum, te midden van vele anderen en nog veel grotere planeten. Hand in hand zweefden zij de duistere sferen tegemoet. Daar voor ons ligt het ‘donkere’ Schemerland, dat aan de ‘duistere’ gebieden grenst, zei Alcar. Wij kennen nog een Schemerland dat hierboven ligt en aan de eerste ‘bestaanssfeer’ in het Licht grenst. Daar is het ook veel lichter en meer in de overeenstemming met de Aarde dan in de  sfeer die wij nu tegemoet treden. Wij gaan echter door dit tweede Schemerland heen om naar de sfeer er onder af te dalen. Het hemellicht zal steeds veranderen, totdat het een roodbruine kleur heeft aangenomen: de ‘uitstraling’ die de mensen in die derde sfeer bezitten. Het licht, waarin zij leven vertegenwoordigt hun innerlijke toestand, net zoals dat ook bij alle andere sferen in de Geestelijke Wereld het geval is. Des te meer ‘liefde’ men heeft en onbaatzuchtiger men is, des te ‘lichter’ is de innerlijke toestand en zal men hoger kunnen stijgen. Des te minder ‘liefde’ men heeft en men zich liefdelozer en egocentrischer opstelt, des te ‘duisterder’ de geest, met de kans lager in de Geestelijke Wereld te kunnen eindigen. Jozef zag het licht veranderen totdat het volledig in een roodbruine gloed veranderd was.  Wat voor een narigheid en ellende zou deze duisternis voor de mensen hier betekenen, vroeg Jozef zich af. Juist niets dan narigheid, zei Alcar. Een echte ‘hel’ zoals men dat op Aarde voorstelt bestaat er niet, maar in deze sfeer zijn de mensen door ‘hartstocht en geweld’ bezeten. Men noemt deze sfeer het ‘land van haat’, zei Alcar. Jozef nam wat zwarte grond in zijn handen, maar dat voelde vreemd en eigenaardig aan. De grond is hier ontdaan van alle ‘kracht en leven’, alles heeft hier een en dezelfde afstemming, zei Alcar. Hier groeit en bloeit niets omdat het leven onnatuurlijk is en er geen levenssappen zijn. 

Land van haat.
Daar voor hen lag een donkere stad. Fel staken de spitse torens af in de roodbruine gloed en kon Jozef alles duidelijk tot in de verte waarnemen. In wezen is dit geen stad, maar meer een land waar men eindeloos kan dwalen zonder daadwerkelijk een einde te vinden, zei Alcar. De mensen sluiten zich in deze stad in hun eigen ‘geestestoestand’ op en zien het einde niet. Men leeft hier in een donkere ‘poel’ van haat, hartstocht en geweld en zullen daar niet eerder van bevrijd zijn, dan wanneer zij zich daar innerlijk van hebben vrijgemaakt. Allen zijn daar schuldig aan, omdat zij hun ‘Aardse’ leven volledig hebben verknoeid. In deze wereld dienen zij zichzelf te leren kennen, totdat zij het vreselijke van hun toestand zelf in gaan zien. Niet eerder dan dat zij tot ‘inkeer’ zijn gekomen, zal er een verandering in hun toestand op kunnen treden en zullen zij eventueel naar een hogere afstemming over kunnen gaan, zei Alcar. Zijn onder deze sfeer nog verschillende toestanden vroeg Jozef? Ja, zei Alcar, in totaal zijn er zeven verschillende sferen in het schaduwrijk. Waar wij nu zijn is het ‘land van haat’. Dan volgt daaronder de ‘demonensfeer’ met twee sub-sferen van ‘dierlijke en voordierlijke’ afstemming. Daaronder het ‘dal van smarten’ met daar weer onder, twee duistere sferen die wij op deze reis niet kunnen bezoeken, omdat daarvoor jouw krachten ontoereikend zijn.  Maar nu zullen wij verder afdalen richting de ‘demonensfeer’, zei Alcar. Daar wil ik je laten zien waar één van de genieën van het ‘kwaad’ in deze zeer duistere sfeer zijn kwalijke werkzaamheden verricht.

Demonensfeer.
Zie, hier zijn we waar ik wezen wilde. We zullen ongevraagd binnentreden, aangezien wij onzichtbaar voor anderen in onze eigen ‘afstemming’ blijven, daar het anders niet mogelijk is om hem die ik wil bezoeken naderbij te komen. Jozef en Alcar stonden voor een zeer eigenaardig gebouw. Het grote gebouw was bolvormig en aan alle zijden staken spitse torens scherp af, waardoor het hele gebouw iets geheimzinnigs kreeg. Bovendien ging er een vreemde invloed van uit. Rondom werd het gebouw zwaar bewaakt, waardoor Jozef begreep waarom zij in hun eigen afstemming moesten blijven, om voor een ieder onzichtbaar te kunnen zijn.  Zij liepen iedereen voorbij zonder opgemerkt te worden en wandelden via een poort het gebouw binnen. Verschillende gangen liepen zij door, totdat zij in een gang kwamen die hen geleidelijk aan naar boven voerde. Bovenaan gekomen kwamen zij in een grote zaal terecht, die een soort laboratorium voor wetenschappelijk onderzoek bleek te zijn. Jozef zag dat er overal ingewikkelde elektronische machines stonden. Het was doodstil in de zaal. Alcar en Jozef liepen verder de zaal in, totdat Alcar stil bleef staan. Alcar wees naar een entiteit even verderop in de zaal, kijk Jozef, dat wezen daar is momenteel het grootste genie, dat wij kennen aan deze zijde. Een genie in het kwaad. Hij voorziet de Aarde van zijn dodelijke uitvindingen, die door zijn medewerkers worden doorgegeven aan degenen, die op Aarde hunkeren naar rijkdom, roem en eer. Hetgeen gebeurt door ‘inspiratie’. Wat op Aarde aan dodelijke en gruwelijke uitvindingen wordt gerealiseerd, wordt door hem en vele andere genieën in het kwaad eerst aan deze zijde tot stand gebracht. Zij die zich op Aarde de wetenschap van de ‘vernietiging’ (wapenproductie e.d.) hebben eigengemaakt en hun energie daarin steken, zijn instrumenten in de handen van deze Meesters in het kwaad. Over de hele Aarde zijn medewerkers van zulke kwade Meesters werkzaam, maar vanuit dit ‘hoofdkwartier’ ontvangen zij hun bevelen. Zij trachten op Aarde het goede te vernietigen om de wereld in hun macht te krijgen. Het zal je duidelijk zijn Jozef, dat hoe meer macht dergelijke wezens op Aarde in handen krijgen, des te groter en kwalijker hun uitvindingen zullen zijn. Helaas leven er op Aarde wetenschappers die hun scherp verstand  voor vernietiging gebruiken en zich door dergelijke wezens als hier geïnspireerd voelen. Wanneer veel geleerden op Aarde zouden beseffen in wat voor handen zij zich bevonden en zij de moed zouden hebben daarmee op te houden, dan zou er veel meer vrede en stabiliteit op Aarde zijn. Maar wat de een aan ‘goeds’ tot stand brengt, wordt door de ander voor het ‘kwaad’ gebruikt. Al wat door het ‘licht’ wordt geïnspireerd zal voor het geluk der mensheid dienen, Jozef. Maar al wat vanuit de diepste ‘duisternis’ komt, dient alleen maar voor vernietiging en voor de meerdere eer en glorie van degenen, die zich door het ‘kwaad’ laten inspireren. 

Dal van smarten.
Kom Jozef, wij gaan weer verder. Ik wil je nog het donkerste van de ‘duisternis’ laten zien, dat is het ‘dal van smarten’. Weer voelde Jozef dat zij ‘daalden’. Eindelijk waren zij op de plek waar Alcar wilde zijn. Jozef stond aan de rand van een groot, onafzienbaar dal. Daar in de diepte leefden mensen. Ondanks de duisternis kon hij ook hier nog de omgeving enigszins waarnemen. Alcar en Jozef daalden af in het dal waar voor zij stonden. In deze sfeer kruipt de mens letterlijk en tracht hij al kruipend tot ‘inzicht’ te komen en een andere levenstoestand te bereiken, zei Alcar. De toestand waarin deze mensen zich bevinden heeft alleen nog maar verbinding met het ‘laag dierlijke’ in de mens. Nog vreselijker dan in de bovenliggende sferen waren deze wezens, die ooit op Aarde mensen waren geweest. Traag was hun gang, zij konden zich nauwelijks voortbewegen. Na elke ‘tred’ bleven zij weer even liggen. Kan een mens zo ‘laag’ zinken om uiteindelijk in deze sfeer te moeten verblijven, vroeg Jozef zich af?. Het leven van al deze mensen is getekend door een en al dood en geweld op Aarde, zei Alcar. Duizenden mensenlevens zijn op Aarde door de wezens in deze sfeer om het leven gebracht, waardoor hun eigen harten zijn verscheurd. Ik zou je veel  gewelddaden en martelpraktijken op kunnen noemen, die niet in je geest op zouden komen, omdat je normaal nooit aan dat soort kwaad zult denken. Maar dat alles is door deze wezens tijdens hun leven op Aarde aangericht. Doch wij zullen ons hier niet aan verbinden, het is voor jou niet mogelijk dit alles te verwerken. Wij zullen terugkeren naar het Schemerland dat grenst aan de eerste bestaanssfeer in het ‘licht’, zei Alcar.

Schemerland.
Snel stegen Alcar en Jozef omhoog door al de donkere gebieden van het ‘duister’, totdat zei uiteindelijk het ‘land van haat’ achter zich gelaten hadden. Geleidelijk ging de inktzwarte duisternis over in een grijze mist. Het donkere Schemerland in waar Alcar en Jozef hun reis begonnen waren. De natuur, zover je van natuur kunt spreken, is hier minder woest, ledig en schraal dan in het ‘land van haat’, zei Alcar. Maar al naar gelang wij verder komen trekt ook deze mist op en verandert de natuur in wat beginnende plantengroei. Het zielenleven bezit in deze sfeer nog enig menselijk gevoel. Vaak zijn de mensen hier direct vanaf de Aarde binnengekomen. Mensen met weinig empathie, niet geheel eerlijk in hun denken, egocentrisch van aard en met nog veel verlangen naar aards bezit. De bewoners van deze sfeer zijn nog aards in al hun doen en laten, zei Alcar. Net als op Aarde bouwen zij hier hun eigen woningen en dragen zij Aardse kleding. Zij hebben nog volledig hun afstemming op de Aardse sfeer en kennen nog geen andere wereld, met als gevolg dat zij hun Aardse leven hier proberen te herscheppen. Zij allen zijn aan deze sfeer gebonden, doordat in hen de ‘liefde en de warmte’ ontbreekt, die een ‘paradijs’ voor hen in het ‘licht’ kan doen openbloeien. Zij verblijven hier totdat er iets in hun geest begint te ontwaken, waardoor zij ontvankelijk worden voor hulp vanuit het ‘licht’ en er enig hoger bewustzijn bij hen begint door te dringen. Alcar en Jozef trokken verder naar het bovenliggende Schemerland dat aan de eerste bestaanssfeer in het ‘licht’ grenst. Daar aangekomen lag de hemel in een grijze waas gehuld, geen wolkje was te bespeuren. Wat deprimerend vond Jozef de omgeving die hij waarnam. Hij zag bergen, vlakten, water en groen en een enigszins ‘ontwakende’ natuur. Alles wachtte op ‘warmte’, maar geen Zon die hier het leven nog deed ontwaken. Alles was nog omfloerst, zo ook degenen die hier leefden. Degenen die hier leefden waren het leven in de geest nog niet of nauwelijks bewust, doorgaans direct vanaf de Aarde hier terecht gekomen en dachten nog hoofdzakelijk in een soort Aardse omgeving te leven. Zodat ook zij de Aardse wereld in alles probeerde te herscheppen en zich vaak ‘verdoofd’ afvroegen in welke wereld zij zich toch waanden. Vragen en niets anders dan vragen beheerste hun geest, waarop zij zelf geen antwoord konden vinden. Allen waren nog ‘stoffelijk’ ingesteld, waarbij men een ‘leven na dit leven’ niet of nauwelijks wilde erkennen. Doch ook in deze sfeer zijn er voortdurend helpers vanuit het ‘licht’, om de mensen hier tot enig ‘hoger’ bewustzijn te kunnen brengen en hun de weg naar het ‘licht’ te kunnen wijzen.
 
Samenvatting.       
Van de zeven duistere sferen zijn er van vier ‘toonaangevende‘ sferen, die zich sterk door bepaalde gevoelsafstemmingen onderscheiden van de overige bewustzijnsniveaus, slechts korte ‘sfeerimpressies’ gegeven om enigszins weer te kunnen geven, wat men in de diverse sferen in het duister aan zou kunnen treffen. Vanzelfsprekend zijn alle zeven sferen van het duister ‘werelden’ op zich, waar al naar gelang het bewustzijnsniveau, mogelijk miljoenen mensen in kunnen verkeren. Deze zeven werelden zijn dermate veelomvattend dat zij ook niet of nauwelijks compleet weer te geven zijn. Bovendien kent elk van de zeven sferen weer zijn eigen ‘sub niveaus’ aan leefwerelden, die in ‘gradaties’ licht van elkaar verschillen en daardoor ook weer hun eigen afstemming hebben. Daarom is slechts de essentie waar het in het ‘schaduwrijk’ om gaat even ‘aangetipt’. Schematisch gezien zou men de zeven sferen in het ‘schaduwrijk’ als volgt weer kunnen geven: 

Eerste sfeer:  het Schemerland
- Stoffelijke afstemming;
- Omgeving in grijze waas gehuld;
- Ontwakende, beginnende plantengroei;
- Bewoners nauwelijks bewust waar zij leven;


Tweede sfeer: het donkere Schemerland
- Grofstoffelijke afstemming;
- Dor en troosteloos landschap;
- Mistige en schemerdonkere omgeving;
- Bewoners gevoelsarm en onbewust waar zij leven;

Derde sfeer: Land van Haat
- Het ‘dierlijke’ overheerst in het gevoel van de mensen;
- Inktzwarte duisternis met hier en daar een roodbruine gloed
   boven de steden met vlammende uitstraling;
- De natuur: woest, ledig en schraal;
- Haat, hartstocht en geweld overheerst het doen en laten; 
- Criminele en moorddadige mentaliteit;

Vierde sfeer: Demonensfeer
- Inktzwarte duisternis;
- Hier en daar een rode, donkerbruine gloed boven de steden;
- Een voordierlijke gevoelsafstemming met sterke vernietigingsdrang;
- Een natuurlijk landschap ontbreekt;

Vijfde sfeer: Dal van Smarten
- Inktzwarte duisternis;
- Miserabel leven in ‘holen en krotten’;
- Zeer negatieve gevoelsafstemming;
- Een natuurlijk landschap ontbreekt;

Zesde sfeer: Kruipend leven
- Inktzwarte duisternis met hier en daar flitsend groen;
- Een nauwelijks nog menselijk te noemen leven;
- Zeer negatieve gevoelsafstemming;
- Natuurlijk landschap ontbreekt;

Zevende sfeer:  Liggend leven
- Inktzwarte duisternis;
- Afschrikwekkende tot monsterachtige gestalten;
- Onaangename stank;
- Zeer negatieve gevoelsafstemming;
- Natuurlijk landschap ontbreekt;


Van de eerste drie sferen zou men zich, al naar gelang het bewustzijnsniveau nog op kunnen werken naar de sferen van het ‘licht’, mits men zich open stelt voor hulp en men daadwerkelijk bereidt is tot inzicht en bewustwording te komen. Doch van de sferen vier tot en met zeven weet men nauwelijks nog van enig menselijk bestaan af, maar kunnen wel de ‘genade’ van de incarnatiecyclus op Aarde nog doorlopen. In welke sfeer men na het overlijden in terecht komt hangt van een veelvoud van factoren af. Volgens Jozef Rulof is het vermogen om de ‘dienende’ Liefde (niet met de mond, maar met de daad beleden) uit te kunnen dragen, in combinatie met een krachtig op het ‘licht’ georiënteerde gevoelsafstemming hierin een bepalende factor. Vanzelfsprekend maken een positieve- of negatieve levensinstelling en een goed of slecht karakter, hier deel van uit. Maar dan nog spelen factoren als: ‘zielehoogte, het levenskarma, de kosmische stralenstructuur en de mate waarin er al van een bepaalde ‘inwijdingsgraad’ gesproken kan worden’, een belangrijke rol*. Bovendien kan een bepaald leven door allerlei omstandigheden overwegend ‘stoffelijk’ georiënteerd  zijn geweest, maar in de allerlaatste levensfase toch tot ‘spiritueel inzicht en bewustwording’ komen, waardoor er mede op grond van de eerder genoemde factoren er direct een opgang naar het ‘licht’ plaats kan vinden. Daarom is het niet of nauwelijks te bepalen in welke sfeer men na het overlijden in terecht komt, maar het is evident dat een sterke en krachtige oriëntatie op het ‘licht’ daar een zeer belangrijke rol in kan spelen. Sowieso zou dat onverlet een zeer kort verblijf in het Schemerland kunnen betekenen, wanneer het om redenen net even anders zou lopen.

Tot slot.
Zoals eerder gesteld zijn ‘licht of duisternis’ ofwel de keuzes tussen ‘goed en kwaad’, in zekere zin ‘overdrachtelijke’ begrippen. De mens heeft een eigen vrije wil en kan van daaruit keuzes maken. Het hoeft voor de mens niet altijd ‘goed of kwaad’ te betekenen. Het zijn in wezen ‘energieën’ die op iemand positief of negatief van invloed kunnen zijn. Door tegenstelling leiden uiteindelijk alle energieën naar een vorm van evenwicht, ontstaan door het ‘spanningsveld’ tussen de verschillende mogelijkheden, waardoor er ‘vooruitgang’ plaats kan vinden. Met andere woorden, dualisme leidt door de ontstane ‘wrijving’ tussen mogelijkheden, in veel gevallen tot een vorm van ‘groei’. De mens dwingt zichzelf altijd tot het maken van keuzes. Op een hoger ‘geestelijk’ niveau kan datgene wat door iemand in eerste instantie ‘negatief’ besloten wordt, best positief uitwerken. Dat is dan blijkbaar het ‘levenspad’ die de persoon in kwestie te volgen heeft. Men hoeft dus niet altijd in het ‘schaduwrijk’ alleen maar kommer en kwel te ervaren, maar door een overwegend ‘stoffelijke’ gevoelsafstemming en het vaak hardnekkig ontkennen van een ‘leven na de dood’, kunnen er keuzes gemaakt worden waardoor men eerst vanuit een lager gelegen bewustwordingsniveau tot ‘groei en inzicht’ dient te komen.

*
Zielehoogte: betreft de 'zeven niveaus van bewustzijn', zie daarvoor het betreffende artikel. Zie voor karma, stralenstuctuur en de inwijdingsgraad, eveneens de betreffende artikelen van eerdere datum. 


Inspiratie: Literatuur Geestelijke werelden, Jozef Rulof.


zondag 2 december 2012

Wat is 'Licht en wat is Duister'? deel 1

De betekenis van ‘licht en het duister’.
In vorige artikelen is al een en ander geschreven over de ‘duistere sferen’ maar vanuit een ‘geestelijk’ standpunt beschouwd, moet men de termen ‘licht en duister’ meer zien als tegenstellingen, die niet altijd los van elkaar gezien kunnen worden. Wat tot op zekere hoogte ook geldt voor termen als ‘goed en kwaad’. In essentie zijn de werelden van het ‘duister’, werelden die als ‘niet- scheppend’ worden gezien en zich existentieel meer op hun eigen wijze manifesteren. Wanneer men hiërarchisch gezien de werelden van ‘licht en duister’ boven elkaar zouden plaatsen. Dan is bovenaan de hoogste sfeer van het (verblindende) ‘licht’ de sfeer van de absolute ‘vorming’, waarin de scheppingskracht het hoogste niveau heeft bereikt en waar uiteindelijk de allesomvattende ‘Eenheid’ van de schepping wordt bevestigd. Daaronder krijgt men een aantal werelden waarin het ‘vormbesef’ geleidelijk aan concreter wordt, maar waarin gelijktijdig het besef van ‘Eenheid’ steeds wat minder wordt. Vervolgens komt men in de laagste sfeer van het ‘licht’, meer bij het ‘individuele’ besef van het nog ‘aardse’ denken terecht. Daaronder krijgt men de ‘duistere’ werelden, die zich in omgekeerde volgorde manifesteren. Dus vlak ‘nabij’ de menselijke wereld, ligt in het ‘duister’ een wereld waarin het ‘Ik-besef’ wel volledig aanwezig is, maar waarin de ‘creativiteit’ gering is. Daarna krijgt men een wereld waarin het ‘wereldbesef’ aanzienlijk minder wordt en het ‘creativiteitsbesef’ absoluut nihil is. Vervolgens daalt men nog verder af totdat men in de echte ‘duisternis’ terecht komt. De sferen van ‘de absolute ‘chaos’ waarin een en al disharmonie heerst en men elkaar allemaal ‘wantrouwt’ en zelfs niet meer in staat is het uiterlijk van zichzelf te handhaven, waardoor men onbewust allerlei ‘misvormingen’ bij zichzelf creëert. 

In het algemeen zegt men vaak: ‘alle lichtwerelden zijn goed en alle duistere werelden zijn slecht’. Daar dient men echter een kanttekening bij te plaatsen. Een ‘kracht’ uit de hoogste sferen van het ‘licht’ zou bijvoorbeeld op Aarde kunnen voorkomen, dat een mens aan een levensbedreigende ziekte, een ongeluk of wat dies meer zij, komt te overlijden. Vanuit het ‘licht’ doet men dat niet, het besef van het ‘geheel’ omtrent het verloop van iemands leven, laat het niet toe om zomaar in te grijpen. In de ‘geest’ kent men het doel en het waarom van elk menselijk leven. Vanuit een humaan standpunt gezien zou men dat misschien ‘onverschillig’ kunnen noemen, iets vanuit het ‘duister’, maar dat is het zeer beslist niet. Omgekeerd kan een ‘kracht’ vanuit het duister, iemand die voornamelijk leeft vanuit de liefde voor zichzelf, wel negatief kunnen beïnvloeden om bijvoorbeeld het besef bij anderen in zeker mate te ‘vertroebelen’. Dan krijgt diegene onder in vloed van het ‘duister’ veel van wat hij nodig heeft. Hij hoeft dan niet echt slecht te zijn. Integendeel, hij kan hulpvaardig en wellicht bewogen zijn met anderen, rijk en geluk voor zichzelf ervaren, gezond en oud worden.  Zaken die vanuit een menselijk standpunt misschien niet slecht zijn, maar niettemin toch zijn oorsprong vinden in het duister. Pas als men gaat begrijpen hoe groot het verschil is tussen wat de mens verstaat onder ‘goed en kwaad’ en datgene wat men vanuit een ‘geestelijk’ standpunt hieronder verstaat, dan kan men enig begrip krijgen voor de invloed die werelden van het ‘licht of het duister’ kunnen hebben en voor de wijze waarop zij werkzaam kunnen zijn in onze wereld.

Vanuit de wereld van het ‘licht’ moet men niet verwachten dat er altijd ten gunste van de mens in zal worden gegrepen. Het is geen wereld die zonder meer gunsten verleent. Aan de andere kant is het wel een wereld die, indien men ‘harmonisch, liefdevol en onbaatzuchtig’ is ingesteld, wel betere inzichten geeft en bepaalde zaken beter laat begrijpen. Men vanuit het ‘licht’ ook een zekere ‘geestkracht’ verleent en vooral de mogelijkheid biedt om zelf te handelen en zich niet door anderen laat beïnvloeden. Een duistere wereld geeft de mens misschien veel, maar het is niet iets waar men zelf werkelijk invloed op heeft. Een duistere wereld ‘eist’ doorgaans een veel sterkere ‘discipline’ dan een wereld van het ‘licht’, maar deze discipline is vaak  onderworpen aan het doel, dat al of niet in overleg met anderen wordt gesteld. Heeft men vanuit een ‘paranormale’ begaafdheid met een duistere geest te maken, dan kan hij mogelijk verschijnen als een engel van het ‘licht’. Dat hoeft geen bezwaar te zijn, maar als hij verschijnt dan gaat hij eisen stellen. Zo een geest zegt doorgaans, als men dit doet, dan zal er dat en dat gegeven worden. Want het is het ‘duister’ dat ‘voorwaardelijk’ wil werken en er doorgaans ook onaangename consequenties aan verbindt indien men het advies niet op wil volgen. De wereld van het ‘licht’ is echter onvoorwaardelijk zichzelf en zal nooit eisen stellen. De Geestelijke Wereld stelt eigenlijk maar één criterium voor wat ‘licht’ is. Licht is datgene wat iemand bevestigt in zijn of haar erkenning, zonder dat er verplichtingen worden gesteld die niet eigen zijn aan de persoonlijkheid van de persoon in kwestie. Op het ogenblik dat er dwang ontstaat is er geen sprake meer van ‘licht’.

Elke invloed waardoor de ‘vrijheid’ van de mens in het geding komt en zo dit niet aanvaard wordt, er consequenties uit voort kunnen vloeien, noemt men ‘geestelijk’ gezien het ‘duister’.  Elke kracht die alleen mogelijkheden geeft zonder verdere consequenties daaraan te verbinden en de vrijheid geeft naar ‘eigen inzicht’ te handelen is ‘geestelijk’ gezien een ‘lichte’ kracht. Het ‘duister’ manifesteert zich doorgaans ook niet rationeel, want het kijkt meestal niet verder dan zichzelf. Terwijl het ‘licht’ zich wel rationeel manifesteert, want het ‘licht’ overziet het ‘geheel’ der dingen en de relaties die er tussen allerlei zaken en het ‘licht’ bestaan. Veel zaken die maatschappelijk geregeld worden, lijken vaak ‘lichtend’ genoeg. Doch gelet op het ‘bindende’ karakter en de sancties die er meestal aan verbonden zijn, maken het geheel toch vaak tot een ‘duistere’ aangelegenheid.  Elke structuur heeft de neiging wanneer men niet goed oplet, zich ‘chaotisch’ te kunnen ontwikkelen. Vanuit het ‘licht’ kent men alleen  harmonische en evenwichtige ontwikkelingen, zonder dat men anderen daarmee schaadt of benadeeld. Daarentegen veroorzaakt het ‘duister’ wanneer er bijvoorbeeld van ‘groei’ sprake is, ‘woekering, wildgroei en onrechtvaardigheid’.  Wie te maken wil hebben met de wereld van het ‘licht’, zal moeten accepteren dat men altijd zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen daden. En dat men altijd  het beste moet nastreven zonder er dwang of verplichtingen voor anderen tegenover te stellen.  

Het ‘licht’ zelf is altijd een wereld die groter is dan die van het menselijk besef. Een ‘mystieke’ beleving, die voert tot hogere werelden of tot grotere harmonieën en zich nimmer zal laten gelden. Zij is meer een ‘gevoelsbeleving’. Wie uitsluitend zoekt naar cognitieve ‘kennis’, zal in het ‘licht’ weinig bereiken. Wie daarnaast zoekt naar ‘begrip en gevoel’ beweegt zich naar het ‘licht’. Begrip en gevoel zijn altijd aspecten van het ‘licht’, kennis alleen heeft een neutrale basis. Kennis alleen is essentieel iets anders dan ‘wijsheid’. Men dient wanneer er sprake is van bepaalde ‘ingevingen of gevoelens’, eerst te zoeken naar de innerlijke betekenis ervan, voordat men alleen maar van een rationele verklaring uitgaat. Want waar de rationele verklaring zich opdringt, kunnen we het geheel mogelijk verwerpen als niet behorend tot de hogere ‘lichtende’ krachten. Ware gevoelens verloochenen zich vaak niet. Als men in het dagelijks leven geconfronteerd wordt met zaken die dermate ingewikkeld zijn, dat men er geen reëel beeld van kan krijgen, neem de informatie dan niet zonder meer aan, maar ga dan over tot nader onderzoek of een nadere verklaring. Want juist de meest ingewikkelde structuren neigen vaak naar ‘duistere’ structuren. Eenvoudige, heldere en overzichtelijke structuren zijn daarentegen vaak ‘lichtende’ structuren. Het ‘licht’ zegt: ‘als er een waarheid is, dan is die waarheid op zichzelf  al vaak genoeg’. Het ‘duister’ zegt: als er een waarheid is, dan moet ik die eerst ‘analyseren’ en vervolgens tot verplichting maken, zodat een ieder de waarheid alleen nog maar zal belijden volgens mijn interpretatie. Hetzelfde geldt ook over het vellen van een oordeel. Oor- of veroordeel nooit zomaar. Men mag zijn of haar eigen opvattingen er op na houden, maar men mag anderen nooit zonder meer de eigen maatstaven op gaan leggen. Alles heeft vaak een reden of een bepaalde voorgeschiedenis, voordat een en ander zich manifesteert. Soms zijn bepaalde zaken onvermijdelijk en dient een en ander zijn beloop te hebben.

Voor het menselijk bewustzijn bestaat er voortdurend een tegenstelling totdat men in de ‘Geestelijke Wereld’ opgenomen is. De tegenstellingen zal men dan gelet op de eigen ‘ontwikkelingsgang’ meer bewust gaan worden. De wijze waarop men het geheel of een deel van het geheel beleefd heeft, kan men misschien onderscheiden door een deel het ‘licht’ en een deel het ‘duister’ te noemen. Maar het zijn menselijke uitgangspunten, niet vanuit het geestelijk perspectief van het ‘geheel’. Het dualisme is de menselijke benadering van een ‘totaliteit’, die in het geheel van haar invloed, niet direct door de mens aanvaard wordt als een mogelijke ‘eenheid’. Als de mens zich meer bewust wordt van het ‘lichtende’ geheel, dan wordt de mens zich ook meer bewust van datgene wat voor de mens als tegenstelling bestaat. Als men in de ‘geest’ hoger stijgt betekent dat, dat men een aantal feitelijk ‘onbelangrijke’ verschillen allang heeft geassimileerd tot één geheel. Dus wat er overblijft is dan meer vanuit het menselijk standpunt gezien een ‘duistere’ wereld. Zolang men maar het ‘geheel’ wil aanvaarden, leeft men in het ‘licht’. De ‘hoog bewuste’, zal mogelijk al als ‘duister’ ervaren wat voor de beginneling misschien als een hoger ‘licht’ wordt gezien. Maar een geestelijke ‘Meester’ veroordeelt de ander daarom nooit. Hij zal nooit zeggen u bent 'duister'. Hij zal eerder zeggen: ‘sta mij toe iets van mijn ‘licht’te tonen, misschien dat u dan beseft dat u verder kunt gaan. Wij hebben allen onze eigen weg af te leggen. Of dat nu voor een ander aanvaardbaar is, doet niet ter zake. Hoe hoger men klimt in het ‘licht’, des te groter het deel van uw wereld wordt en van de mogelijkheden die voor u als ‘duister’ voor zullen komen. Maar die zal u dan niet meer als zodanig omschrijven. Zomin als de grijsaard zal zeggen dat een kind dom is, want hij begrijpt dat het kind nog veel te leren heeft. Op deze manier zou men geestelijk verder moeten gaan. Een belangrijke geestelijke waarheid is:

‘Het licht kent geen dwang. Het duister baseert zich op dwang. Het licht is de ‘vrijheid’ die men er toe brengt in volledige vrijwilligheid tot ‘Eenheid’ met alles te komen. Het duister is de ‘gebondenheid’ die juist steeds meer tot eenheid met anderen bindt en in zichzelf een voortdurend grotere onvrede en verwerping opwekt.’

Niemand ontkomt altijd aan de invloed van de ‘schaduw’. Behalve dwang is ‘angst’ daarvan ook vaak de onderliggende factor. Iedereen heeft een ‘licht- en  schaduwzijde’, dat is inherent aan het leven. De mensheid die in zijn geheel vaak de kant van de ‘schaduwzijde’ kiest, zal wanneer ‘angst’ niet voldoende beheerst wordt, mogelijk steeds meer het negativisme tot zich trekken. Ook de persoon die eenmaal de  verbinding met de schaduwzijde heeft, zal waarschijnlijk vaker het negativisme tot zich trekken en zowel geestelijk als fysiek uit gaan dragen. Juist deze tegenstelling met de ‘lichtzijde’ maakt dat de persoon in kwestie soms zo diep in een ‘dal’ geraakt, dat na een climax bereikt te hebben, er uiteindelijk een positieve ‘groei’ naar de ‘lichtzijde’ gaat ontstaan. Waardoor de persoon  volledig in het ‘licht’ gaat staan. Hetgeen niet wegneemt dat een ieder die in het ‘licht’ staat, het ‘licht’ ook uitstraalt en in de kracht van het ‘licht’ steeds meer ‘licht’ aantrekt. Hetgeen niet wil zeggen, dat als men maar in het ‘licht’ verkeert, alles wel goed zal gaan en men een gemakkelijk leven zou kunnen leiden. Juist de ontwikkeling van ‘bewustzijn, kennis en inzicht’ maakt dat de confrontatie met het ‘duister’ steeds groter wordt. Een hoger ‘bewustzijn’ rust niet zelden als een last op de schouders van de ‘wetende’. De onwetende kent deze last niet en verkeert vaak in een cirkel die men zelf niet opmerkt, omdat men hier niet van bewust is.



Inspiratie: Par Lanto. Sferen van licht, Lex Persoon.
   

zaterdag 17 november 2012

De 'lichtsferen' in de Geestelijke Wereld deel 7

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Werelden waar andere natuurkundige wetten gelden, waardoor zij voor zich voor ons als 'gedachtenwerelden' manifesteren, maar net zo werkelijk en concreet in hun beleving zijn als onze wereld. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtingbepalend’, dan als de meest actuele ‘weergave’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Van alle 'lichtsferen' houden de beschrijvingen hoofdzakelijk 'sfeerimpressies' in, om in het kort weer te kunnen geven van wat men in de lichtsferen zoal kan verwachten. Vanzelfsprekend zijn alle 'lichtsferen' werelden op zich, waar mogelijk miljoenen mensen in kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten en beschrijft de literatuur van Jozef Rulof over de ‘zevende sfeer in het Zomerland’, daar het volgende over:

De zevende sfeer van het Zomerland.

Jozef hield Cesarino’s hand stevig vast toen zij het besluit namen om naar de zevende sfeer te vertrekken. Jozef voelde zich veilig opgenomen en samen zweefde zij de hogere bestemming tegemoet. Jozef was nog steeds vervuld van wat hij allemaal in de zesde sfeer had meegemaakt en nu zou hij nog meer meemaken in de Geestelijke Wereld. Al gauw waren zij ver van de zesde sfeer verwijderd. Steeds verder gingen zij. Plotseling scheurde het ‘uitspansel’ uiteen en een fel machtig ‘licht’ bestraalde hen beiden. Nieuwe ‘krachten’ voelde hij in zich komen, wat door Cesarino hem werd gegeven. Snel waren zij de wereld van de zevende sfeer genaderd en daar voor hem, in een onverklaarbare schoonheid zag hij de zevende sfeer. Hoger dan deze wereld kon men in de Geestelijke Wereld niet komen. Elke sfeer die Jozef tot nu toe bezocht had, vond hij telkens in schoonheid niet te overtreffen, maar toch was dat elke keer  weer het geval. Ook nu kan hij de schoonheid van deze wereld niet onder woorden brengen. Hij wilde er ook geen moeite meer voor doen, hier in deze wereld moest men het ‘leven’ voelen en zelf ervaren. Als in een waas zag hij een onvoorstelbaar mooi landschap. Over alles lag evenals in de zesde sfeer een ‘witgouden’ lichtschijnsel en in deze sfeer zag hij alle kleuren uit de andere sferen bijeen, maar het waren allemaal kleuren die op een bepaalde manier veel ‘licht’ uitstraalde.

Jozef voelde zich intens ‘vereerd’ dat hij dit alles mee mocht maken. Maar meer dan op een afstand de zevende sfeer even te mogen 'waarnemen' was in de ‘energie’ van deze wereld niet mogelijk. Zijn ‘Geesteslichaam’ zou door de kracht van het intense ‘licht’ dat hier heerste, verbranden of in duizelingwekkende snelheid terug naar de Aarde zijn geprojecteerd. Maar hij ervoer op afstand al een ‘heilige en gelukzalige’ wereld, die niet in woorden te omvatten is. Cesarino, deze hoge geestelijke Meester uit deze zevende sfeer, leidde hem naar zijn wereld en liet hem alles bewonderen, alleen omdat hij de mensen op Aarde via Jozef wilde overtuigen, van een ‘geheiligd en hoogstaand’ leven na de dood. Liefde niets dan goddelijke ‘liefde’ ervoer Jozef. Tempels en gebouwen zag Jozef op enige afstand, als hij nooit tevoren had waargenomen en dat alles in een onbeschrijfelijk mooi landschap. Alles straalde ‘licht’ uit, de geestelijke woningen van de geestelijke Meesters in kleine groepen gesitueerd, alles straalde ‘licht’ uit en waren zeldzaam mooi vormgegeven. Heilig was dit alles in een waar hemels paradijs. Jozef bad in stilte tot God en dankte de ‘Heer’ voor alles wat hij had mogen ontvangen.

Wijsheid in de ‘geest’ had Jozef mogen ontvangen en in gedachte keerde hij terug naar het begin van zijn bezoeken aan de zeven ‘lichtsferen’ in de Geestelijke Wereld. Waar was hij al niet geweest? Kunst en ‘liefdessferen’ waren hem getoond. Zijn kind had hij in de vierde sfeer mogen zien, de ene sfeer was nog mooier dan de andere. Thans zou hij naar de Aarde terug moeten keren. Cesarino liet hem voelen dat hij zich gereed moest maken voor de terugtocht. Maar voor wij zullen vertrekken, sprak Cesarino tot hem: ‘vertel de mensen op Aarde, wat hun in de Geestelijke Wereld te wachten staat’. Zeg aan een ieder dat wij hier in het ‘licht’ in een hemelse schoonheid leven. In absolute harmonie, rust en stabiliteit met elkaar. In geluk en in ‘liefde’ kunnen wij in alle rust aan onze ‘geestelijke ontwikkeling’ werken en zonodig nieuwe  levens voorbereiden om, onze incarnatiecyclus te kunnen vervolgen. Zeg een ieder op Aarde dat het ‘geestelijk’ leven liefde betekent, niets anders dan 'liefde'. Laten wij nu vertrekken Jozef, ik wens jou veel liefde en geluk. 



Inspiratie: literatuur Jozef Rulof./Persoonlijke doorgeving.
    

De 'lichtsferen' in de Geestelijke Wereld deel 6

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Werelden waar andere natuurkundige wetten gelden, waardoor zij zich voor ons als 'gedachtenwerelden' manifesteren, maar net zo werkelijk en concreet in hun beleving zijn als onze wereld. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtingbepalend’, dan als de meest actuele ‘weergave’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Van alle 'lichtsferen' houden de beschrijvingen hoofdzakelijk 'sfeerimpressies' in, om in het kort weer te kunnen geven van wat men zoal in de lichtsferen kan verwachten. Vanzelfsprekend zijn alle zeven 'lichtsferen' werelden op zich, waar mogelijk miljoenen mensen in kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten en beschrijft de literatuur van Jozef Rulof over de ‘zesde sfeer in het Zomerland’, daar het volgende over:

De zesde sfeer in het Zomerland.
Alcar was met Jozef, voor dat men gereed was om verder te gaan, eerst de ‘geestelijke’ woning van Alcar in de vijfde sfeer binnengetreden. Doch in de woning van Alcar waren nog meer hoge entiteiten aanwezig. Even tevoren had Alcar zich verwijderd met de mededeling dat hij zo terug zou keren. Eén van de entiteiten kwam in de woning op Jozef af en zei: ik ben ‘Cesarino’, één van de geestelijke Meesters van jouw leider Alcar. Jozef begon al wat te vermoeden, hij had al een gevoel gekregen waarom Alcar zich even teruggetrokken had. Bovendien had Alcar al eerder gezegd, dat hij met Jozef niet hoger kon gaan dan zijn eigen sfeer. Jozef begreep in een flits wat er ging gebeuren. Wat jij voelt is juist Jozef, ben je gereed mij te volgen? Jozef durfde niets te zeggen, hij voelde zich in dit hoge gezelschap zo verschrikkelijk ‘nietig’, maar gaf de hoge entiteit te kennen, dat hij gereed was. Op het zelfde moment voelde hij zich opgenomen en zweefde hij met Cesarino de zesde sfeer tegemoet. Jozef keek onderwijl naar Cesarino en viel hem op dat deze hoge Meester wel erg ‘jong en welgeschapen’ was. Cesarino zag er niet ouder uit dan een jongeman van vijf en twintig en zou volgens Alcar meer dan drieduizend jaar oud zijn. Weinig sprak de hoge Meester tot hem maar liet hem tijdens het hogerop gaan heel veel ‘voelen’. In deze sfeer werd niet gesproken, alles verliep via ‘gedachten en gevoel’. Steeds zweefden zij verder, tot op een gegeven ogenblik het ‘uitspansel’ uiteen ging en een geweldig mooi, maar ‘krachtig’ licht hen bescheen.    

Het ‘licht’ uit de zesde sfeer kwam tot hen, dadelijk zullen wij hier binnentreden Jozef, liet Cesarino weten. Jozef voelde nu hoe het nodig was geweest, om al eerder door bepaalde ‘energieën’ bestraald te zijn geweest. Het krachtige ‘licht’ van de zesde sfeer drong door hem heen, maar hij kon zich staande houden en verder gaan. Welk een wonderbaarlijk mooi landschap openbaarde zich nu plotseling voor hen? Hier in de zesde sfeer leefde ook Meester Ubroinius. Hoe mooi was alles. Het firmament straalde een zilver- en goudachtige lichtschijnsel uit. Het weerkaatste in al het leven in deze sfeer, het ene leven ‘weerspiegelde’ zich als het ware in het andere leven. Cesarino keek hem aan en glimlachte. In zijn glimlach voelde Jozef de geweldige ‘liefde’ die hij bezat. Jozef kon zijn geluk niet op. Deze hoge geestelijke Meester begeleide hem naar ‘heilige’ oorden in de zesde sfeer, het was voor hem bijna niet te geloven. Daar voor hem lag de sfeer, die Alcar al eerder de ‘muzieksfeer’ noemde. Geestelijk muziek zal je nu te horen krijgen Jozef, liet Cesarino weten. Stel je er op in! Wij betreden nu verder deze sfeer totdat wij de plaats bereikt hebben, waar de geestelijke Meesters vertoeven. Na een poosje ‘daalde’ Cesarino. Voor hen lag een diep dal, met in het midden daarin een grote tempel, die zich ‘hemelhoog’ verhief. Het bleek een immens grote ‘muziektempel’ te zijn. Door het dal liepen verschillende wegen, die naar de tempel leidden. Overal waren de prachtigste bloemen in de meest exotische tinten. Zij stonden nu boven op een hoge berg en spoedig zouden zij naar het dal afdalen.

Vanaf de berg waar zij stonden hadden zij een geweldig uitzicht over het dal. Kunstig waren alle wegen aangelegd in het prachtige landschap beneden hen. Hier was Jozef in een waar paradijs. Duizenden entiteiten zag hij, zij begaven zich allemaal op weg naar de tempel. Velen baden en lagen geknield alsof zij zich op een grote en zeer belangrijke bijeenkomst afstemden. In deze paradijselijke omgeving kon men zich ‘geestelijk’ goed voorbereiden. Het leek alsof men hier één met al het ‘leven’ was, alles straalde een ontzaglijke ‘liefde’ uit. Andere gebouwen dan de ‘tempel der muziek’ waren hier niet. De natuur was overweldigend mooi, over alles lag een ‘witgoudachtig’ lichtschijnsel. Prachtige hemelhoge fonteinen, her en der op de mooiste plaatsen in het landschap gesitueerd, met schitterend aangelegd ‘groen’ nam Jozef in de vallei beneden zich waar. Het dal was een soort ‘trechter’. In het midden van het dal rees de prachtig ontworpen tempel, waar de Meesters musiceerden. Nadat Jozef alles met veel ontzag in zich opgenomen had, liet Cesarino hem weten dat zij af zouden dalen. Meer dan ‘majestueus’ stond de prachtige tempel daar midden in het dal. Naarmate zij de tempel naderde werd het gebouw steeds mooier en mooier. Beneden aangekomen keerde Jozef zich om en keek naar de imposante berg waar zij net vandaan waren gekomen. Honderden entiteiten volgden nog dezelfde weg waar zij zich nu bevonden, allen droegen schitterende ‘geestelijke’ gewaden, die stuk voor stuk veel ‘licht’ uitstraalden. De gewaden waren van een andere ‘geestelijke’ substantie dan in de vorige sfeer. Elke sfeer kent kennelijk zijn eigen geestelijke substanties waar alles uit bestaat

Links en rechts van hen groeiden vele vruchten en Jozef vroeg zich af hoe zij zouden smaken. Cesarino ving de gedachten van Jozef op en gaf hem toestemming een van de vruchten te plukken. Toen Jozef een vrucht wilde plukken, vloeiden deze opeens uiteen. Jozef schrok geweldig. Cesarino liet hem weten dat hij in zijn Aardse ‘Geesteslichaam’ te grof was voor de hemelse vruchten in deze sfeer. Weer had Jozef een geestelijke les geleerd. Cesarino legde zijn arm om Jozefs schouder en zei: beleving Jozef is ondervinding en ondervinding is ontwikkeling in de geest. Deemoedig kwam Jozef weer tot zichzelf en vervolgden zij hun weg. Spoedig naderden zij de tempel, het was een machtig gebouw dat een geestelijk ‘licht’ uitstraalde die Jozef amper kon verdragen. Tenslotte vertegenwoordigde Jozef in ‘uitgetreden’ toestand nog een ‘Aards’ lichaam met een totaal andere energie.

De Geestelijke muziek.
Duizenden entiteiten waren de tempel binnen getreden, velen kwamen uit de zevende sfeer van het Zomerland. Een vreemde ‘kracht’ hielp Jozef de tempel binnen te gaan. De tempel was van binnen wonderbaarlijk mooi en leek volmaakt. Ergens in het midden van de tempel namen Cesarino en Jozef plaats. Overal in de tempel bloeiden bloemen, ook in deze tempel was de natuur van buiten op kunstige wijze in de tempel doorgezet. De architectuur was van binnen ‘bolvormig’ met overal rondingen, scherpe hoeken zag men niet. Alles van binnen leek ‘diep en oneindig’ zoals ook het leven is, met een gevoel op nog hogere ‘levens’ te zijn afgestemd. Het hele gebouw was volgestroomd en het werd stil, want allen voelden dat men met de muziekuitvoering zou beginnen. Cesarino zat naast hem en liet hem weten dat hij spoedig de mooiste ‘geestelijke’ muziek te horen zou krijgen. De zesde sfeer Jozef, is de ‘muzieksfeer’ op het Goddelijke niveau, muziek op een nog hoger ‘geestelijker’ niveau bestaat er in de Geestelijke Wereld niet. Vandaar dat er overwegend veel geestelijke Meesters uit de zevende sfeer aanwezig zijn. Jozef zat alles verwachtingsvol in zich op te nemen, maar wat was dat? Hij zag op enige tientallen meters van hem vandaan ‘licht’ uit de aarde komen. Het was als een ‘waas’ dat langzaam omhoog steeg, om zich boven alle hoofden te verspreiden. Steeds verder kwam het ‘licht’ totdat het overal bleef hangen. De zachte stem van Cesarino kwam in zijn gedachten en zei: ‘Geestelijke noten Jozef, de muziek die men hier speelt’. Wonderlijk dacht Jozef, telkens zag hij allerlei kleuren in het licht, tot het veranderde in een ‘lichtblauwe’ waas. Jozef voelde dat hij met het ‘licht’ verbonden werd en begreep opeens de betekenis ervan. Het was alsof iemand ‘adem’ haalde en er een jong ‘leven’ werd geboren.
Met het ‘licht’ hoorde Jozef zacht ‘aanzwellende’ melodieuze klanken, die een en ander in de ‘lichtnuances’ begeleidde. Jozef voelde zich opeens op Aarde, ver weg van deze sfeer alsof hij opnieuw geboren werd.

Vanuit de verte hoorde hij nu de melodieuze muziek als op de ‘wind’ gedragen tot zich komen. Het eerste ‘ademhalen’ voelde hij door zich heengaan, hij zag de ‘muzikale’ klanken in verschillende kleuren van ‘licht’ en hoorde de Meesters de zachte melodieuze muziek vertolken. De zachte muziek was het ‘ontwaken’ van het jonge leven op Aarde. In kleuren van ‘licht en melodieuze klanken’ werd hem hier getoond wat hij ‘voelde en beleefde’, evenals alle aanwezigen in de tempel. ‘Kleurenlicht’, dat waren de muzikale noten en klanken waaruit de melodie bestond, hoe was dat mogelijk? Het ‘licht’ veranderde geleidelijk en de muziek hoorde hij steeds dichterbij komen. Op Aarde zag hij een klein wezentje geboren worden en door de moeder liefdevol ontvangen en verzorgd worden. De muzikale uitvoering bleek dus een ‘levenssymfonie’. Begonnen op Aarde om in de geestelijke ‘sferen’ te eindigen. Het ‘leven’ op Aarde werd hier in muziek vertolkt. Wat Jozef eerder in ‘beeldende kunst’ had waargenomen werd hier in prachtige muziek vertolkt. Jozef zag het ‘licht’ nu veranderen, de muziek werd steeds mooier en klankvoller, het mensenkind op Aarde ‘groeide op’ er was voor hem niets dan geluk. Jozef zag het kind nu voor zich spelen, door melodieën begeleid. Steeds mooier en duidelijker werden de kleuren en de muziek geleidelijk aan ‘krachtiger en voller van klank’. Het kind groeide op en hij ‘voelde’ aan de muziek dat het kind inmiddels al tien jaar was geworden. De leeftijd en het geluk van het kind, schenen in kleuren van ‘licht en klanken’ tot uitdrukking te komen, de muziek groeide langzaamaan tot een ‘machtig’ geheel. Jozef voelde zich één worden met het kind en niet alleen Jozef maar alle aanwezigen in de tempel voelde het zelfde.

Bij de muziek in de zesde sfeer speelt 'gevoel en beleving' een zodanige rol, dat men al gauw 'geestelijk' opgenomen wordt en zacht 'deinend' op de noten en de klanken van de melodie, zelf deel uit maakt van de hemelse muziek die in 'kleuren-, licht- en klanknuances' ten uitvoering wordt gebracht. Een orkest zoals wij dat op Aarde kennen is er niet, het aanwezige publiek wordt als het ware 'ondergedompeld' in het geheel van muzikale klanken die zich in de tempel manifesteert. Men is dus niet zoals op Aarde alleen maar luisterend publiek, maar naar 'gevoel en beleving' wordt men als het ware één met de klanken van de melodie. Daarenboven beleeft men ook zowel in 'gevoel als in beelden' van wat de muziek voor een verhaal aan het vertellen is. Het is alsof men een 'film', die door muziek wordt begeleidt, de werkelijkheid ook helemaal zelf beleeft en er tot op zekere hoogte zelf deel van uit maakt.

De muzikale Meesters daalden vervolgens ‘liefdevol’ af in de kinderziel en speelden in prachtige melodieën wat het kind mee maakte en voelde. De muziek vertolkten in de meest letterlijke zin de ‘innerlijke’ gevoelens van het kind. Telkens veranderde het ‘licht’, de kleuren steeds feller en het leven op Aarde schreed voort en voerde strijd, leed en smart. De muziek ‘zwol’ aan en kreeg andere klanken waarin het ‘leven’ verborgen lag. Weer ging het leven verder, de kleuren feller en de muziek ‘smartelijker’. Nu vloeide alles ineen tot een machtig gebeuren. Zwaarder werd het leven, het kind was inmiddels volwassen geworden en Jozef voelde en hoorde ‘leed en smart’. Telkens zag Jozef de kleuren en het ‘licht’ veranderen en beeldde de muziek het ‘leven’ in prachtige muzikale klanken ten volle uit. De symfonie bereikte geleidelijk aan haar hoogtepunt, aan het Aardse leven zou spoedig een einde komen. Weer veranderden de kleuren in prachtige nuances, de muziek werd zachter en milder. Het leven op Aarde werd lang niet meer zo heftig als voorheen, het helde naar een zacht verlangen over. Nu voelde Jozef ‘geluk’, maar aan de kleuren en de beelden zag hij dat het van korte duur zou zijn. Steeds inniger werd dit voor hem. Nu vervaagden de kleuren geleidelijk, wat zou dat te betekenen hebben? De muziek ‘stroomde’ door hem heen, werd steeds scherper en harder en de kleuren werden van fel rood tot groen. De duistere ‘uitstraling’ van de Meesters in het ‘kwaad’. De kleuren waren ‘grillig’ en  voelde wreed, hij voelde de vreselijke invloed van de ‘duistere sferen’. Slechts ellende voorspelde dit alles. Rommeliger werd de melodie, lichtend en flitsend de kleuren, de 'beelden' heftiger. Het ‘kwaad’ in de mens openbaarde zich. Het manifesteerde zich door vernietiging, ‘volkeren voerden oorlog’ in een alles verwoestende strijd. De kleuren veranderde in vreselijke tinten, dood en verderf vierde hoogtij. De muziek ging in een vreselijk lawaai over en liet Jozef ‘sidderen’. De kleuren scheurden plotseling woest uiteen, aan het ‘leven’ dat in een muzikale ‘levenssymfonie’ ten gehore was gebracht, was plotseling een eind gekomen. De heftige muziek stopte, de klanken stierven 'zachtjes' weg en de ‘levenssymfonie’ was ten einde.

Hier was in ongekende en indrukwekkende ‘muzikale klanken’ een levenssymfonie getoond. Een levenssymfonie van een jongeman, in het verre verleden geboren en als jong volwassene in één van de gevoerde oorlogen tussen volkeren gestorven. Na een bepaalde tijd het 'licht' bereikt en daarna gestegen tot een geestelijke Meester in de zesde sfeer. Het was een ‘levenssymfonie’ zoals ieder mens een ‘symfonie’ van het leven heeft. In ieder leven liggen overeenkomstige taferelen, elk menselijk wezen kent ‘liefde, leed en smart’. Toch is niet één leven gelijk, alle mensen zijn verschillend. Daarom is ‘Geestelijke’ muziek onuitputtelijk en kent het geen grenzen. Langzaam voelde Jozef zich terugkeren en ‘ontwaken’. Hij was in een bijzondere ‘geestelijke’ toestand geweest. Geestelijke krachten hadden hem geholpen want alleen had hij dit nooit zo kunnen beleven. De ‘hemel’ dankend voor al dit moois verlieten Jozef en Cesarino de tempel der muziek. Diep onder de indruk en ontroerd gingen allen heen.



Inspiratie: literatuur Jozef Rulof./Persoonlijke doorgeving.
          

vrijdag 16 november 2012

De 'lichtsferen' in de Geestelijk Wereld deel 5

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Werelden waar andere natuurkundige wetten gelden, waardoor zij zich voor ons als 'gedachtenwerelden' manifesteren, maar net zo werkelijk en concreet in hun beleving zijn als onze wereld. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtingbepalend’, dan als de meest actuele 'weergave’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Van alle 'lichtsferen' houden de beschrijvingen hoofdzakelijk 'sfeerimpressies' in, om in het kort weer te kunnen geven van wat men in de lichtsferen zoal kan verwachten. Vanzelfsprekend zijn alle 'lichtsferen' werelden op zich, waar mogelijk miljoenen mensen in kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten en beschrijft de literatuur van Jozef Rulof over de ‘vijfde sfeer in het Zomerland’, daar het volgende over:

Het bezoek van Jozef en Alcar aan de vijfde sfeer van het Zomerland.
Thans naar de vijfde sfeer van het Zomerland, Jozef! Snel verplaatsten zij zich en concentreerden zij zich op het energieniveau van de vijfde sfeer. Plotseling kwam het moment dat een gouden lichtschijnsel hen bestraalde, zoals hij dergelijke lichtverschijnselen ook al in vorige tochten ervaren had. Daar naderen wij mijn sfeer Jozef, daar zal je kunst aanschouwen zoals je dat niet eerder beleefd hebt. De heerlijke, warme uitstraling van de sfeer die zij naderden stemde hem al zielsgelukkig. Hoeveel keer had Jozef al niet de sferen zien veranderen? Telkens had hij het ‘licht’ en de werelden nog mooier en de mensen steeds jonger zien worden. Alles veranderde, naarmate zij beiden steeds hoger stegen. Jozef ervoer het als een intens geluk om alles te mogen weten. Opeens lag daar onder hen de sfeer van Alcar. Schitterend was het landschap en de natuur daarin, over alles lag een  ‘goudachtige’ waas, veroorzaakt door het prachtige gouden ‘licht’ dat over deze wereld scheen. Prachtige tempels, gebouwen en woonomgevingen zag hij, en hij voelde dat het hier nog indrukwekkender was dan in de vorige sfeer waar zij net vandaan kwamen. Al zwevende kwamen zij op de plaats waar Alcar wilde wezen. Hier blijven wij, in één van deze tempels zullen we binnengaan.

Hemelhoog waren de tempels opgetrokken. Kathedralen zag hij zoals men die op Aarde niet tot stand kon brengen, omdat het ‘kunstzinnige’ gevoel van de bouwmeesters op Aarde nog niet zo hoog ontwikkeld was. De bouwwerken waren in verschillende kleuren, bijzondere steensoorten en stijlen opgetrokken. Alle gebouwen straalden ‘licht’ uit, zoals hij dat nog nooit eerder gezien had. De muren waren van ‘geestelijke’ stof en hij voelde dat dit ‘leefde’, waardoor zij een prachtig licht uitstraalde. Iets verder zag hij een enorm groot gebouw, bovenop een berg gebouwd. Honderden torens versierden het geheel en het hoogste gedeelte kon hij niet eens waarnemen. Hoe kon men in deze wereld zo een groot gebouw realiseren, vroeg Jozef zich af?. Alcar, ik zie geen einde aan het gebouw,  hoe is dat mogelijk? Het is zoals het leven voelt, Jozef . Dit is hun ‘levensafstemming’, het leven kent geen einde want het leven gaat altijd door. Deze tempels en gebouwen hebben hun afstemming op de zesde sfeer, al een sfeer hoger dan deze wereld. Daarom gaat het leven altijd door. In de gebouwen die wij nu zien wordt ‘Kunst’ in de breedste zin van het woord bedreven. Rondom de gebouwen waren overal bloemen aangebracht, zonder bloemen was het leven in de sferen niet compleet. Dat had Jozef al overal geconstateerd.

Toen Alcar en Jozef één van de gebouwen betrad was Jozef zeer ontroerd. Hoe ver waren deze entiteiten in de ‘Kunst’ wel niet vooruit gekomen? Was er aan de ‘Kunst’ geen einde? Weer zag Jozef de ‘geestelijke’ fontein, die hij in al de andere sferen ook had waargenomen. De fontein vertegenwoordigde de innerlijke afstemming in de ‘geest’ van de ‘bewoners’ van deze tempel. Ook deze fontein was van een uitzonderlijke schoonheid, die bijna niet te beschrijven was. Overal zag Jozef entiteiten: mannen, vrouwen, tweelingen en tweelingzielen. Allen waren één in ‘harmonie, dienstbaarheid en in verbondenheid’ met elkaar.  Velen waren met één kunstwerk bezig, het stuk stelde verschillende ‘beeldengroepen’ voor en was een ‘juweel’ van scheppingsvermogen. Alcar vertelde dat het kunstwerk  het ‘leven in al zijn facetten’ op Aarde voorstelde. Door kunst werd hier het ‘leven’ uitgebeeld. Jozef zag ‘strijd, voor en tegenspoed, leed en smart’ in verschillende voorstellingen kunstig uitgebeeld. Een diep ontzag vervulde Jozef, ontroerend was de schoonheid van deze kunst. Andere kunstwerken stelden alle ‘karaktereigenschappen’ van de mens voor, ook weer kunstig uitgebeeld in bepaalde beeldengroepen. Een geestelijke Meester uit de zesde sfeer van het ‘Licht’ had hier de algemene leiding. Er waren onder hen zelfs hoge geestelijke Meesters uit de zevende sfeer van het ‘Zomerland’. Jozef zag dat hier de vrouwelijke entiteiten een andere taak hadden dan de mannen. Door haar ‘liefde, gevoel en wijsheid’ werd het hoogste in creativiteit bereikt. De man als ‘schepper, de vrouw ter inspiratie en als dienende kracht’. Beiden waren één in hetgeen zij aan het scheppen waren.

Overal zag Jozef ‘Engelen’, die als toeschouwers gekomen waren, omdat men hun ‘kracht, liefde en aanwezigheid’ nadrukkelijk wenste. Hun aanwezigheid stelde men zeer op prijs, vanwege hun ‘onmetelijke wijsheid en hun geweldige scheppingskracht’, werd dit alles in de tempel  gezamenlijk tot stand gebracht. Elk kunstwerk straalde hier zijn eigen ‘licht’ uit, dat in prachtige kleuren vorm werd gegeven. Overal paste men hier een bepaalde ‘stof’ toe, die van zichzelf ‘licht’ bezat. Waardoor alles in de tempel één symfonie aan ‘licht en kleuren’ was. Alles straalde ‘licht’ uit  en voelde Jozef de intense liefde voor het ‘leven’, dat hier in kunst op een wonderschone wijze tot uitbeelding werd gebracht. Jozef nam wat ‘lichtstof’ dat men hier gebruikte, in zijn handen. Maar al gauw veranderde de ‘stof’ van licht en kleur, Jozef schrok wat gebeurde er opeens? Het mooie licht en de schitterende kleuren waren opeens verdwenen, een zacht blauwe waas lag er plotseling omheen. Een vrouwelijke Engel kwam naar Jozef toe en sprak: de ‘lichtstof’, die je in je handen hebt straalt het ‘licht’ uit waarop je zelf innerlijk bent afgestemd. De stof heeft jouw innerlijke ‘afstemming’ aangenomen, wat niet tot deze sfeer behoort. Jozef begreep deze ‘levensles’. De vrouwelijke Engel nam een tot bal geknede ‘lichtstof’ op, dat op een fijn soort 'poeder' leek en op slag veranderde het ‘licht en de uitstraling’ van de stof. Het schitterende ‘licht’ van de Engel straalde de stof nu ook zelf uit, nu de Engel met de stof verbonden was. Deemoedig en wat in verlegenheid gebracht keek Jozef de vrouwelijke Engel aan, die hem glimlachend aankeek.  Kennis en ondervinding is het leven, Jozef! Geleidelijk aan zal het leven ‘ontwaken’ en zal een ieder de ‘waarheid’ ontvangen. Alles op zijn tijd! Maar laat je niet ontmoedigen, vervolg je weg door het ‘leven’ te beleven zoals God het wil.

Jozef dankte de Engel voor deze ‘levensles’ en keek de prachtige verschijning bewonderend aan, jouw geestelijk leider Alcar is mijn ‘tweelingziel’ Jozef, zei de Engel. Elk mens op Aarde heeft een ‘tweelingziel’ en niet eerder dan in de vijfde sfeer van het Zomerland, zal men verenigd worden met zijn of haar ‘tweelingziel’.* Ik volg Alcar in alles en zal jullie beiden in mijn gebeden blijven gedenken. Alcar is mijn ‘ziel’ en mijn leven. Wij zijn één en zullen voor eeuwig één blijven, omdat dat de ‘goddelijke’ opdracht is. Eens zal de taak die Alcar op Aarde verricht volbracht zijn, waarvoor de geestelijke Meesters hem opgedragen hebben. Daarna zullen Alcar en ik in ‘ziel en geest’ met elkaar verenigd worden en als één en het zelfde wezen onze weg vervolgen. Weet dat ik jullie beiden blijf volgen, waar jullie ook zijn. Wij beiden zullen Alcar dienen in liefde, hij zal je er wijsheid en kennis in de ‘geest’ er voor teruggeven en velen anderen op Aarde zullen er gelukkig door worden. Jozef voelde plotseling naast zich zijn leider staan. Alcar legde zijn arm om zijn schouder en keek hem doordringend aan. Een zelfde ‘liefde’ als van zijn ‘tweelingziel’ stroomde in hem en vervulde zijn geest volledig met zijn ‘Liefde’. Daar voor hem stonden twee waarlijke ‘liefdesgeesten’, tweelingzielen en engelen in de ‘geest’, daarmee was hij Jozef verbonden!. Nauwelijks kon Jozef dit allemaal bevatten. Geluk, liefde en dankbaarheid vervulde hem.  

Alcar liet Jozef voelen dat zij verder zouden gaan. Thans gaan wij naar de schilderkunst, dat gebouw sluit hier bij aan, het is één geheel. Lang zullen wij echter hier niet blijven. Jozef volgde zijn geestelijk leider, die hem nog vele ‘geestelijke’ schatten toonde. Eindelijk waren zij op de plaats waar Alcar wilde wezen. Ook dit gebouw was rondom open en toegankelijk voor iedereen. Veel hoge entiteiten waren ook hier met een kunstwerk bezig. Zij schilderden zoals men dat ook op Aarde pleegt te doen, maar hier paste men andere materialen toe en kende men kleuren, waardoor het ‘volmaakte’ werd bereikt. Het ene kunstwerk was nog mooier dan het andere, groots van opzet en geestelijk diep doorvoeld. Fantastische kleurnuances zag hij, die door de makers in volslagen ‘harmonie en rust’ waren aangebracht. Ook hier trachtte men ‘het leven in al zijn facetten’ tot uitdrukking te brengen. Alles ‘leefde’ en straalde licht uit, omdat de kunstenaar het ‘leven’ tot in het diepste van zijn ziel voelde en tot uitbeelding wist te brengen. Kijk Jozef daar voor je, een zeldzaam mooi ‘sferenbeeld’, door die zuilen heen. Jozef nam naast Alcar plaats. Daar voor hem zag hij een wonderschoon landschap. Het was een vergezicht, zo volmaakt weergegeven alsof hij droomde. Hij zag een prachtig landschap en een natuur als nog nooit te voren. Was dit volmaakte schilderij een hogere sfeer die hij waarnam? Het landschap was zo sereen uitgebeeld en zo volmaakt tot in details weergeven, daar zou hij nooit mogen binnentreden, dat voelde hij aan alles. Alcar keek Jozef aan en zei, zou je daar wel eens willen vertoeven, Jozef?

Wanneer je ons leven in de sferen in waarachtige ‘liefde’ wilt delen, dan zal je in alle ‘deemoedigheid’ veel worden gegeven en worden toegestaan. Met dit voor ogen, zal je kracht geschonken worden, veel te mogen beleven in het leven van de ‘geest’. Dat wil ik graag zei Jozef. Ik zal alles doen om het beeld niet te ‘storen’. Dan zullen wij afdalen, ook dit zal je dan beleven. Jozef volgde Alcar de trappen af. Plotseling konden zij niet verder en stonden zij voor een geschilderd doek, een kunstwerk van een der geestelijke Meesters. Dit doek is door een van de Meesters uit de zesde sfeer tot stand gebracht, Jozef. Het is een wereld die door de kunstenaar op de meest volmaakte manier is uitgebeeld. Het doek is al duizenden jaren oud, de Meester van dit doek is verder geëvolueerd in de geest en zal hier nooit meer terugkeren. Dit doek is in deze tempel het ‘heiligste’ wat wij bezitten. Weer nam Jozef plaats en keek lange tijd naar dit wonder. Tempels en gebouwen, bloemen en planten, mens en dier, het landschap en de natuur, alles was volmaakt en natuurgetrouw weergeven. Het doek 'leefde' zodanig en straalde zoveel 'licht en kracht' uit, dat men het idee had er zelf in te vertoeven en dat men die wereld zelf al volledig 'beleefde'. Het was een meer dan ‘hemels’ tafereel, letterlijk een geschilderd 'wonderstuk'. Neem alles goed in je op, Jozef en vertel op Aarde wat je aan deze zijde allemaal hebt mogen ontvangen en hebt mogen bewonderen. Thans gaan wij weer verder naar nog hogere sferen in het Zomerland, Jozef.

Mag ik nog even wat vragen, vroeg Jozef? In alle sferen heb ik tot nu toe heel veel kunst gezien, kan men in de ‘sferen’ zich hoofdzakelijk alleen maar door ‘Kunst’ zich ontwikkelen, Alcar?  Neen Jozef, wij bezochten tot nu toe in alle sferen van het ‘Licht’ de tempels waar veelal ‘Kunst’ bedreven wordt, omdat de kunstenaar door datgene wat hij creëert, op een zeer aanschouwelijke en vaak prachtige wijze een visie op de wereld waarin hij leeft tot uitdrukking weet te brengen. Men krijgt daardoor in weinig tijd al een visie van wat er leeft binnen een groep of samenleving en hoe de samenleving zich ontwikkeld heeft. Maar natuurlijk is elk menselijk wezen uniek en ontwikkelt een ieder zich naar eigen vermogen en eigen kwaliteiten. Niet iedereen is tenslotte een kunstenaar of wetenschapper en voor iedereen zijn de kansen gelijk. Dit geldt ook voor de geestelijke ontwikkeling in de ‘sferen’, een ieder doet dat naar zijn eigen kunnen en zijn eigen ontwikkelingsmogelijkheden. Het is een ‘geestelijke’ wet dat iedereen over een eigen 'vrije wil' beschikt en dat ook iedereen in alle vrijheid, zonder enige verplichting zich moet kunnen ontwikkelen. Daarom vindt men in de ‘sferen’ dan ook een verscheidenheid aan gebouwen en tempels, waar een ieder zich op zijn manier ‘geestelijk’ kan ontwikkelen en kennis en wijsheid op kan doen. Een ieder krijgt daarin begeleiding en onderricht. Maar helaas kunnen wij in de korte tijd dat jij de ‘sferen’ bezoekt, niet alles laten zien. Maar niet tegenstaande dat feit, onderscheidt wel elke ‘sfeer’ zich nadrukkelijk in datgene wat ik jou heb laten zien. Dit zelfde geldt natuurlijk ook op Aarde waar ‘Kunst’ een beeld geeft van de cultuur en de ontwikkeling van een bepaalde samenleving. Welke kunstschatten daarom ook zorgvuldig in Musea worden bewaard, om de geschiedenis en ontwikkeling van een volk daarmee voor de eeuwigheid te kunnen behouden. Dus Jozef, voor iedereen zijn er altijd gelijke kansen en dezelfde mogelijkheden voor ontwikkeling. Maar nu gaan wij naar de zesde sfeer in het Zomerland!


*Zie tevens de zeven bewustzijnsniveaus in de Geestelijke Wereld.   


Inspiratie: literatuur Jozef Rulof./Persoonlijke doorgeving.

woensdag 14 november 2012

De 'lichtsferen' in de Geestelijke Wereld deel 4

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Werelden waar andere natuurkundige wetten gelden, waardoor zij zich voor ons als 'gedachtenwerelden' manifesteren, maar net zo werkelijk en concreet in hun beleving zijn als onze wereld. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtingbepalend’, dan als de meest actuele ‘weergave’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Van alle 'lichtsferen' houden de beschrijvingen hoofdzakelijk 'sfeerimpressies' in, om in het kort weer te kunnen geven van wat men in de lichtsferen zoal kan verwachten. Vanzelfsprekend zijn alle zeven 'lichtsferen' werelden op zich, waar mogelijk miljoenen mensen in kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen' in de Geestelijke Wereld kan verwachten en beschrijft de literatuur van Jozef Rulof over de het ‘vierde energieniveau in de lichtsferen’, wat het Zomerland betreft, daar het volgende over:

De vierde sfeer in het ‘Licht’, het Zomerland.
Jozef en zijn vrouw hadden in het begin van hun huwelijk een dochtertje gekregen, die al snel na de geboorte overleden was. Helaas is zijn vrouw nadien nooit meer zwanger geraakt, terwijl zij zeer nadrukkelijk die kinderwens wel hadden. Het verhaal over de vierde sfeer van het ‘Licht’ gaat voornamelijk over de ‘kindersfeer’, die deze eerste sfeer van het ‘Zomerland’ mede vertegenwoordigt. Kinderen die beneden de zes jaar komen te overlijden worden op buitengewone ‘liefdevolle’ wijze in deze vierde sfeer opgevangen en verder opgevoed, totdat zij in hun ‘tienerjaren’ de leeftijd bereiken, om naar de sfeer van hun eigen ‘afstemming’ te moeten gaan. Een sfeer die in de meeste gevallen een sfeer in het ‘Morgenland’ betreft, waarna zij door verdere geestelijke ontwikkeling de weg ‘omhoog’ weer kunnen vervolgen. Totdat zij er klaar voor zijn om weer een ‘incarnatie’ op Aarde aan te kunnen gaan. Zoals gezegd, gaat het navolgende verhaal hoofdzakelijk over de kinderen in deze sfeer,  maar dat laat onverlet dat er natuurlijk ook veel volwassenen zijn, die in deze sfeer hun verdere ‘geestelijke’ ontwikkeling vervolgen. Het landschap in deze sfeer bestaat dan ook weer uit veel verspreidt liggende ‘nederzettingen’ die door prachtige natuur omgeven zijn, waar men in overzichtelijke groepen bij elkaar woont en in volslagen harmonie met elkaar samenleeft. Nabij de ‘nederzettingen’ bevindt zich veelal bebouwing die ter ‘educatie, meditatie, onderzoek of verdere ‘geestelijke’ ontwikkeling en ondersteuning van de bewoners dient. Deze bebouwing bestaat doorgaans uit prachtig vormgegeven ‘tempels of kathedralen’, die op harmonische wijze zowel in de vrije natuur of in de buurt van nederzettingen in de ‘omgeving’ zijn ingepast. Het verhaal van Jozef gaat vervolgens over het feit dat hij zijn dochtertje in de vierde sfeer mag bezoeken en daarbij natuurlijk ook veel over de prachtige omgeving vertelt. 

Het bezoek van Jozef aan zijn dochtertje.
Spoedig traden Alcar en Jozef de ‘kindersfeer’ binnen, er heerste daar een zodanige rust en serene sfeer die hij nog nooit eerder had gevoeld. Overal ervoer Jozef een zalige ‘liefde’ en zag hij bloemen in de meest fantastische kleuren. Vlekkeloos wit waren de tempels, waar de kleintjes leefden. Hoe zou mijn kleine meid er na één jaar uitzien? Vroeg Jozef zichzelf af. Al van verre zag hij de kleintjes, die buiten in de natuur aan het spelen waren. Jozef voelde zich stil worden nu het grote moment van ontmoeting zou komen. Op enige afstand van hem wandelden veel ‘verzorgsters’ met hun kleintjes. Zij leken op afstand net ‘verlichte’ zonnen, alles straalde ‘liefde en compassie’ uit. Alcar en Jozef wandelden door een prachtige laan en door bloemen omringd, de vogels zongen dat het een lieve lust was en de natuur was wonderbaarlijk mooi. Bloemen geurden heerlijk en het leek of alles ‘straalde’. Ginds zag hij kleuters die al de leeftijd van drie jaar hadden bereikt. Links en rechts van hun, stonden langs de laan waar zij liepen prachtige beeldhouwwerken, die bepaalde sprookjes voorstelden en waarvan de kleintjes konden leren. De kinderen leerden in deze sfeer van het ‘Licht’ geen gesproken taal meer zoals wij dat op Aarde kennen, maar communiceerde men direct met de innerlijke ‘levensbron’ van de ander. Twee levens ‘vloeien’ tijdens de communicatie als ‘vloeistof’ in elkaar over en begrijpt men in minder dan secondes wat de ander bedoeld, zonder dat er ook maar van enig misverstand sprake kan zijn. (zie tevens het verhaal over de zeven bewustzijnsniveaus)  

In deze wereld leert men de kinderen om de schepping in al zijn facetten lief te hebben. In deze wereld heerst ‘rust, evenwicht en harmonie’, een geestelijk geluk dat niemand ooit kan verstoren. Een waar paradijs zoals men dat zichzelf ooit voor zou kunnen stellen. Prachtig aangelegde parken en sneeuwwitte tempels van het mooiste marmer opgetrokken, sierden de omgeving. En dat alles in een adembenemend mooi landschap. Als ‘zilver’ zo wit stroomden door dit prachtige landschap de vele beekjes, waarvan de oevers door bloemen links en rechts versierd waren en in het water de mooiste vogels zwommen. Het was een en al pracht. Alcar en Jozef kwamen nu bij een groot gebouw, van sneeuwwit marmer en in ‘krachtige’ stijl opgetrokken. Het gebouw was een architectonisch kunstwerk op zich en daar in dat gebouw leefden de kinderen, waaronder zijn eigen dochtertje. Jozef durfde het gebouw bijna niet te naderen. Het gebouw stond op een plateau en er omheen liep een terras, verder waren om het hele gebouw bloemen en vruchtbomen aangebracht. Op het bordes zag hij een stralende entiteit, die hen blijkbaar opwachtte.

Was men ook hier van hun komst op de hoogte, dacht Jozef? De vrouwelijke entiteit was In een prachtig gewaad van ‘licht’ gekleed. De entiteit glimlachte van verre naar hen. O, wat een geweldige schoonheid vertegenwoordigde zij. Wie was zij? Alcar naderde de entiteit en Jozef zag, dat hij voor haar neerknielde. Broeder Alcar, hoorde hij haar zeggen. ‘God zij met u’. Ook Jozef knielde voor haar neer en wachtte af, van wat er zou gebeuren. Opeens hoorde Jozef een stem, sta op Jozef en kijk mij aan. Jozef keek omhoog en keek in twee ‘stralende’ ogen, een gevoel van ‘liefde’ kwam in hem op zoals hij dat nog nooit ervaren had. De entiteit sprak tot Jozef: jouw dochter leeft, zij is beeldschoon en zeer gelukkig. Zij zal dadelijk nog meer geluk ervaren als zij haar vader zal ontmoeten. Blijf hier in het park, wij zullen jou zo komen halen om jou naar je dochter toe te brengen, zei het ‘engelachtige’ wezen. Maar voor dat wij dat doen, dien jij je in alle stilte ‘af te stemmen’ op de energie van deze omgeving en met name op de aankomende ontmoeting met je dochtertje. Jouw dochtertje kent de Aarde niet, waardoor het belangrijk is je volledig op haar af te stemmen. Concentreer je en probeer je in gedachten alvast met haar te verenigen en vraag in gedachten om steun. Geef ons een teken als je denkt dat jij met haar verbonden bent.

Alcar en de ‘sferenengel’ waren heengegaan en Jozef was in stilte alleen gelaten. Diep en lang dacht hij na. Afstemmen op zijn eigen kind, op een totaal ander leven? Hij moest in gedachten maar zo veel mogelijk om ‘hulp’ vragen, om in aller eenvoud en deemoed zich te kunnen verbinden met een ‘geestelijk leven’ dat een hogere afstemming bezat. Jozef wandelde tussen de bloemen, in onbenoembare kleurenpracht en trachtte zich bij alles wat in zijn vermogen lag, zich geestelijk te verbinden met zijn dochtertje. Geleidelijk aan voelde Jozef zich rustig worden, hoe lang was hij nu in diepe gedachten verzonken geweest? Plotseling voelde hij andere signalen tot zich komen en toen hij in de richting keek, die hij voelde zag hij Alcar aan komen zetten. Kom Jozef, jouw gedachten zijn verhoord. Wij mogen binnentreden zij wachten op ons. Jozef volgde Alcar naar het prachtige gebouw. Al spoedig naderde zij het prachtige gebouw, dat er ook bijna als een tempel uitzag en gingen zij naar binnen. Veel zalen gingen zij door tot zij in een grote ruimte kwamen. Hij zag veel kinderen bijeen en in prachtige gewaden waren zij gekleed. Allen straalden als kleine ‘zonnetjes’en gelet op het aantal kinderen zouden in dit grote gebouw heel veel kinderen tezamen kunnen leven. In een grote hal waar veel entiteiten bijeen waren, zag Jozef tussen hen het beeldschone ‘engelachtige’ wezen, die zij net gesproken hadden. Zij nam een beeldschoon meisje op haar armen en verwijderde zich van alle anderen. Alcar en hij volgden haar op de voet, verschillende zalen liepen zij door, totdat zij plotseling naar buiten ging. Ook dit gebouw was aan alle kanten open en toegankelijk voor iedereen. Buiten in het mooi aangelegde park gekomen liepen Alcar en het wezen naar een soort prieel, omgeven door prachtige bloemen en veel groen. Vogels kwetterden dat het een lieve lust was. Jozef bleef even buiten wachten.

Was het kleine meisje dat het vrouwelijke wezen droeg, zijn eigen dochter? Hij hoorde in gedachten een zacht hemels stemmetje, dat zijn hart sneller deed kloppen. Hij hoorde haar in gedachten lachen, het was niet te geloven! Na een ogenblik werd ook Jozef geroepen en trad ook hij het prieel binnen. Daar stond Alcar met naast hem het ‘engelachtige’ wezen met het mooie kindje. Lydia hoorde hij Alcar zeggen, ‘Lydia waakt en verzorgt jouw kindje alsof zij haar moeder is’. Jozef durfde Lydia bijna niet aan te kijken, zo was hij onder de indruk van alles. Kom Jozef zei de hoge entiteit, je kindje verwacht jou neem haar maar van mij over! Van ‘liefde en dankbaarheid’ vervuld nam hij zijn eigen dochtertje van haar over en sloot het meisje in zijn armen. Het grote moment was gekomen, hij was bij zijn eigen kindje! Lydia verwijderde zich uit het prieel, zijn eigen ‘geestenkind’ liefdevol in zijn armen achterlatend. Naast hem zat Alcar, Jozef voelde zich waarlijk in het ‘paradijs’ met zijn eigen kindje in zijn armen. Hij drukt haar tegen zich aan, zij lachte en praatte op haar manier en was ‘wijs’ voor haar leeftijd. Hij voelde dat zij één waren met elkaar. Zij legde haar zwart glanzend engelenhoofdje tegen hem aan en lachte tegen Alcar. Het was alsof zij elkaar al jaren kenden. Af en toe kwam zij overeind, lachte hem lieflijk toe en streelde hem met haar kleine handjes. Zodat het hem veel moeite koste om zijn emoties de ‘baas’ te blijven.

Hoe wonderbaarlijk mooi was het geestelijk 'gewaad' dat zij droeg. Het straalde en leek niets dan ‘licht’, waarvan de kleur telkens veranderde. Zuiver was het meisje en haar ogen fonkelden als ‘smaragden’ in een zacht betoverend mooi gelaat. Wat voelde hij zich intens gelukkig. Thans was zij één jaar oud volgens Aardse tijd, maar zij leek veel groter en wijzer dan een kind van die leeftijd. In de sferen van ‘Licht’ gaat de ontwikkeling van een kind twee tot driemaal sneller, niets belemmerd hier de ‘groei en ontwikkeling’ van een kind. Lang was Jozef naar gevoel met zijn eigen kind, spoedig zou Lydia haar weer op komen halen. Voor hoe lang zou dit afscheid zijn? Zou hij nog eens op deze manier zijn kindje mogen bezoeken? Ook zijn dochtertje voelde het afscheid naderen en drukt zich nog vaster tegen hem aan. Daar zag Jozef de entiteit ‘Lydia’ weer aan komen, als een ‘zon’ straalde zij in het licht. Nog eenmaal keek hij aandachtig naar zijn kleine meid. Zij zag hem aan, sloot toen haar ‘engelen’ oogjes en leek in diepe rust verzonken. Lydia nam zijn dochtertje van hem over, groette Alcar en Jozef en ging weer met haar heen in de richting van het grote gebouw. In stilte dankte hij God voor alles wat hem geschonken was. Als laatste groet had hij de handjes van zijn kindje gekust, het grootse gebeuren was voorbij. Alcar liet hem voelen dat zij verder zouden gaan. Jozef nam afscheid van de vierde sfeer, waar zijn kindje leefde en beiden ‘zweefden’ zij verder. De vijfde sfeer van het ‘Zomerland’ tegemoet. Nog veel stond hem te wachten.



Inspiratie: literatuur Jozef Rulof./Persoonlijke doorgeving.