maandag 30 december 2013

Jezus deel 5


Algemeen.

De ontdekking van het ‘Evangelie van Issa’ is een van de belangrijkste archeologische vondsten geweest in de negentiende eeuw en dan met name op religieus gebied. Het ontdekte ‘evangelie’ geeft ons uitgebreid inzicht in de ‘opvoeding, opleiding en levenswandel’ van Jezus Christus, gedurende het grootste deel van zijn kortstondige leven op deze wereld. Deze informatie ontbreekt in de ons ter beschikking staande evangelieteksten in de Bijbel. Door het evangelie vernemen we dat Jezus al vanaf zijn vroegste leeftijd uitblonk in ‘wijsheid en inzicht’ en, dat Jezus een huwelijk als een belemmering zag voor zijn verdere persoonlijke vorming en spirituele ontwikkeling. Hij vertrok naar het Oosten, naar India. Dit is het begin van de ‘achttien vergeten jaren’ van Jezus in de Bijbelse geschriften. Het ‘Evangelie van Issa’ stelt vast dat Jezus de aloude Vedische traditie van India bestudeerde, alsook het Boeddhisme uit Nepal en Tibet. Hij verbleef daarna nog enige tijd in Perzië (Iran), waar hij in contact kwam met de leer en tradities van ‘Zoroaster’. Toen Jezus na achttien jaar in Palestina terugkwam om er te preken, was hij een grote ‘Leermeester’, die inzicht had in vijf grote spirituele en godsdienstige tradities van de wereld uit die tijd, ‘het Jodendom waarin hij was opgegroeid, het Hellenisme waarbinnen de Joodse traditie stand moest houden, de Vedische traditie met het Hindoeïsme, het Boeddhisme en de Perzische traditie van Zoroaster. De boodschap die Jezus uiteindelijk uitdroeg was het resultaat van al de kennis, die Jezus in al de voorgaande jaren in het Oosten opgedaan had en in zichzelf ‘gerealiseerd’ had. Dit bevestigt de opvallende overeenkomsten die er zijn tussen de leer van ‘Krishna, Boeddha en de boodschap die Jezus uitdroeg’. Jezus belichaamde als het ware de ‘samensmelting van de Joodse traditie met de wetten van Mozes, met die van Krishna en Boeddha’.       

Het ‘Evangelie van Issa’.

Om een indruk te geven van wat het ‘Evangelie van Issa’ inhoudt, zal in het onderstaande in ‘vogelvlucht’ door het evangelie heen worden gegaan en zullen de belangrijkste hoofdstukken uit het evangelie, zo mogelijk verkort weergegeven worden.

Issa terug in Palestina.

Issa was door God verkozen om de ‘verdwaalde’ mensheid te herinneren aan de ware God en was inmiddels 29 jaar oud, toen hij in Israël terugkeerde. Sinds zijn vertrek hadden de Romeinen de Israëlieten nog meer laten lijden, waardoor zij aan de diepste wanhoop ten prooi waren gevallen. Velen onder hen waren inmiddels begonnen zich af te keren van de regels en wetten van God en van Mozes, in de hoop hun brute en onrechtvaardige Romeinse overheersers te vermurwen. In deze benarde omstandigheden spoorde Issa zijn landgenoten aan niet te wanhopen, omdat de tijd van ‘bevrijding’ uit het juk van een zondig bestaan naderbij was. Door zijn eigen voorbeeld sterkte hij hen in het geloof en vertrouwen op de God van hun voorvaderen. De hemelse Vader sprak bij monde van Issa en zei: ‘kinderen, wanhoop niet langer want ik heb jullie wanhoopskreten en jullie stem gehoord’. Ween niet langer, jullie smart heeft het hart van jullie Vader geraakt en Hij heeft jullie vergeven, zoals Hij ook jullie voorvaderen vergeven heeft. Laat jullie familietraditie niet in de steek, door zelf de verkeerde weg in te slaan. Bezoedel jullie innerlijke waardigheid niet en vereer geen afgoden, die doof blijven voor jullie stem. God heeft jullie geschapen naar zijn eigen beeld en gelijkenis, ‘onschuldig, innerlijk zuiver en goedhartig’ en niet bestemd voor bedrog. Maar om zelf een ‘heiligdom’ te zijn van liefde en rechtvaardigheid. Daarom zeg ik jullie: ‘bezoedel jullie innerlijk niet want de Allerhoogste woont altijd in jullie hart’.  Wanneer jullie handelen vanuit ‘liefde en toewijding’, doe dat dan vanuit een innerlijke openheid en met grootmoedigheid. En laat je niet leiden door ‘winstbejag of pure berekening’. Zulke handelingen brengen jullie geen stap dichter bij ‘verlossing’, maar vervallen jullie tot een staat waar men ‘diefstal, leugen en bedrog’ of nog veel erger, als goed en welkom beschouwt.

Woorden van troost.

Zo trok Issa van stad tot stad en van dorp tot dorp en gaf hij door middel van Gods woord de Israëlieten weer moed, die bijna onder het gewicht van hun wanhoop bezweken. Duizenden volgden hem om hem te horen preken. Maar de stedelijke bestuurders raakten gealarmeerd en werden bang zodat zij de landvoogd, die in die tijd in Jeruzalem zetelde, informeerden over de komst van een zekere Issa in het land van Israël. Zij waarschuwden hem dat deze Issa ‘opruiende’ preken hield, die de bevolking opzetten tegen het Romeins gezag. Ook meldden zij dat de mensen zo gretig naar hem luisterden, dat zij het functioneren van de staat frustreerden. En dat hij de mensen voorhield dat het niet lang meer zou duren of het land zou worden bevrijd van het gezag van de Romeinen. Daarop gaf Pontius Pilatus, de prefect van Judea en landvoogd in Jeruzalem, het bevel om Issa te arresteren en hem naar Jeruzalem te brengen en hem voor de rechter te slepen. Maar tegelijkertijd wilde Pilatus niet dat de woede van het volk zou worden opgewekt. En gaf hij dus de opdracht aan de priesters en het Joodse Sanhedrin (Joods gerechtshof), om hem in het tempelcomplex te verhoren en over hem te oordelen. Maar intussen ging Issa door met preken en kwam hij tenslotte toch in Jeruzalem. Zijn goede naam was hem echter al vooruit gegaan en toen de mensen hadden gehoord dat Issa in aantocht was, liep een grote menigte hem tegemoet om hem te verwelkomen. Hij werd door de bevolking van Jeruzalem met eerbied en ontzag verwelkomd en de poorten van de tempel gingen voor hem open, om er te preken zodat de mensen uit zijn eigen mond konden horen, wat hij in de andere steden van het land van Israël al had gezegd. Zijn preken waren vervolgens niet anders dan de preken die hij al eerder in Perzië of in Judea aan de mensen had verkondigd. De priesters en ouderlingen die hem hoorden preken waren vervuld van bewondering voor wat hij te zeggen had en vroegen hem of het waar was, dat hij geprobeerd had de mensen op te zetten tegen het Romeins gezag. Want dit was Pontius Pilatus ter oren gekomen. Maar Issa zei: ‘ik heb de ongelukkige mensen alleen maar gewaarschuwd, zoals ik dat ook hier in de tempel doe en heb hen aangespoord om niet langer duistere wegen te bewandelen, want er ligt een grote afgrond vlak onder hun voeten. Aardse macht is niet van lange duur en is voortdurend aan verandering onderhevig. Wat is het nut om daartegen in opstand te komen, terwijl men steeds weer ziet hoe de ene macht het wint van de andere macht?

De priesters overtuigd.

De priesters en de ouderlingen vroegen hem daarop: ‘wie bent u en uit welk land komt u?’. Issa antwoordde: ‘mijn naam is Issa en ben een Israëliet en daags na mijn geboorte heb ik de ‘muren van Jeruzalem’ gezien en hoorde ik het geween van mijn broeders, die als slaven werden weggevoerd en de jammerklachten van mijn zusters, die gevankelijk werden afgevoerd door de Romeinen. Mijn ziel was diep bedroefd toen ik zag hoe mijn broeders de ‘ware God’ hadden vergeten. Al in mijn jeugd verliet ik mijn ouderlijk huis om mij onder andere volkeren te begeven. Maar toen ik hoorde dat mijn ‘broeders’ nog grotere kwellingen moesten ondergaan, ben ik naar mijn vaderland teruggekeerd om mijn broeders te herinneren aan het geloof van hun voorouders. Issa zei verder: ‘het enige wat ik heb gedaan is de mensen aan te sporen hun innerlijk te zuiveren, want het hart van de mens is de ware tempel van God’. Wat de wetten van Mozes betreft, heb ik getracht om die weer te verankeren in de harten van de mensen. Want de wetten van Mozes leren ons geen wraak en vergelding, maar juist vergeving. Luisterend naar de woorden van Issa besloten de hoge priesters en de wijze ouderlingen om hem niet te veroordelen, omdat hij niemand kwaad heeft gedaan. Zij gingen vervolgens naar Pontius Pilatus en zeiden hem het volgende. Wij hebben de man gesproken die door u beschuldigd wordt van rebellie. We hebben aandachtig geluisterd naar zijn preken en weten dat hij een landgenoot is, die het beste met ons volk voor heeft. De bestuurders van de verschillende steden hebben onjuist gerapporteerd, want deze rechtschapen man onderwijst de mensen in het woord van God. Na hem te hebben ondervraagd, hebben we hem weggestuurd om in vrede heen te gaan. Daarop werd de landvoogd woedend en stuurde heimelijk zijn dienaren op Issa af om hem vermomd in de gaten te houden en het minste woord, dat hij in het openbaar zou spreken aan de autoriteiten te melden. Ondertussen ging Issa door met het bezoeken van de omliggende steden, waar hij de ware wegen die tot de Schepper leiden uiteen zette, terwijl hij de belofte op een spoedige bevrijding de Hebreeën aanspoorde tot het betrachten van geduld. Tijdens zijn rondreis door de verschillende landsdelen werd Issa steeds, waar hij ook ging door een schare mensen gevolgd. Verscheidenen lieten hem niet meer los en werden zijn trouwe volgelingen.  

Issa beschuldigd door de Romeinen.

Drie jaar lang onderwees Issa het volk van Israël aldus in iedere stad en dorp en alles wat hij zei kwam uit. In die hele periode werd hij van nabij gevolgd en gadegeslagen door de spionnen van de landvoogd Pilatus. Maar zij konden niets opvangen dat overeenkwam met de eerdere beschuldigingen van de diverse bestuurders. Issa’s groeiende populariteit gaf Pilatus echter geen rust. Afgaande op Issa’s vijanden was Pilatus bang dat Issa wel eens een opstand kon veroorzaken om tot ‘koning’ te worden uitgeroepen. Daarom gaf hij een van zijn spionnen de opdracht om een valse beschuldiging op te stellen. Soldaten kregen het bevel om Issa te arresteren en vervolgens in een onderaardse kerker op te sluiten. Hij werd vervolgens op vele en verschillende manieren gefolterd met de bedoeling hem te dwingen zichzelf te beschuldigen, waardoor hij de doodstraf kon krijgen. Issa dacht echter uitsluitend aan het welzijn en het geluk van zijn broeders en onderging alle folteringen in de naam van zijn Schepper. De dienaren van Pilatus bleven hem folteren waardoor hij uiterst verzwakt raakte, maar God was met hem en liet hem niet in hun handen doodgaan. Toen de hogepriesters en de wijze ouderlingen vernamen hoe hun vredelievende Issa moest lijden en gefolterd werd, gingen zij naar Pilatus om voor Issa’s vrijlating te pleiten in verband met een groot feest dat op handen was. De landvoogd wees hun verzoek onmiddellijk af. Vervolgens vroegen zij hem om Issa tenminste voor het Sanhedrin (gerechtshof der Joden) te brengen, zodat hij veroordeeld kon worden of vrijgesproken kon worden voor het begin van de feestdagen. Dit verzoek werd door Pilatus toegestaan. De volgende dag bracht Pilatus de bestuurders, priesters, ouderlingen en rechters bij elkaar om recht te spreken over Issa. Issa werd vervolgens uit de kerker gehaald en naar de rechtbank gebracht. Men liet hem tussen twee dieven tegenover de landvoogd plaatsnemen, die tegelijk met hem berecht zouden worden. Men hoopte zo aan de menigte duidelijk te maken dat Issa niet de enige was die veroordeeld zou worden. Pilatus richtte zich tot Isa en vroeg hem of het waar was, dat hij het volk opzette tegen het gezag om zelf koning van Israël te worden?. Issa antwoordde: ‘niemand wordt koning uit eigen wil. Diegenen die u hebben gezegd dat ik de mensen aanzet tot rebellie vertellen leugens. Ik heb over niets anders gesproken dan over de ‘Koning van de Hemel’ en ik spoor de mensen aan hem te vereren.

De Joodse rechters en de hogepriesters wassen hun handen in onschuld.

Issa vertelt verder: ‘de Koning van de Hemel is groter en veel machtiger dan de aardse wetten en zijn koninkrijk reikt ver boven die van de aarde uit. De tijd is niet ver meer verwijderd wanneer het volk van Israël in gehoorzaamheid aan de goddelijke wil zich van zijn zonden zal reinigen, want er staat geschreven dat een voorbode zal verschijnen om de verlossing van de mensen te verkondigen en hen te verenigen in één grote familie. Daarop wendde Pilatus zich tot de rechters en zei: ‘hoort u het, de Israëliet Issa bekent de misdaad waarvan hij wordt beschuldigd. Veroordeel hem volgens uw wetgeving en geef hem de doodstraf’. Maar de rechters en de priesters zeiden dat ze hem niet konden veroordelen. Ze zeiden: ‘U hebt zojuist zelf kunnen horen dat Issa’s toespelingen betrekking hadden op de ‘Hemelse Koning’ en dat hij niets gezegd heeft wat als een overtreding van de wet zou kunnen worden beschouwd’. Daarop liet Pilatus de door hem omgekochte getuige voor de rechtbank komen om Issa te verraden. Deze man zei: ‘liet u zich niet voor de koning van Israël doorgaan toen u zei dat Hij die in de hemel heerst, u gezonden heeft om zijn volk te redden?’. Maar Issa zegende de man en zei: ‘jouw zonde zal je vergeven worden, want wat je hebt gezegd komt niet vanuit jezelf’! Daarop richtte Issa zich tot Pilatus en zei: ‘waarom verlaagt u zich in uw waardigheid tot het punt dat u uw ondergeschikten leert om valse beschuldigingen te uiten, wanneer het zonder die leugen ook in uw macht ligt om een onschuldige te veroordelen’? Daarop werd Pilatus werkelijk woedend en sprak hij het doodvonnis uit over Issa en tegelijkertijd liet hij de twee dieven vrijuit. De rechters beraadslaagden onderling en zeiden tegen Pilatus: ‘wij weigeren deze grote zonde op ons hoofd te laden, van de ter doodveroordeling van een onschuldige en tegelijkertijd de twee dieven vrij te laten’. Dat druist geheel tegen de wet in! Handelt u dus naar eigen goeddunken! Daarop liepen de rechters, de hogepriesters en de wijze ouderlingen de zaal uit en wasten zij hun handen in onschuld in de sacrale kom, die daarvoor staat en zeiden: ‘ wij zijn onschuldig aan de dood van deze rechtschapen mens’!

De kruisiging.

Op last van Pilatus grepen de soldaten Issa en de twee oorspronkelijk vrijgelaten dieven vast en leiden hen naar de executieplaats. Daar werden zij aan kruisen genageld die daar voor hen opgesteld stonden. De hele verdere dag hingen de lichamen van Issa en de twee dieven bloedend aan het kruis. De plaats werd bewaakt door soldaten. Mensen stonden ernaar te kijken en de verwanten van de terechtgestelden baden en weenden. Tegen zonsondergang kwam het lijden van Issa ten einde. Hij verloor het bewustzijn en de ziel van deze rechtschapen mens verliet het lichaam om in het goddelijke te worden opgenomen. Zo eindigde het aardse bestaan van de reflectie van de ‘Eeuwige Geest’ in de vorm van een mens, die verstokte zondaars had gered en diegenen die in ellendige omstandigheden verkeerden, had getroost. Intussen werd Pilatus bang voor de gevolgen van wat hij had gedaan en gaf hij de opdracht om het lichaam van Issa aan zijn verwanten over te dragen, die het lichaam daarop begroeven in de buurt van de executieplaats. Grote aantallen mensen gingen naar het graf om er te bidden en de lucht werd vervuld van hun geweeklaag en hun jammerklachten. Drie dagen later stuurde Pilatus zijn soldaten om het lichaam van Issa mee te nemen om het elders opnieuw te begraven, omdat hij bang was voor een volksopstand. De volgende dag troffen de mensen het graf open en leeg. Onmiddellijk verspreidde zich het gerucht dat de ‘Opperste Rechter’ zijn engelen naar het graf had gestuurd om de sterfelijke resten van Issa mee te voeren, die als aardse woonplaats had gediend voor een deel van de ‘Geest van God’. Toen Pilatus dit gerucht vernam, ontstak hij in woede en verbood hij, op straffe van slavernij of de dood het uitspreken van de naam van Issa of om voor hem bij God te bidden. Maar in de tijd daarna bleven de mensen weeklagen en bleven zij hun ‘Leermeester’ prijzen, waardoor velen tot slavernij werden gebracht, gefolterd werden en ter dood werden gebracht. De discipelen van Issa verlieten daarna het land van Israël en verspreidden zich overal onder de heidenen, waar zij preekten over de noodzaak hun grote dwalingen op te geven en na te denken over de verlossing van hun ziel. En over de volheid van ‘gelukzaligheid’ die de mensheid wacht in de transcendente wereld van ‘licht’ waar God zelf huist in volstrekte rust en zuiverheid.   

Inspiratie: Het evangelie van Issa.

zondag 29 december 2013

Jezus deel 4


Algemeen.

De ontdekking van het ‘Evangelie van Issa’ is een van de belangrijkste archeologische vondsten geweest in de negentiende eeuw en dan met name op religieus gebied. Het ontdekte ‘evangelie’ geeft ons uitgebreid inzicht in de ‘opvoeding, opleiding en levenswandel’ van Jezus Christus, gedurende het grootste deel van zijn kortstondige leven op deze wereld. Deze informatie ontbreekt in de ons ter beschikking staande evangelieteksten in de Bijbel. Door het evangelie vernemen we dat Jezus al vanaf zijn vroegste leeftijd uitblonk in ‘wijsheid en inzicht’ en, dat Jezus een huwelijk als een belemmering zag voor zijn verdere persoonlijke vorming en spirituele ontwikkeling. Hij vertrok naar het Oosten, naar India. Dit is het begin van de ‘achttien vergeten jaren’ van Jezus in de Bijbelse geschriften. Het ‘Evangelie van Issa’ stelt vast dat Jezus de aloude Vedische traditie van India bestudeerde, alsook het Boeddhisme uit Nepal en Tibet. Hij verbleef daarna nog enige tijd in Perzië (Iran), waar hij in contact kwam met de leer en tradities van ‘Zoroaster’. Toen Jezus na achttien jaar in Palestina terugkwam om er te preken, was hij een grote ‘Leermeester’, die inzicht had in vijf grote spirituele en godsdienstige tradities van de wereld uit die tijd, ‘het Jodendom waarin hij was opgegroeid, het Hellenisme waarbinnen de Joodse traditie stand moest houden, de Vedische traditie met het Hindoeïsme, het Boeddhisme en de Perzische traditie van Zoroaster. De boodschap die Jezus uiteindelijk uitdroeg was het resultaat van al de kennis, die Jezus in al de voorgaande jaren in het Oosten opgedaan had en in zichzelf ‘gerealiseerd’ had. Dit bevestigt de opvallende overeenkomsten die er zijn tussen de leer van ‘Krishna, Boeddha en de boodschap die Jezus uitdroeg’. Jezus belichaamde als het ware de ‘samensmelting van de Joodse traditie met de wetten van Mozes, met die van Krishna en Boeddha’.        

Het ‘Evangelie van Issa’.

Om een indruk te geven van wat het ‘Evangelie van Issa’ inhoudt, zal in het onderstaande in ‘vogelvlucht’ door het evangelie heen worden gegaan en zullen de belangrijkste hoofdstukken uit het evangelie, zo mogelijk verkort weergegeven worden.

De geboorte en jeugd van Jezus.

In zijn eindeloze compassie met de mens besloot de ‘Allerhoogste en Vader van het Universum’, om neer te dalen op aarde in menselijke vorm. De eeuwige Geest, die geen ‘begin en geen einde heeft en onbewogen is’, scheidde zich af van de opperste ‘Alziel’ en nam de gedaante aan van een menselijk wezen. Om in de gedaante van een menselijk wezen de mens de weg te tonen, om weer één te worden met het ‘Goddelijke’ en zo onbegrensd geluk te kunnen vinden. En om daarmee zelf het voorbeeld te kunnen geven, hoe men tot innerlijke zuiverheid kan komen en hoe men de ziel kan bevrijden uit de gebondenheid van een vergankelijk en fysiek lichaam. Aldus vrijgekomen, is de ziel klaar om Gods eeuwige woonplaats binnen te gaan en geluk te vinden. En zo werd een bijzonder kind in het land van Israël geboren. God zelf sprak door de mond van dit kind over de grootsheid van de menselijke ziel en over het onstandvastige bestaan van deze fysieke wereld. De vrome ouders van dit kind behoorden tot de groep van Essenen die geen persoonlijk bezit toestonden, maar alles als gezamenlijk bezit van de hele gemeenschap beschouwden. Hetgeen de gemeenschap van Nazareth betrof, die bekend stonden als de Nazoreeërs. De ouders van het kind bekommerden zich niet om geld en goed, maar bezongen de ‘glorie en luister’ van de Heer. Zij waren ervan overtuigd dat mensen juist ‘droefheid en tegenslagen’ ondervinden om hun ‘standvastigheid en zuiverheid’ te testen. Als vrucht en beloning voor hun standvastigheid en geduld, rustte Gods zegen op hun eerstgeborene. God zond dit bijzondere kind om diegenen die tot zondaars waren vervallen, moed in te spreken en weer op eigen benen te laten staan en de zieken te genezen.

Issa.

Dit goddelijke kind kreeg de naam Issa (Sanskriet voor Jezus). Vanaf zijn vroegste jeugd spoorde hij de mensen aan God alle eer te bewijzen en hun ontspoorde leven achter zich te laten. Van overal kwam men luisteren naar de wijsheid van dit kind en het hele land van Israël was het erover eens, dat de Geest van het ‘Eeuwige’ in dit kind was gevaren. Toen Issa dertien jaar oud werd, brak voor Issa volgens Joods gebruik de tijd aan voor het huwelijk. Het gezin leefde in eenvoudige omstandigheden, maar hun eenvoudige woning werd al spoedig bezocht door rijke mensen met aanzien, die het bijzondere kind graag als schoonzoon wilde hebben. Doch Issa wilde niet in het huwelijk treden. Hij was overal al een bekend persoon geworden door zijn uiteenzettingen over de ware aard van God. Om aan de ‘Joodse tradities’ te ontsnappen, besloot hij daarom maar het ouderlijk huis ‘heimelijk’ te verlaten. Zijn grote verlangen ging op dat moment uit naar het leren kennen van ‘Gods werkelijkheid’, via beoefening van werkelijke ‘religieuze verbondenheid met God’, bij degenen die deze volmaakte staat al vaker bereikt hadden door ‘concentratie van de geest’ (meditatie). Hij verliet Jeruzalem, waar hij naar toe was gegaan en begon een reis naar het land van Sindh (India). Hij sloot zich aan bij een groep kooplieden die daarheen gingen. Deze kooplieden verzorgden de export van producten van het gebied in India, waar zij vandaan kwamen naar de omringende landen. 

De reis naar India.

Toen hij veertien jaar was, kwam hij aan in het land van Sindh (India) en in het heilige land van de Ariërs. Nu reisde hij door het ‘vijfstromenland (Punjab). Overal waar hij kwam, viel zijn ‘vreedzaam gelaat en zijn prachtige uitstraling’ op. Hij had een fijn gevormd gelaat en een mooi voorhoofd. Hij trok veel belangstelling onder de vrome aanhangers van de Jaїn-traditie, die hem al gauw herkenden als iemand op wie ‘Gods zegen’ rustte. De Jaїns vroegen hem enige tijd bij hen te blijven, in een van hun kloosters, maar hij nam hun uitnodiging niet aan. Hij wilde op dat moment nog geen ‘leermeester’ zijn en geen aandacht trekken. Na verloop van tijd kwam hij aan  bij de Jagannath tempel in de stad Puri in Orissa, de geboortestreek van Vyasa- Krishna. Daar ging hij in de leer bij de Brahmanen en hij maakte zich zeer geliefd bij allen. Zij onderwezen hem in de Veda’s en leerden hem ziekten te genezen door middel van ‘mantra’s en gebeden’. Hij leerde hoe hij de heilige geschriften aan het volk kon onderwijzen en uit kon leggen en hoe een boze geest uitgebannen kan worden, waardoor de mens weer zijn ‘menselijkheid’ terug gegeven kan worden. Hij verbleef zes jaar in het tempelcomplex van Jagannath, in Rajagriha in de landstreek Kashi, afwisselend met een verblijf in diverse andere heilige steden. Iedereen vereerde hem, want de jeugdige Issa leefde ook in vrede met de lagere kasten, zoals de Vaishya’s en de Shudra’s. Hij onderwees hen zelfs in hun eigen heilige geschriften. Maar de leidende kasten van de Brahmanen en Kshatriya’s zeiden tegen hem dat het verboden was door de ‘Opperste Heer (God)’ om zelf actief om te gaan met de lagere kasten (die uit de zijde en de voeten van de ‘ Opperste Heer’ waren voortgekomen).

De lagere kasten.

De Brahmanen zeiden dat de lagere kasten uitsluitend de taak hadden om te dienen en slaven te zijn van de andere drie kasten: de Brahmanen, de Kshatriya’s en de Vaishya’s. Zij zeiden dat alleen de dood hen uit de staat van slavernij kon verlossen. Zij zeiden laat de lagere kasten met rust, voordat de Goden in toorn zullen ontsteken en boos op je zullen worden. Maar Issa luisterde niet naar hun argumenten en bleef tegen de wil van de bestuurders in de lagere kasten onderwijzen. Issa ontkende de goddelijke inspiratie van de Veda’s en de Purana’s en hield zijn toehoorders voor dat slechts één wet aan de mens is gegeven om hem in zijn handelen te leiden. Die wet luidt: ‘vrees de Heer uw God, buig alleen voor Hem de knieën en offer aan Hem alleen de vruchten van uw eigen verdiensten’. Issa zei: ‘in tegenstelling tot wat de bestuurders en de priesters jullie voorhouden deelt de 'Grote Schepper', Zijn scheppend vermogen niet met een levend wezen en nog minder met onbezielde objecten. Alleen de Schepper zelf is almachtig en heeft aan zichzelf genoeg’. Hij zei: ‘de mens is de Schepper vergeten en heeft de tempels gevuld met allerlei lagere zaken. De mens heeft zichzelf ertoe verlaagd een menigte ‘schepsels’ te vereren, die God in feite aan de mens ondergeschikt heeft gemaakt’. Om stenen en metalen voorwerpen te vereren, worden mensenoffers gebracht, terwijl juist in de mens zelf een deel van de geest van de ‘Allerhoogste’ woont. Iedereen die Issa hoorde preken waren vol bewondering en vroegen hem hoe zij moesten bidden, om de verbinding met het leven niet te verliezen. Issa zei: ‘vereer geen afgoden want zij kunnen jullie niet horen, luister niet alleen naar de Veda’s want hun waarheid is verdraaid, blijf eenvoudig en verneder je medemens niet’. Help de armen, ondersteun de zwakken, berokken niemand enig kwaad en verlang niet naar datgene wat je niet bezit en wat aan anderen toebehoort.

Naar Nepal en Tibet.

Toen de Brahmanen en de bestuurders hoorden van Issa’s prediking onder de lagere kasten, besloten zij Issa te vermoorden en stuurden hun dienaren op de twintigjarige leermeester af om hem te doden. Maar Issa was door de lager kasten bijtijds gewaarschuwd. Hij verliet de Jagannath tempel in het holst van de nacht en trok het Himalaya gebergte in, naar het land van de Gautamieden, de geboortestreek van de grote Boeddha Sakyamuni en een streek waar de mensen het Ene vereerden als het absolute. Daar leerde de rechtschapen Issa de Pali-taal om de heilige geschriften (sutra’s) in het Pali te bestuderen. Issa maakte zich in minder dan zes jaar studie de heilige (Boeddhistische) geschriften eigen en kon ze daarna precies uitleggen. Het was duidelijk dat hij door de Boeddha zelf was uitgekozen om Boeddha’s boodschap uit te dragen. Na deze studieperiode vertrok hij uit Nepal en liet hij het Himalaya- gebergte achter zich. Hij trok door Rajastan in India, waarbij hij koos voor een westelijke richting. Issa preekte overal over de ‘absolute en volmaakte’ mens en hoe je die geestelijke staat kunt bereiken. De ‘goddelijke’ Issa doorkruiste het gebied van de afgod vereerders en onderwees daar dat de verering van zichtbare goden tegennatuurlijk is. Hij zei: ‘het is de mens niet gegeven om Gods gelijkenis voor te stellen en zich allerlei ‘valse goden’ te creëren, die zogenaamd op de ‘Eeuwige’ zouden lijken’. De Schepper sprak bij monde van Issa en zei: ‘de hemelse wetten zijn gekant tegen het brengen van mensenoffers aan een standbeeld of een dier, want Ik heb juist alle dieren en alles wat de aarde in zich draagt als ‘offer’ aan de mens meegegeven’. Alles is aan de mens overgedragen. De mens zelf is rechtstreeks en innig met ‘Mij als Vader’ verbonden. Wie enig kind van mij wegneemt, zal door mijn regels en wetten streng worden veroordeeld en gestraft. Het zijn juist de priesters die jullie hebben afgeleid van de ware God. Door hun bijgeloof en wreedheden heeft jullie ziel zich afgekeerd en is blind geworden voor de kennis van de waarheid (ieder zedelijk besef).

Zijn boodschap verspreidde zich overal.

Overal waar Issa kwam verspreidde zijn boodschap zich onder de mensen en keerden zij zich af van de verering van afgoden. De priesters zagen dit gebeuren en eisten van hem, die niets anders deed dan de naam van de ware God te heiligen, tekst en uitleg in het openbaar van de verwijten die hij hen maakte en het bewijs dat de afgoden niet bestaan. Issa antwoordde: ‘als jullie afgoden en de dieren die jullie vereren werkelijk zo krachtig en sterk zijn, dat ze over bovennatuurlijke krachten beschikken, laten ze mij dan ter plekke neerslaan’. Doe dan een wonder, antwoordden de priesters en laat uw God onze goden beschamen als zij hem zo met minachting vullen. Maar Issa zei: ‘de wonderen van onze God vinden vanaf het begin van de schepping iedere dag en op ieder moment plaats’. Wie dat niet kan inzien, is verstoken van een van de mooiste gaven van het leven, ofwel het ‘inzicht’ dat de mens van nature gegeven is. Wee degene die van God verwacht dat hij zijn almacht toont door middel van wonderen. Denk niet dat hij de afgoden zelf zal vernietigen, maar veeleer richt zijn mogelijke gram zich tegen diegenen, die opdracht hebben gegeven die beelden te maken. God zal de onzuivere leden uit zijn ‘kudde’ verwijderen en zal juist diegenen terugnemen, die ronddoolden omdat zij het ‘hemelse’ deel in zichzelf niet herkenden. Toen de mensen zagen hoe machteloos hun priesters stonden tegenover Issa’s woorden, stelden zij nog meer vertrouwen in zijn boodschap en uit vrees voor Gods toorn braken zij de beelden van hun goden in stukken. De priesters hadden geen andere keus dan te vluchten voor de woedende menigte. Verder waarschuwde Issa de mensen dat zij niet moesten proberen het ‘Eeuwige’ met hun fysieke ogen te willen aanschouwen, maar om het in hun hart te voelen en door innerlijke reinheid zijn gunst waardig te worden. De mens zal zijn opperste gelukzaligheid verwerven door zich ‘innerlijk te zuiveren’ en door anderen de goede ‘weg’ te wijzen, waardoor zij te zijner tijd ook de oorspronkelijke staat van ‘volmaaktheid’ kunnen verkrijgen.

De terugreis in Perzië.

Issa’s faam en naam verspreidde zich tot in de naburige landen en toen hij op zijn terugreis door Perzië (Iran) trok, raakten de priesters gealarmeerd en zij verboden de bevolking om naar hem te luisteren. Toen de priesters zagen hoe alle dorpen hem desondanks hartelijk verwelkomden en hoe de mensen heel eerbiedig naar hem luisterden, vaardigden zij een arrestatiebevel uit en lieten hem voor hun opperpriester brengen voor verhoor. Over welke nieuwe God preekt u, vroeg de opperpriester? Weet u dan niet, dat alleen de heilige en rechtvaardige ‘Zoroaster’ (Profeet Zarathustra uit het antieke midden oosten en stichter van Perzië), het voorrecht geniet van omgang met het Allerhoogste? Wie anders dan het Allerhoogste gaf opdracht aan de engelen om Gods woord als regels en wetten op te schrijven, om door het volk te worden toegepast en die aan Zoroaster waren doorgegeven in het paradijs? Wie bent u dan wel niet om het aan te durven, hier godslasterlijke taal te spreken en twijfel te zaaien onder de gelovigen? Maar Issa antwoordde: ‘ik preek geen nieuwe God, maar ik preek over onze hemelse Vader, die bestond voor het begin en die zal blijven bestaan na het einde der tijden’. Ik heb tegen de mensen over Hem gesproken. De mensen zijn als onschuldige kinderen, die nog niet in staat zijn God te begrijpen door alleen maar met hun verstand Gods geest proberen te doorgronden. Het Eeuwige wezen heeft door mijn mond tegen jullie mensen gezegd: ‘vereer de Zon niet (de Zonneverering was een belangrijk thema in de eredienst van Zoroaster), want de zon is slechts een deel van het heelal dat God voor de mensen geschapen heeft’. Jullie stellen dat men de zon moet vereren, die zichtbaar maakt wat ‘goed en kwaad’ is. Doch jullie hebben het bij het verkeerde eind, want de zon functioneert niet uit zichzelf, maar volgt de wil van de onzichtbare Schepper die de zon geschapen heeft. God heeft gewild dat de zon de ‘ster’ zou zijn, die de dag verlicht en de werkende mens verwarmt en de hele natuur tot leven wekt. De Eeuwige Geest is de ziel van al wat leeft. Jullie begaan een grote fout door die op te delen in ‘goed en kwaad’, want er is geen andere God dan een goede God. Jullie leerstellingen zijn het product van jullie dwaling, want terwijl jullie de ‘God van waarheid’ dichtbij wilden brengen, hebben jullie voor jullie zelf valse goden geschapen. Toen de priesters van Zoroaster dit hoorden, besloten zij Issa geen kwaad te doen. Maar toen het nacht was geworden en iedereen sliep, voerden zij Issa buiten de stadsmuren en lieten hem op de weg achter. Dit in de hoop dat hij in het nachtelijk duister ten prooi zou vallen aan wilde dieren. Maar Issa werd door God beschermd en vervolgde ongedeerd zijn weg.

In het volgende deel terug in Palestina.


Inspiratie: Het evangelie van Issa.    

dinsdag 24 december 2013

Jezus deel 3

De verborgen 18 jaren van Jezus.

De informatie over Jezus stopt in de Bijbel nadat hij drie dagen in de tempel van Jeruzalem verbleef, om met de 'Schriftgeleerden' te discussiëren. Vervolgens gaat de Bijbel weer verder vanaf de 'doop in de Jordaan', waar hij door de 'Heilige Geest' bevangen werd. Over de ontbrekende 18 jaar tussen zijn twaalfde en zijn dertigste jaar vermeld de Bijbel helemaal niets. Al op zijn twaalfde jaar deed Jezus de 'Schriftgeleerden' versteld staan van zijn enorme kennis van de Joodse geschriften. Na de 'doop' begon hij met zijn prediking, tot aan zijn dood aan het kruis. Doch de ontbrekende 18 jaar zullen voor Jezus zeker essentieel zijn geweest in de vorming van zijn persoonlijkheid en om later de wonderbaarlijke krachten ten toon te kunnen spreiden, die hij na zijn 'doop' volgens de Bijbel verkregen had. Mede omdat de Esseense gemeenschap der Nazoreeërs waartoe hij behoorde, bekend stonden als 'priesters, leraren en genezers'. Zal deze gemeenschap veel waarde gehecht hebben aan de persoonlijke vorming van de bijzondere Jezus in zijn tienerjaren. Dat de Bijbel hierover zwijgt of sterker nog 'in de doofpot heeft gestopt', moet ongetwijfeld een reden hebben gehad. Juist deze reden is terug te vinden in het 'Evangelie van Issa' (afgeleid van Isha, dat in het Sanskriet 'Heer der Mensheid' betekent). Dit evangelie stelt namelijk dat Jezus (Issa) als dertienjarige naar India vertrok, om daar verder te studeren en ingewijd te worden in 'Yoga', om uiteindelijk een volleerde Yogi (een 'verlicht' persoon, met een volledige beheersing over lichaam en geest) te kunnen worden. De Esseense gemeenschap kende al vanuit Egypte het systeem van 'mysteriescholen', waar men 'ingewijd' en onderwezen kon worden in de Esseense leer. Het klooster van 'Qumran' kende bijvoorbeeld zo'n mysterieschool. De Esseense leer had destijds veel overeenkomsten met het toenmalige 'Hindoeïsme en Boeddhisme'. Geregeld gaven ook 'Priesters en Yogi' uit India les op deze mysteriescholen. Dus bijzonder was het niet dat Jezus voor zijn studie en verdere vorming voor India koos. Bovendien bestond er destijds een drukbezochte 'handelsroute' (zijderoute), die van Palestina naar India liep. In India, Nepal en Tibet verwierf Jezus vervolgens in relatief korte tijd grote kennis van de 'Vedische en Boeddhistische' geschriften. Jezus werd al gauw een grote 'Yogi en een Al-kenner'. Hetgeen ook enigszins te verwachten was, want hij was vanaf zijn geboorte al min of meer een 'Yogi', maar aangezien 'Geest en Lichaam' twee afzonderlijke 'grootheden' zijn, moest het 'geestelijke aspect' tijdens zijn leven nog wel 'verstoffelijkt' worden.
De kennis die hij bezat zou hij later doorgeven aan 'Maria Magdalena', die later in de geschriften ook als een 'Al-kenner' wordt beschouwd. Toen Jezus ruim dertig jaar oud was keerde hij terug naar Palestina, omdat hij in India al hoorde dat de Joden in zijn eigen land veel te lijden hadden onder het zware 'juk van de Romeinen'. Aldus het boek 'De vergeten jaren van Jezus in India en Tibet', van de schrijver Paul van Oyen.

De ontdekking van het Evangelie van Issa.

De ontdekking van het ‘Evangelie van Issa’ werd in 1887 ontdekt in het Boeddhistische ‘Himis’ klooster in Ladakh in het huidige India, grenzend aan Tibet. De oorspronkelijke tekst is in het Pali geschreven. Pali (nauw verwant aan Sanskriet), is een taal waarin de meeste Boeddhistische teksten in Tibet zijn geschreven. De oorspronkelijke tekst wordt bewaard in een van de grotere kloosters van Lhasa in Tibet. Vertalingen hiervan zijn ook te vinden in andere kloosters, waaronder het Himis klooster. De vertaalde tekst van het Evangelie werd getoond aan de Russische schrijver Nicolas Notovich. Notovich was op reis naar Tibet toen hij met een gebroken been in het klooster werd opgevangen. Een lama in het klooster vertelde hem over het bestaan van de tekst. Hij vertelde dat de oorspronkelijke tekst drie of vier jaar na de kruisiging van Jezus tot stand was gekomen. Het is daarmee het oudste historische document over Jezus dat ons ter beschikking staat. De bronnen voor de tekst waren mensen die Jezus persoonlijk hadden meegemaakt, waaronder verschillende handelaren die vanuit India en Kashmir regelmatig handel dreven met de Levant (Libanon). Sinds de verovering van Noord-India door Alexander de Grote, was er sprake van een betrouwbare handelsroute (karavaanroute) met het Middelandse Zeegebied. Ook Palestina was in dit handelsnetwerk opgenomen. Nicolas Notovitch vertelde dat hij gastvrij in het klooster van Himis werd opgevangen en uitgebreide informatie kreeg over Issa. De abt van het klooster vertelde dat Jezus in Tibet bekend stond als de ‘Heilige Issa’. De abt vertelde: ‘de naam Issa wordt alom gerespecteerd in de Boeddhistische traditie. Toch is er in het algemeen weinig over hem bekend, behalve bij de lama’s van de verschillende kloosters, die de boekrollen hebben gelezen die over zijn leven gaan’. Ongeveer drie duizend jaar geleden incarneerde de grote ‘Boeddha’ (Verlichte geest, ‘ontwaakt’ uit de slaap van onwetendheid) als de beroemde prins Sakyamuni, als onderdeel van zijn ‘cirkelgang’ van twintig reïncarnaties. Het Boeddhisme verspreidde zich geleidelijk in Azië en tegelijk ook met de verspreiding van het Boeddhisme in China, werd deze leer na zijn bezoek aan India, ook onderwezen door Issa onder het volk van Israël. Het was Issa’s bedoeling door zijn voorbeeld de onwetende mens in te lichten over het eeuwige leven, om daardoor de mensen terug te leiden naar het ‘Pad van Waarheid’, door hen te laten zien en voelen hoe men de ‘innerlijke zuiverheid’ kan bereiken. De manuscripten die over Issa gaan, zijn van India naar Nepal gebracht en van Nepal naar Tibet.

De kerk in rep en roer.

Toen Nicolas Notovich in Rusland terugkwam, liet hij zijn handgeschreven tekst zien aan de metropoliet van Kiev. De prelaat was het met Nicolas Notovich eens dat het een zeer belangwekkende vondst was, maar dat publicatie ervan hem meer kwaad dan goed zou doen. Hetzelfde advies kreeg hij van twee kardinalen van de Rooms Katholieke kerk. Volgens Notovich zou een kardinaal hem toevertrouwd hebben, dat er in de Vaticaanse bibliotheek in Rome zeker 63 boeken en manuscripten aanwezig zijn die het onderwerp ‘Jezus in India’ uitvoerig behandelen. Na de nodige aarzelingen besloot Notovich toch tot publicatie over te gaan. Eerst verscheen de uitgave in het Frans als ‘La Vie Inconnue de Jésus Christ’. Tenminste twee andere vertalingen verschenen rond dezelfde tijd (begin vorige eeuw) in de VS. De titels werden meerdere malen herdrukt. Maar de reacties op het boek waren, zoals te verwachten was ‘vijandig en afwijzend’. Nadat de storm wat geluwd was en het boek bijna in de vergetelheid kwam, kwam er na enige tijd toch weer belangstelling, doordat er opeenvolgend twee bekende en gerespecteerde Indiase Svami’s het klooster in Himis bezochten. Bovendien bezocht de in de jaren twintig zeer bekende schilder, kunstenaar en Nobelprijs winnaar Dr. Nicholas Roerich eveneens het klooster. Waarna Dr. Roerich zijn waarnemingen publiceerde in twee uitgaven getiteld ‘The Heart of Asia en Altai Himalaya’. Later zijn er in het Himis klooster nog meer bezoekers uit het Westen geweest, die de aanwezigheid van de manuscripten konden bevestigen. Alles bij elkaar beschouwd is er voldoende en onafhankelijke informatie beschikbaar die het bestaan van de tekst bevestigen. Later in 2007 bezocht auteur Edward T. Martin samen met Paul Davids, medeproducent van een documentaire over ‘Jesus in India’, de Shankaracarya van Puri (Hindoeleider vergelijkbaar met de paus in Rome), waar ook de Jagannath Tempel gevestigd is. Volgens het ‘Evangelie van Issa’ studeerde Issa enige jaren aan de Jagannath tempel in Puri. Over vragen over Jezus in India, begon de Shankaracarya met de opmerking dat de Bijbelse bronnen zwijgen over het leven van Jezus tussen de leeftijd van twaalf en dertig jaar.

De Jagannath Tempel.

De Shankaracarya merkte het volgende op. De Jagannath Tempel kent een zeer oude geschiedenis als  ‘centrum van geleerdheid’ en heeft over vele eeuwen heen veel religieuze mensen naar de Tempel getrokken om er te studeren. Ook Jezus kwam naar Jagannath om er te studeren. Deze feiten worden echter onder het ‘tapijt’ geveegd door de Christelijke kerken. En hoewel men in India bewust is van Jezus verblijf in India, zijn de Christenen niet bereid om enig geloof te hechten aan deze historische gebeurtenis van destijds. Het feit dat de Hindoe-traditie een bijdrage heeft geleverd aan de opleiding van Jezus wordt door lang niet iedereen aangenomen. Jezus bestudeerde hier onze leerstellingen over ‘waarheidlievendheid, genade, liefde, dienstbaarheid, compassie en ethica’. Het is ook juist dat Jezus lange tijd in Kashmir verbleef, maar ook dat gegeven wordt door de Christenen ontkend. Dit feit is te lezen in een zeer oude tekst, de ‘Bhavishya Maha Purana’, waarin een ontmoeting wordt beschreven tussen koning ‘Shalivahana van Kashmir’ en Issa, ofwel Jezus. De Christenen weten dat er geen informatie is binnen hun traditie over de ‘ontbrekende jaren’.  Maar hij woonde in die tijd onder andere in Kashmir en heeft over heel India gereisd. Maar al deze feiten worden door de Christelijke kerken toegedekt en genegeerd. Terwijl het Vaticaan hier wel degelijk van op de hoogte is. Het ‘Evangelie van Issa’ vertelt ons dat toen Jezus dertien jaar oud was, met een handelskaravaan naar het land  van Sindh (India) trok om zich te onttrekken aan de Joodse traditie, om zich al op dertien of veertien jarige leeftijd  voor te bereiden op een huwelijk. Hetgeen overigens ook in de Romeinse samenleving zeer gebruikelijk was. Men koos in die tijd al heel jong huwelijkspartners uit. In de Tibetaanse tekst staat dat Jezus vond, daar nog niet rijp voor te zijn en dat hij verder wilde studeren, om het hele pad van menselijke ontwikkeling naar de ultieme ‘Eenwording met God’ zelf af te kunnen leggen. Een huwelijk zou de vervulling van dat verlangen alleen maar in de weg hebben gestaan. Aldus sloot Jezus zich aan bij een handelskaravaan die op terugreis was naar India.

De reis van Jezus naar India.

Het ‘Evangelie van Issa’ vermeldt dat Issa (Jezus) allereerst korte tijd verbleef bij de Jaїns in de Punjab. De Jaїns vormden een zeer oude geloofsgemeenschap waarbij geweldloosheid en het niet doden van enig levend wezen belangrijke principes waren. Ondanks het verzoek van de Jaїns aan Issa om te blijven, reisde hij na enige tijd toch door naar de oostkant van India naar de stad Puri, waar de Jagannath tempel tot op de dag van vandaag nog steeds een belangrijk religieus centrum is. Ook verbleef Issa geruime tijd in Benaris (Varanasi), een traditioneel centrum van geleerdheid en tevens in Rajgir in de deelstaat Bihar. Zonder twijfel maakte hij in deze periode kennis met Yoga en met de disciplines die daaraan gepaard gaan. Vaststaat, dat hij in relatief korte tijd een volleerde ‘Yogi’ (Verlichting bereikte) werd en bovendien een Vedische schriftgeleerde. Hij preekte er vooral onder de  laagste ‘kasten’, inclusief de ‘onaanraakbaren’. Zodat er al gauw een spanningsveld ontstond tussen hem en de lokale priesterkaste, wat ook later op zijn terugreis in Iran en in Palestina het geval zou zijn. Omdat de priesters en de bestuurders plannen beraamden om Issa te vermoorden, vertrok hij plotseling uit de stad Puri met zijn Jagannath tempel en ging hij vervolgens naar Nepal en Tibet. Hij bleef zes jaar in Tibet (Lhasa) waar hij zich in korte tijd de ‘Pali-taal’ eigen maakte om de Boeddhistische geschriften te kunnen bestuderen. Aan het einde van die zes jaar keerde hij terug naar het Zuiden, om vervolgens via het huidige Iran de thuisreis naar Palestina te aanvaarden.  In Perzië (Iran) kwam hij weer opnieuw in de problemen met de priesters van de eredienst van ‘Zoroaster’ (profeet Zarathustra uit het antieke Midden Oosten). Ook daar brak hij zijn verblijf abrupt af omdat hij door de bestuurders de stad werd uitgezet. Daarop reisde hij door naar Palestina. Vervolgens staat er geschreven dat hij ongeveer dertig jaar oud was toen hij in Palestina terugkwam. Daar begon hij te preken na eerst door ‘Johannes de Doper’ te zijn gedoopt. Hetzelfde patroon als in India en in Perzië herhaalde zich. De mensen kwamen in drommen op hem af en de bestuurders raakten gealarmeerd en werkten hem tegen.

In het volgende deel zal nog nader op het Evangelie van Issa worden ingegaan.



Inspiratie: Het evangelie van Issa.

 

 

woensdag 11 december 2013

Jezus deel 2


Het ‘Vredesevangelie’.

En allen die rondom hem stonden luisterden in verwondering naar zijn woorden, want er lag kracht in zijn woord en hij onderwees geheel anders dan de priesters en de Schriftgeleerden. En hoewel de zon nu reeds onder was gegaan keerden zij nog niet naar huis terug. Zij zaten om Jezus heen en vroegen Hem: ‘Meester, wat zijn die wetten van het leven waar u het eerder over had’? Blijf nog een tijdje langer bij ons en onderricht ons. Wij zouden graag willen luisteren naar uw leer opdat wij zullen genezen en ook rechtschapen zullen worden.” “En Jezus antwoordde: ‘zoek niet de wet in uw geschriften, want de wet is het leven terwijl de ‘schrift’ dood is. Waarlijk, ik zeg u: ‘Mozes ontving niet zijn wetten van God in geschrift, maar door het levende woord’. De wet is het levende woord van de levende God aan levende profeten ten behoeve van levende mensen. In al wat leeft staat de wet geschreven. Gij kunt hem vinden in het gras, in de boom, in de rivier, in de berg, in de vogelen des hemels en in de vissen der zee, maar zoek hem vooral ook in uzelf! Want voorwaar, ik zeg u : ‘al wat leeft staat dichter bij God dan de schrift, die levenloos is’! God heeft het leven en al wat leeft zo geschapen, dat zij de wetten van de ware God door het eeuwig levende woord aan de mens zouden onderwijzen. God schreef niet de wetten op de bladzijden van boeken, maar in uw hart en in uw geest. Zij zijn in uw adem, in uw bloed, in uw beenderen, in uw vlees, in uw ingewanden, uw ogen, uw oren en zelfs tot in het kleinste deeltje (moleculaire systeem) van uw lichaam. Zij zijn aanwezig in de lucht, in het water, in de aarde, in de planten, in de zonnestralen, in de diepten en in de hoogten. Zij spreken alle tot u opdat gij de taal en de wil van de levende God moge verstaan! Maar, ‘gij sluit uw ogen om niet te hoeven zien en gij sluit  uw oren om niet te hoeven horen’!! Waarlijk, ik zeg u dat de Schrift het werk van mensen is, maar het leven en al zijn dragers zijn het werk van onze God. Waarom luistert gij niet naar de woorden van God, die geschreven staan in Zijn ‘levende’ werken ? En waarom bestudeert gij nog de doden geschriften, die het werk zijn van mensenhanden?” 

Bron: ‘het vredesevangelie van de Essenen, gevonden in de bibliotheek van het Vaticaan uit 1927’.  

Jezus.

Het leven van Jezus is volgens de meeste esoterische geschriften (en zeker niet de minste), nauw verbonden geweest met de ‘Broederschap der Essenen’. Mede dankzij de vondst van manuscripten die in de geheime archieven van het Vaticaan bewaard worden en dankzij de vondst van de Dode Zeerollen in het midden van de vorige eeuw, is er meer bekend over deze ‘mysterieuze’ broederschap. Ook de ‘Witte Broederschap’ heeft op verschillende tijden diverse informatie doorgegeven over Jezus en de Essenen. Maar wie waren deze Essenen? Daar zal in het onderstaande uitgebreid op worden ingegaan.


 De Essenen.

De Essenen als groep ontleenden hun kennis veel aan zeer oude teksten uit Egypte en aan de ‘mysteriescholen’, waar zij in Egypte mee verbonden waren geweest. Volgens hun eigen overlevering hebben de Essenen al bestaan sinds Henoch, de zoon van Noach, wiens leer zij vertegenwoordigden. Veel van de teksten gingen over de naderende ‘Apocalyps’ en de komst van de Messias. Zij waren in feite esoterici die met de Joden, die in Egypte in ballingschap waren, meegegaan zijn naar het Koningrijk Israël om daar volgens de zuivere ‘Leer’ te gaan leven. Zij waren mensen met veel meer kennis dan waarover het Joodse volk zelf beschikte. Zij waren half Joods en half esoterisch en door hun speciale kennis, mensen met een totaal inzicht. Maar ze lieten alle religies en alle stromingen in die tijd in hun waarde en gingen op hun eigen zuivere manier met hun eigen ideeën verder. De naam Essenen betekent ‘genezers of healers’. Zij waren experts op het gebied van kruiden en bezaten kennis over de geneeskrachtige werking van bepaalde steensoorten. Ze kenden net als veel ‘sjamanen’ oude manieren om te genezen door middel van klanken en licht. Ieder woord of klank heeft een energetische werking, die diep op de ziel inwerkt en voorbij de materie gaat. Maar bovenal genazen de Essenen door middel van het ‘Licht van bewustzijn’. Door handoplegging, gedachtenkracht en de kracht van gebed en vergeving. De Essenen kleedden zich in het wit, namen dagelijks baden om zich te reinigen en leefden een sober en eenvoudig leven. Overdag werkten ze op het land, in de pottenbakkerij of in de schrijfzaal. ’s Avonds kwamen ze tezamen om de maaltijd te nuttigen, samen te bidden en de heilige teksten te bespreken. De Essenen waren de eerste en misschien wel de meest oorspronkelijke ‘christelijke’ geloofsgemeenschap, hoewel hun wortels dus in veel oudere tijden lagen. Zij waren door hun zuivere manier van leven instaat het voorbeeld te geven voor hun omgeving.  

Verschillende groepen.

De Essenen kenden verscheidene groepen die zich in de loop van de tijd afsplitsten van de hoofdstroming. Zo kende men: de ‘Therapeutae’, Essenen die in Alexandrië, bij het meer van Mareotis woonden. Zij waren hoofdzakelijk gespecialiseerd in genezing. Men kende, de ‘Osseeërs, een groep dogmatische Essenen die zich later in het klooster in Q’um Ran vestigden. Deze groep specialiseerden zich in het verzamelen en vermenigvuldigen van hun leer en op ‘schrift’ stelden. Bij de berg Kharmel, in het noordelijk deel van Israël, woonden de Essenen die behoorden tot de ‘School der Profeten’. Zij noemden zichzelf Ben-Amen (Zonen van God). Zij leefden niet celibatair, zoals andere Esseense groepen. Mannen en vrouwen waren bij hun gelijkwaardig aan elkaar. Tot deze groep behoorde ook Jezus, maar bracht zijn tijd niet altijd tussen hen door. Deze groep stond ook wel bekend als de ‘Nazoreeërs’ (afgeleid van Nazareth), die alleen papyrus voor hun schrift gebruikten (daarvoor hoefde men geen dieren te doden, waar zij op tegen waren). En als laatste groep zijn er de ‘Mandeeërs’, die ontstonden door afsplitsing na de doop van Jezus in de Jordaan. Omdat Jezus ‘wars’ was van allerlei ingewikkelde ‘protocollen, rituelen en inwijdingen’ en op elk moment, ook informatie bedoelt voor meer ingewijden Essenen, zomaar ten gehore bracht voor iedereen die het maar wilde horen. Keerden een deel van de toenmalige Essenen zich af van Jezus, die zij daardoor als een soort verrader van hun ‘Leer en opvattingen’ beschouwden. Dat waren destijds de Mandeeërs. Opmerkelijk is echter dat de, na de kruisiging volgende ‘opstanding en verschijning’, voor veel Mandeeërs een reden was om zich alsnog weer te bekeren tot volgeling van Jezus. Doordat Jezus nu ook een pijnlijke martel dood gestorven was en na drie dagen weer was ‘opgestaan’, raakten veel Mandeeërs alsnog overtuigd van het feit dat Jezus de beloofde ‘Meester der Gerechtigheid’ was. Vandaar de onwaarschijnlijk snelle ‘verbreiding’ van het geloof in Jezus na zijn dood en de vorming van zoveel Christengemeenschappen na die tijd.  

Minder streng.

Zoals gezegd waren er verschillende groepen van Essenen. De groep met wie Jezus contact had, waren Essenen die wat minder streng waren en vooral gericht waren op genezing en op gezondheid. Zij waren ook gericht op onderwijs en onderwezen velen, ook uit de Joodse gemeenschap. Ze onderwezen de mensheid van toen in de ‘kosmische’ wetmatigheden, in de wet van karma, alsook in de wet van reïncarnatie. Ook Jezus sprak vaak over de wet van oorzaak en gevolg (karma), wat nu nog terug te vinden is in de huidige Bijbelgeschriften. De Nazoreeërs waar Jezus en ook ‘Johannes de Doper’ toebehoorden, onderzochten de oude werken, de oude kennis, de oude boekrollen, de schriftrollen uit de oudheid en waren goed in staat hun kennis over te dragen aan anderen. Zij vormden een hechte gemeenschap, waarin alles deel uitmaakte van het geheel. Ze waren in harmonie met hun omgeving. En ze waren in zekere zin afgestemd op de Kosmos, voor wat betreft de zeven ‘Hiërarchieën van Licht’ en stonden in contact met de Engelen. Sommigen van de groep Essenen waren zelfs al ‘verlicht’ en dienden voor velen als voorbeeld en als leraar. Dit alles staat geschreven in hun geschriften en is daarin terug te vinden. De Essenen vonden het een gruwel, hoe de Grieken en de Romeinen hun goden dienden, dat zo tegengesteld was aan dat wat hen zelf voor ogen stond. En aan al datgene wat de Grieken en Romeinen in werkelijkheid vereerden en zogenaamd in kennis onderhielden. De Essenen wilde zich in werkelijkheid ‘bevrijden’ van dit voor hen ‘duivelse’ gedoe en werkte destijds samen, met andere politieke strijders om op een geweldloze manier deze ‘gruwelen’ uit te bannen. De Essenen onderhielden in zekere zin de mensen die voor hen streden en beschermden hen tegen degenen die zij zo verafschuwden. De Essenen kenden het afleggen van de gelofte van zwijgzaamheid, over hun ‘broeders en de zusters’ van de gemeenschap waar zij deel van uitmaakten. Ook dat waren de Essenen, allemaal groeperingen met zeer verschillende invalshoeken. Echter allen waren van mening, dat zij recht deden aan hun overtuiging en hun geloof.

Jezus ging zijn eigen weg.

Doch Jezus ging al snel zijn eigen weg en onderwees dit alles niet op de manier zoals de verschillende Esseense groeperingen dit deden. Jezus leerde wel van de Esseense gemeenschap, waarmee hij contacten onderhield en er in zekere zin ook nog deel van uitmaakte dat God, de God van ‘liefde, barmhartigheid en vergeving’ was. Deze boodschap werd dan ook uitsluitend zijn ‘missie’, waarbij hij het accent met nadruk legde op ‘Vergeving’. Zelfs moordenaars en de aller slechtste mensen konden zich nog bekeren tot het ‘Licht’. Ongeacht van welk geloof dan ook of van welke richting, ‘besneden of onbesneden’ zij ook waren. Alle mensen waren volgens Jezus ‘Kinderen van één Vader’. Van de ‘Ene die Is’ en van waaruit de scheppende Geest voortkomt. De scheppende kracht die in alle mensen leeft. Dat onderwees Jezus, omdat hij alle kennis had van de ‘Kosmische wetmatigheden’. Dat kon Jezus de mensheid leren, omdat hij dit alles wist uit eigen ervaring door zijn wonderbaarlijke ‘gaven’ en de geweldige kennis die hij bezat. Zoals boven beschreven waren niet alle Essenen gelijk aan elkaar en vertegenwoordigden zij verschillende groeperingen. Maar in het algemeen waren de Essenen, mensen die zeer zeker zo zuiver mogelijk wilde leven en zich zo weinig mogelijk wilden bezoedelen, met alles wat de mens maar kan bezoedelen. Wars van afgoderij en het hangen aan materie en begeerte. Deze gedachte vindt men in zekere zin ook nog terug in het ‘Boeddhisme, het Hindoeïsme en het Taoïsme.

Niemand buitensluiten.  

Jezus stond vooral bekend als wonderbaarlijk genezer zoals veel Essenen, alleen hij stak er met zijn bijzondere gaven met ‘kop en schouders’ boven uit.  Veel Essenen waren in die tijd in staat ziektes bij mensen weg te nemen, meestal door overtuiging, geestkracht en geloof en niet altijd door middelen, wat natuurlijk ook wel gebeurde. Zoals gezegd, waren de  Essenen bekend om hun enorme kennis van veel zaken zoals astrologie, van de natuur in het algemeen en van de geestelijke (kosmische) wetmatigheden. Al deze kennis konden zij inzetten om de mensheid te dienen en niemand klopte tevergeefs aan hun deur. Voor iedereen werd opengedaan, ook voor hen die in de ogen van vele anderen vijanden waren en dat maakte de Essenen alom populair. Maar er waren destijds ook groepen in de samenleving, die de Essenen verdacht vonden en hen met argwaan bekeken. Die niet altijd de juiste bedoelingen van de Esseense gemeenschap zagen en hen soms betichtten van intriges, of van op de achtergrond mee te werken aan een politiek doel, wat echter geenszins het geval was. Doch de Essenen konden niet omwille van de een de ander uitsluiten. Zij konden niet oordelen, want dan wisten zij dat ze dan zelf geoordeeld zouden worden. Zij gaven hun kennis aan iedereen, want hun deur was voor ‘vriend en vijand’ geopend. Dat is dan ook uiteindelijk de oorzaak geweest, dat de Esseense gemeenschap der ‘Osseeërs’ in het klooster van Qumran,  door de Romeinen verwoest en vernietigd werd. De Romeinen dachten dat zij heulden met verzetsstrijders, maar dat was zeker niet het geval. De Essenen waren een op zichzelf staande gemeenschap, onafhankelijk van welke religie of politieke stroming dan ook. Vandaar dat ze vanuit hun kwetsbare situatie uiteindelijk het slachtoffer werden van tegengestelde krachten in de toenmalige Romeinse samenleving. Daardoor zijn de Esseense groeperingen destijds opgeofferd voor de mensen, die bescherming bij hen zochten tegen de Romeinen. En zo zijn hun gemeenschappen destijds verwoest en uitgeroeid. Veel groeperingen in die tijd stonden elkaar naar het leven, maar nooit is er één wapen van de Essenen gevonden. Zij hebben zich destijds vol overtuiging gegeven aan de dood, maar eigenlijk aan het ‘leven’ zelf. Want geleid door de ‘kosmos’ is hun kennis bewaard gebleven en op het juiste moment aan de mensheid, aan het Vaticaan in Rome (als bewaarder van het grote geheim) geopenbaard. Hetgeen te zijner tijd wel geopenbaard zal worden.

Alles heeft ook daadwerkelijk plaatsgevonden.

Wat al eerder gezegd is, is dat met zekerheid vast te stellen is, dat Jezus als mens op Aarde heeft geleefd. Volgens de esoterische geschriften is ook met zekerheid vast te stellen, dat Jezus de ‘Christus’ geworden is bij de doop in de Jordaan. En dat Jezus als de ‘prediker’, de ‘heelmeester’ van zielen heeft geëxisteerd en ter dood veroordeeld is, door kruisiging op de berg Golgotha nabij Jeruzalem.  Volgens esoterische geschriften is Jezus Christus nu ‘Meester Jezus’, of kosmisch beschouwd: ‘Lord Sananda’, opgenomen in de hiërarchie van de ‘Witte Broederschap’. Zoals voorspeld, vertegenwoordigt hij het ‘Koninkrijk der Hemelen’ en zorgt hij tezamen met ‘machtige’ Engelen voor de instandhouding van de zeven ‘Sferen van Licht’ in de Geestelijke Werelden. Bovendien was hij van oorsprong zelf ook een Engel. Hij begeleidt de mensheid in hun ‘Kosmische Stralen’ en bereikt veel mensen in hun harten. De kerk echter, die zijn naam draagt en uit zijn naam spreekt, is niet een ‘Kerk’ die door Jezus is gesticht. Jezus was in die tijd een van de grootste ‘predikers’ op Aarde en was hij begiftigd met grote krachten en mogelijkheden in ‘Woord en in heling’. Zijn geneeskracht was enorm. Jezus had al vroeg leringen uit de Esseense gemeenschap ontvangen en deed hij als ‘Esseen’ grote uitspraken, die men zelfs nu nog terug kan vinden in de Dode Zeerollen. Jezus citeerde voor wat betreft het ‘Oude Testament’, zelf ook uit de Dode Zeerollen. Jezus gaf de mensheid zowel van toen als van nu inzicht in de ‘God van Liefde’. Jezus bracht een nieuwe God, een God van ‘liefde en vergeving, van inzicht, van waarheid en van trouw’. De ‘toornige, wraakzuchtige en straffende God der Joden was niet meer’. Jezus werd in de tijd dat hij op Aarde leefde gezien als een politiek gevaar, omdat hij zich de ‘Koning der Joden’ noemde, de voorzegde Messias. Dat hij veroordeeld werd was tweeërlei: ‘enerzijds herkenden de Joden hem niet als hun ‘Koning’, daar hij dit in werkelijkheid ook niet was en wilde zijn’. Hij was dit alleen in ‘geestelijke’ betekenis, die boodschap is destijds nooit begrepen. Anderzijds vonden de Romeinen hem een ‘oproerkraaier’, die de mensheid in verwarring bracht en zich ‘Koning’ noemde, zonder daarvoor te zijn aangesteld. Terwijl de Romeinen die verantwoordelijk waren over dat deel van Judea, zichzelf ‘Koning’ waanden. Daarom is hij ter dood gebracht, niet vanwege zijn ‘leer’, maar alleen omdat men hem politiek gevaarlijk vond. Jezus vond zichzelf niet belangrijk, hij zei: ‘Na mij zullen er velen komen, die beter werk doen dan ik, die meer bereiken en zelfs ook meer kunnen’. Jezus vond zichzelf niet belangrijk, de boodschap was belangrijk. Hij was in staat door zijn boodschap de ‘harten’ van de mensen te raken. Hij sprak de mensen aan en sprak de taal, die zij begrepen en juist dat was belangrijk!. Daar ging het uiteindelijk om en daar gaf hij zijn leven voor!.                 
                  
(Zie voor het vervolg, deel 3)


Inspiratie: Par Lanto, Internet.

 

vrijdag 6 december 2013

Jezus deel 1


Inleiding.

Wat historisch bekend is.

Heeft Jezus (Jeschua) echt bestaan? Niet-gelovigen hebben het vaak over de Bijbel en over Jezus als zou het hier om een ‘mythe’ gaan. Wanneer men zich serieus verdiept in de Bijbelse Jezus is er heel veel materiaal buiten de Bijbel, dat aantoont dat Jezus wel degelijk geleefd heeft. Zelfs zo, dat het bewijs onomstotelijk vast staat. Dit is bewijsmateriaal dat niet voorkomt uit Christelijke inspiratie, maar zuiver uit geschiedkundig materiaal. De Bijbel zelf verhaalt vanuit de vier canonieke evangeliën (Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes), daarentegen veel over het leven van Jezus. Vooral vanuit de eerste drie evangeliën, die veel overeenkomsten met elkaar hebben, heeft de Bijbel verschillende theorieën over het leven van Jezus opgeleverd. Het evangelie van Johannes, dat meer het karakter van een theologisch geschrift heeft dan de eerste drie, wijkt hier iets van af. De zeven onbetwiste brieven van Paulus, die ouder zijn dan de vier evangeliën vertelt veel over oude Bijbelse geschriften, waarin Jezus duidelijk een rol speelt. Dit terwijl Paulus de historische Jezus nooit persoonlijk ontmoet heeft. Uit de jaren waarin Jezus geleefd zou hebben, zijn geen officiële bronnen bekend die melding maken van de persoon Jezus. De eerste officiële vermelding van Jezus is na zijn dood, van de Romeinse geschiedschrijver Flavius Josephus afkomstig, die hem in een geschrift uit 94 jr. na Chr. uitgebreid naar voren brengt.  

De niet Bijbelse bronnen.       

Er zijn destijds verscheidene niet-christelijke schrijvers geweest die over Jezus geschreven hebben. De oudste was zoals gezegd, ‘Flavius Josephus’. Flavius Josephus was een Joodse historicus en bevelhebber in het Romeinse leger, dat in 70 na Christus Jeruzalem verwoestte. Hij schreef zijn ‘Joodse geschiedenis’ en zijn ‘Joodse oorlog’ om het beeld van het Jodendom in Rome, als het overgrote deel van de toenmalige samenleving in Judea te karakteriseren. In zijn werken komt men bekende personen tegen als: ‘Pilatus, Herodes, Annas, Kajafas en vele anderen. Flavius Josephus schreef over Jezus: “In die tijd was er een zekere Jezus, een Wijs mens, indien men hem althans een mens kan noemen, want zijn ‘daden’ waren zonder uitzondering ‘Wonderbaarlijk’. Hij onderwees degenen, die graag in de ‘Waarheid’ onderricht wilden worden, hij werd gevolgd niet alleen door vele Joden, maar ook door vele heidenen. Jezus werd gezien als de ‘Christus’, die door de oversten van het Joodse volk bij Pilatus aangeklaagd en op zijn bevel gekruisigd werd. Doch de velen die Jezus bij zijn leven gevolgd hadden, verlieten hem na zijn dood niet. Want hij is hun ten derde dage weer levend verschenen, gelijk de goddelijke profeten deze en talloze andere wonderbare zaken al eerder over hem voorzegd hadden. En de groepering der ‘Christenen’, zo genoemd naar hem, bestaat nog heden ten dagen”. Aldus de geschiedschrijving van Flavius Josephus. Dat Jezus gekruisigd werd, komt doordat zijn ‘groepering’ door haar omvang de openbare orde in Jeruzalem bedreigde en sowieso bij de ‘hogepriesters in de Tempel’ niet bepaald geliefd was, omdat zijn ‘groepering’ duidelijk tegen de regels van de toenmalige ‘Talmoed’ (de geschreven versie van de mondelinge Thora) inging. Een andere Romeinse schrijver die over Jezus schreef, was ‘Publius Cornelius Tacitus’, een Romeinse historicus die de ‘Annales’ (geschiedkundige jaarboeken)  schreef in 116 na Christus. Tacitus erkent dat vele ‘Christenen’ Jezus destijds volgden. De enige Jezus die ooit onder Pilatus veroordeeld werd. Tacitus schreef: “Om het gerucht de kop in te drukken, beschuldigde Keizer Nero een groep mensen, verafschuwd wegens hun boosaardigheden, die de menigte als ‘Christenen’ aanduidde en strafte hen op de meest wrede en afschuwelijke manier. Christus, de grondlegger van de groepering, had destijds de doodstraf gekregen tijdens de regering van Keizer Tiberius en was door ‘Pontius Pilatus’ ter dood veroordeeld. Waardoor het ‘verderfelijke bijgeloof’ voor even tot staan gebracht werd. Waarna het echter opnieuw tot bloei kwam, niet alleen in Judea waar een en ander ontstaan was, maar ook in de stad Jeruzalem zelf. Waar alle verschrikkelijke en schandelijke dingen die in de wereld voorkomen, samenkomen en aanhangers vinden”. Aldus Tacitus, die hiermee erkent dat Christenen Jezus volgden, die later ter dood veroordeeld werd.

Nog andere geschiedschrijvers uit de Romeinse tijd waren verder: ’Plinius de Jongere, Suetonius en Lucianus van Samosata’. Deze drie geschiedschrijvers hadden net als Tacitus niets met het Christelijke geloof en waren zeker geen volgelingen van Jezus. Maar allen erkenden dat de Christenen destijds een zekere Jezus als hun Messias vereerden. Hetgeen zij schreven is volledig in overeenstemming met het Nieuwe Testament, waarvan ook de details kloppen. Naast de schrijvers is er ook archeologisch bewijsmateriaal, zoals inscripties in Pompeï en verschillende opgravingen in Israël. Over het bestaan van de historische mens ‘Jezus’ bestaat onder deskundigen inmiddels geen enkele twijfel meer. Daar is ten eerste al teveel historisch bewijsmateriaal voor ‘boven water’ gekomen en ten tweede is het zeer onwaarschijnlijk, dat de vroegste Christenen de zeer vernederende Romeinse ‘kruisigingsdood’ zouden hebben verzonnen voor hun enige Messias, waar zij heilig van overtuigd waren dat Jezus die ook daadwerkelijk was geweest. En tenslotte is er de ‘Lijkwade’ van Turijn, die door de wetenschap onomstotelijk bewezen is, uit de tijd van Christus te stammen. Uit röntgenologisch onderzoek zijn uiterst opmerkelijke resultaten naar voren gekomen van een fijngebouwde man met regelmatige ‘gelaatstrekken’, die met een ‘doornenkroon’ op zijn hoofd gekruisigd is geweest. Juist de ‘doornenkroon’ was bij de kruisigingsdood door de Romeinen niet bepaald gebruikelijk. Hierover meer in de latere esoterische verslaglegging over het leven van Jezus. Overigens is er volgens veel moderne exegeten geen enkele reden om aan te nemen dat Jezus ooit beweerd heeft, de ‘Zoon van God’ te zijn. De titel ‘Zoon van God’, hoefde in die tijd niet noodzakelijkerwijs een goddelijke status aan te duiden. Binnen de Joodse traditie kon de ‘Koning’ of een bijzondere ‘Rechtvaardige’ deze titel al opgelegd krijgen. Bovendien gold die titel vanouds ook in veel andere landen en culturen in die tijd. En niet alleen in die tijd maar zelfs ook in bepaalde culturen in onze huidige tijd, wordt de titel ‘Zoon van God’ nog gegeven aan bepaalde mensen van ‘vorstelijke’ huize. Wel is het waarschijnlijk dat Jezus, God zijn ‘Vader’ noemde en op deze manier een bijzondere relatie met God te kennen wilde geven. Wat ook volkomen terecht was, want hij beschikte over Goddelijke vermogens, waar geen mens ter wereld ooit over had kunnen beschikken.

Nadere bijzonderheden.

Het geboortejaar van Jezus blijft tot op heden speculatief. Traditioneel werd aangenomen dat Jezus geboren was in het jaar 1, gebaseerd op de berekeningen van ‘Dionysius Exiguus’ rond 525 (een Scyptische monnik en tijdrekenaar). Maar als het klopt dat ‘Herodes de Grote’ (bekend van de kindermoorden) nog leefde toen Jezus geboren werd, dan moet dat voor 4 voor Chr. (de sterfdatum van Herodes) zijn geweest. Veel toonaangevende historici hebben geconcludeerd dat rond 6 of 7 jaar voor het begin van onze jaarteling, de meest waarschijnlijke periode van Jezus geboorte is geweest. Wat overigens overeenkomt met Jakob Lorber ’s evangelie van Jacobus, die het geboortejaar van Jezus eveneens rond die jaren dateert. Maar de grootste zekerheid is dat Jezus geboren is tijdens het bewind van Keizer Augustus (63 v. Chr. – 14 n. Chr.) en dat Herodes de Grote (73 – 4 v. Chr.) de kindermoorden pleegde. Overigens steunt 25 december als precieze geboortedatum van Jezus niet op Bijbelse of historische bronnen. Eerder komt het vroege voorjaar (rectificatie) hiervoor in aanmerking. De talen van Romeins Palestina zijn een complex fenomeen, omdat dit gebied blootgesteld is geweest aan verschillende internationale talen.  Aramees werd door Joden het meest gebruikt en daarom is de gangbare veronderstelling, dat Jezus in het dagelijks leven Aramees sprak. Wat bevestigd wordt door Aramese citaten uit Griekse manuscripten uit die tijd. Grieks was ten tijde van Jezus overigens de algemeen gebruikelijke voertaal van het oostelijk Middellandse Zeegebied en in de westelijke grote steden van het Romeinse Rijk. Gelet op de discussies die Jezus voerde met hoge priesters in de Tempel en met diverse Schriftgeleerden, kan het zeker niet uitgesloten worden dat Jezus het Hebreeuws eveneens goed beheerste en goede kennis had van de Hebreeuwse Bijbel. Overigens werden volwassen Joodse mannen destijds geacht de Hebreeuwse Bijbel te kunnen lezen of op zijn minst daaruit te kunnen citeren, maar Jezus kende de Hebreeuwse Bijbel dus al als kind. Gelet op het feit dat hij al op 12 jarige leeftijd in de Tempel discussieerde met de ‘hoge priesters’. Latijn sprak men alleen in Noord Afrika en ten westen van Rome. Als geboorteplek wordt in navolging van de vier Bijbelse evangeliën, de omgeving van Bethlehem als aannemelijk beschouwd. Mede op grond van de voorspellingen van de profeet Mischa, die voorspelde dat het ‘koningshuis’ van David hernieuwd zou worden, met een persoon uit Bethlehem Efrata in de bergen van Judea. Maar de meest aannemelijke veronderstelling is, dat de woonplaats van het gezin van Jozef en Maria de omgeving van Nazareth betrof.

Openbaar optreden.   

De doop door Johannes de Doper in de Jordaan, omstreeks het jaar 26 na Chr., is het moment waarop de gezamenlijke evangeliën een consistenter beeld over Jezus geven. Het is een moment waarop Jezus meer in de openbaarheid trad. De Jordaan is de bekendste rivier van Israël. De Jordaan ontspringt aan de voet van de berg Hermon (in het noorden van Israël  op de Golanhoogte), loopt dan door het meer van Galilea en mondt tenslotte uit in de Dode Zee.  De plek waar Johannes doopte heet in de Bijbel Bethanië, een gehucht ten oosten van de benedenloop van de Jordaan. Johannes de Doper was een populaire leraar uit die tijd en doopte talrijke mensen in de Jordaan, als symbool van de verlossing van hun zonden. Jezus laat zich met meerdere mensen volledig onderdompelen, waarna hij als enige dopeling de ‘Heilige Geest’ ontvangt. Na de doop hield Jezus zich bezig met het prediken van zijn boodschap in de landstreek van Galilea. Maar ook in sommige delen van Judea zal hij gepredikt hebben. Teberias (hoofdstad van het rijk van Herodes Antipas in Galilea) werd gemeden vanwege het paleis van Herodes Antipas op de Acropolis. Evenzo zullen de heidense steden ‘Sepphoris en Caesarea’ door Jezus en zijn volgelingen gemeden zijn. Jezus stond in zijn prediking niet alleen. Een groep van mensen, waaronder zijn twaalf discipelen reisden voortdurend met hem mee en weken niet van zijn zijde. Bij de groep waren ook verscheidene vrouwen, waarvan sommigen zeer invloedrijk en vermogend waren, die hem verzorgden en de groep te eten en te drinken gaf. Zodat Jezus zich over het dagelijkse onderhoud geen zorgen hoefde te maken en zich volledig met het verkondigen van zijn ‘evangelie’,  bezig kon houden. Met name in de omgeving van het meer van Galilea zal Jezus veel gepredikt hebben, vanwege de grote economische uitstraling van het gebied in die tijd. Deze omgeving was het dicht bevolktste gebied van Galilea met destijds grote handelssteden en een druk scheepvaartverkeer. Er was ook een groot tolhuis voor de karavanen uit Hazor en Damascus. Jezus verkondigde zijn evangelie vaak in de vorm van een parabel of gelijkenis. Zijn verhalen sloten aan op concrete omstandigheden, maar Jezus gaf er vanuit zijn gezichtspunt en boodschap, een andere wending aan en leerde de mensen daarmee de Joodse wetten op een ‘betere en humanere’ manier goed na te leven. Zoals onder andere het bekende verhaal van de barmhartige Samaritaan. Jezus en de discipelen gingen er in hun boodschap vanuit dat het ‘koningschap van God’ aanstaande was, uit de Dode-Zee rollen is bekend dat deze verwachting ook breed leefde. Wat de reactie van het onder de Romeinse bezetting levende publiek en de discipelen, maar ook van de Joodse elite verklaarde. Velen leken het spanningsveld tussen het komende ‘koninkrijk der hemelen’, dat verkondigd werd en dat toch nog op zich liet wachten, niet helemaal begrepen te hebben. 

Het dagelijks leven van Jezus.

Tijdens zijn rondgang door Palestina werd er goed voor Jezus en zijn groep gezorgd. Hij werd vergezeld door twaalf discipelen en enkele vrouwen, waarvan Maria van Magdala, Johanna de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes Antipas en Susanna en nog tal van anderen, die uit eigen middelen voor hen zorgden (Luc. 8:3). In Jakob Lorber ’s GJE evangelie wordt gesproken over een permanente groep van rond de 75 personen. Inkopen moesten ze destijds in een nabijgelegen stad doen, want in de dorpen waren geen winkels. Wellicht heeft men als groep gezamenlijk de maaltijden gebruikt, die door de vrouwen waren voorbereid. In de eetcultuur van Palestina was de maaltijd destijds altijd een sociaal bindmiddel, maar bij velen kwam er nog een godsdienstig motief bij. Ze waren tenslotte allemaal volgelingen van Jezus geworden. De ‘leerlingen’ waren allemaal persoonlijk door Jezus ‘geroepen’ en allen waren door Jezus enorm geboeid. Bij de maaltijden zal het meest gangbare brood, ‘gerstebrood’ zijn geweest in de vorm van een pannenkoek. Het avondeten zal wellicht de hoofdmaaltijd zijn geweest. Meestal zal het gegaan zijn om ‘brood of pap’, gemaakt van tarwe of gerst met wat groenten en kruiden. Ingrediënten waren verder ‘vis, kaas, melk gezoet met honing, groenten en vruchten’. Ook eieren zullen op het menu hebben gestaan. Alleen op de Sabbat zal men mogelijk ook vlees gegeten hebben. Maar bekend was, dat vis bij Jezus van kinds af aan de voorkeur genoot. Bekend is ook dat tijdens de maaltijden door Jezus de boodschap van het ‘Koninkrijk Gods’ werd doorgeven. Ook zal Jezus dagelijks veel ‘tekenen’ verricht hebben als ‘illustraties’ van het Rijk dat in Hem gekomen was. Bekend is, dat Jezus tijdens zijn rondgang door Palestina oneindig veel meer verteld heeft dan uiteindelijk in de Bijbel opgetekend is (Joh. 21:25). Het openbare optreden van Jezus begon niet in het (bergdorpje) Nazareth waar hij woonde, maar zoveel mogelijk in grote steden zoals: ‘Kafarnaϋm, Betsaїda en Chorazin’, steden van enige tienduizenden inwoners. De hoofdstad Tiberias van Galilea werd zoveel mogelijk gemeden vanwege Herodes Antipas. Uiteraard zal hij daarnaast ook in kleinere dorpen of plaatselijke nederzettingen zijn boodschap verkondigd hebben. Van de discipelen was Petrus getrouwd maar of hij kinderen had was niet bekend. Het vermoeden is dat de meeste discipelen niet getrouwd waren en geen kinderen hadden. Het was in die tijd de gewoonte dat mannen pas trouwden als zij een eigen stuk grond bezaten, of in eigen levensonderhoud en dat van een gezin konden voorzien. De mannen waren dan vaak zo rond de dertig jaar. De meisjes en vrouwen met wie zij trouwden waren minimaal tien jaar jonger. Meisjes trouwden in die tijd vanaf hun veertiende jaar. Veel getrouwde vrouwen waren vaak binnen vijf en twintig jaar al weer weduwe, wat verklaart dat er in die tijd ook veel weduwen waren.

Wonderen.

Er zijn weinig andere historische personen waar zoveel wonderen aan toegeschreven worden als aan Jezus. Elk wonder van Jezus bevatte tevens een ‘geestelijke les’, voor degenen die er met ‘geestelijke’ ogen naar konden kijken. Deze geestelijke lessen waren bedoeld voor de direct betrokken personen en voor alle omstanders die op dat moment aanwezig waren. Genezing van blindheid doet bijvoorbeeld denken aan het genezen van ‘geestelijke blindheid’, geen zicht hebben op wie God is en wat Gods bedoelingen met iemands leven is. Het veranderen van water in wijn laat zien, dat het Gods verlangen is dat de mensen blij zijn en feest kunnen vieren vanwege zijn of haar  ‘zegeningen’. De wonderen van Jezus en de manier waarop hij de wonderen verrichtte, hadden dus doorgaans een diepere betekenis waar men veel van kon leren. De wonderen vonden doorgaans ook plaats waar mensen al enig geloof toonden. Jezus deed voornamelijk wonderen waar mensen er ook daadwerkelijk voor open stonden. Vandaar dat er geschreven staat: ‘en hij verrichtte daar niet veel wonderen, vanwege hun ongeloof’ (Marcus 13:58). Maar zijn wonderen en tekenen waren tijdens zijn ‘verkondiging’ talrijk, veel meer dan dat er uiteindelijk opgetekend zijn. De Bijbel vertelt over drie voorvallen van ‘dodenopwekkingen’. Te weten: ‘de 12 jarige dochter van Jaїrus (leider van een synagoge). Een jongeman uit Naїn, de enige zoon van een weduwe en Lazarus, een persoonlijke vriend van Jezus’. De 12 jarige dochter van  Jaїrus lag op sterven en hij vroeg Jezus of hij iets voor haar kon doen. Jezus werd een poosje opgehouden door een zieke vrouw, die genezing zocht en kort daarna kwam iemand Jaїrus melden dat zijn dochter gestorven was. Jezus haakte hier direct op in en zei: 'wees niet bang, want het meisje zal weer gezond worden'! Een klein poosje later ging Jezus met Jaїrus mee waar het meisje opgebaard lag. Jezus nam haar hand vast en zei met luide stem: 'Meisje, sta op! Haar levensadem keerde onmiddellijk terug ze stond meteen op. Hij gaf Jaїrus direct de opdracht haar iets te eten te geven (Lucas 8:50-54). Niet lang daarna ging Jezus naar een stad die Naїn heet en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met hem mee. Toen hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen. De enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde haar. Toen Jezus haar zag, werd hij door medelijden bewogen en zei tegen haar: 'weeklaag niet meer'. Jezus kwam dichter bij, raakte de lijkbaar aan en zei: 'Jongeman, ik zeg je: 'sta op'! De dode richtte zich meteen op en begon te spreken en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder (Lucas 7: 14-15). Op een ander moment kwam Jezus bij de zusters van Lazarus, Marta en Maria. Hun broer was overleden. Jezus zei: 'jullie broer zal uit de dood opstaan'! De zusters geloofde Jezus niet direct en er ontstond een uitgebreide discussie. Waarop hij hun vroeg naar het graf van hun broer te gaan. Toen zij de steen voor het graf weghaalde kwam Lazarus op bevel van Jezus de grot uitlopen, waarna bleek dat Lazarus weer volledig gezond was opgestaan (Johannes 11 1- 44).  Het effect van de wonderen waren doorgaans enorm. De mensen waren direct ooggetuigen van de ‘kracht van God’. Er staat ook geschreven: ’allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden, een groot profeet is onder ons opgestaan en God heeft zich om zijn volk bekommerd’! Het nieuws verspreidde zich in heel Judea en naderhand in heel het land.

Naar Jeruzalem.

Uiteindelijk reist Jezus naar Jeruzalem, waar hij niet onopgemerkt blijft. Volgens de verslagen van de evangelisten maakt hij zijn entree zoals het een ‘Messias’ betaamt. Hij rijdt de stad binnen op een ezel en wordt door het volk toegejuicht, die in hem de ‘Koning’ ziet, die de strijd op zal nemen tegen de Romeinen. Vervolgens raakt hij in het zoveelste debat met de religieuze leiders in de Tempel, die in hem een gevaar zien voor hun macht. Deze Joodse leiders, in de vorm van het Sanhedrin (Joods Rechterlijke macht), neemt Jezus uiteindelijk gevangen omdat het volk in grote getale achter hem aangaat. Geschreven staat, dat het Sanhedrin hem gevangen nam omdat men beweerde dat Jezus de beloofde ‘Messias’ was. Omdat het Sanhedrin de doodstraf niet mocht uitvoeren, die wel door hen werd geëist, wordt Jezus overgeleverd aan de Romeinse machthebber ‘Pontius Pilatus’. Volgens de Bijbel wordt Jezus door hem onschuldig verklaard, maar uit angst voor een opstand van het Joodse volk, wordt hij uiteindelijk toch ter dood gebracht door middel van kruisiging. Er werd voor kruisiging gekozen, aangezien dit een zeer oneervolle manier van doden was. Het werd ook alleen gebruikt voor niet- Romeinen, zoals slaven, vijanden of criminelen. Hieruit blijkt dus dat Jezus op dat moment gezien werd als een vijand voor de Romeinse staat. Na zijn dood aan het kruis verhaalt de Bijbel over zijn ‘opstanding’. De verhalen over de opstanding hebben twee onderwerpen. De ontdekking dat het graf leeg is (alle vier de evangeliën) en de verschijning van de opgestane Jezus ten derde dagen. Paulus beschrijft: ‘en ten derde dagen is hij verschenen aan Kefas en vervolgens aan zijn twaalf discipelen. Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk. Vervolgens is hij verschenen aan Jakobus en daarna aan alle apostelen. Paulus noemt ook zichzelf als getuige van de opgestane Jezus, daarmee doelend op een visioen die hij bij zijn roeping had. Maar het is algemeen geaccepteerd, dat volgelingen van Jezus ervaringen hadden, die zij interpreteerden als verschijningen van Jezus.

In deel twee zal meer ingegaan worden op wat esoterisch bekend is over Jezus.

 

Bron: internet en zo mogelijk overige literatuur.