zaterdag 10 november 2012

De 'lichtsferen' in de Geestelijke Wereld deel 2

Wat vooraf ging.
 De zeven ‘lichtsferen’ of tezamen ook wel het ‘Morgen- en Zomerland’ genoemd, is geen bepaald gebied in de Geestelijke Wereld, maar bestaat uit oneindig veel verschillende ‘leefwerelden’. Leefwerelden met elk een eigen geestelijke ‘afstemming’ en met elk een eigen niveau van ‘trilling energie’. Alles in onze Kosmos bestaat uit ‘trilling’, zowel fysiek als non fysiek. Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral ook deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energie, waardoor men niet zo maar van de een naar de andere wereld door kan ‘stromen’.  Daarbij bevinden deze werelden zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Werelden waar andere natuurkundige wetten gelden, waardoor zij zich voor ons als 'gedachtenwerelden' manifesteren, maar net zo werkelijk en concreet in hun beleving zijn als onze wereld. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘omstandigheden’ weer net iets veranderen, indien er een wijziging in de samenstelling van de ‘bevolking’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtingbepalend’, dan als de meest actuele ‘weergave’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Van alle 'lichtsferen' houden de beschrijvingen hoofdzakelijk 'sfeerimpressies' in, om in het kort weer te kunnen geven van wat men in de lichtsferen zoal kan verwachten. Vanzelfsprekend zijn alle zeven sferen van het 'licht' werelden op zich, waar mogelijk miljoenen mensen in kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ zeker weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten en beschrijft de literatuur van Jozef Rulof over de tweede ‘bestaanssfeer’ in het ‘Licht’ daar het volgende over:

De tweede ‘bestaanssfeer’ in het ‘Licht’.
Komende van de eerste ‘bestaanssfeer’ verplaatste Alcar en Jozef zich als een ‘bliksemflits’ en traden zij de wereld van de tweede ‘bestaanssfeer’ binnen. De hemel was in deze sfeer 'strak blauw' gekleurd. Jozef zag vele entiteiten, die allen ‘geestelijke’ gewaden droegen en qua uiterlijk aanzienlijk jonger waren dan in de vorige ‘sfeer’ van het Licht. Op zijn vorige tocht had hij hen hier en daar al ontmoet, nu leerde hij hun leven kennen. De huizen en gebouwen waren nog mooier en anders van vormgeving dan in de vorige sfeer. Ook hier waren er gebouwen, die door ‘hoge’ geesten waren opgetrokken. De betekenis van al deze gebouwen had Alcar hem inmiddels al duidelijk gemaakt, zodat hij alles begreep. Hier waren veel kinderen aanwezig en de ouderen die nog maar kortgeleden de eerste sfeer hadden verlaten, hadden hun ouderdom afgelegd en waren allemaal jong en mooi van uiterlijk geworden. Lichamelijk gehandicapten, zieken en ‘misvormden’ leefden in deze wereld niet, omdat allen mooi, jong en kerngezond waren. Een ieder voelde zich jong en mooi zoals hun innerlijke ‘afstemming’ was en zoals zij zich ook geestelijk voelden. Wat is alles hier toch mooi Alcar, zei Jozef. Niet alleen mooi, maar ook waar; ‘waarheid’ ligt in alles Jozef. Hier worden ouderen weer jong en blijft men altijd jong totdat men een hogere ‘geestelijke’ graad van afstemming heeft bereikt. Lichamelijke ‘gebreken’ kent men hier niet, het ‘geestelijk’ lichaam is niet te vernietigen. Eeuwig mooi is de mens die in deze wereld leeft. Weer zag Jozef mensen, die hun Aardse ‘vrienden en verwanten’ bij zich hadden en in ‘liefde’ met elkaar verbonden waren. Vogels zongen hun hoogste ‘lied’ en de meest mooie bloemen versierden deze tweede sfeer in het ‘Licht’. Maar ook het ‘licht’ was in deze wereld net weer iets anders en voelde de omgeving ‘warmer’ aan dan in de vorige sfeer. De natuur was ronduit prachtig en zag Jozef veel ‘velden, bergen, bossen en waterpartijen’ van uitzonderlijke schoonheid.

Jozef en Alcar kwamen bij een prachtige tempel. Om het gebouw groeiden er ‘vruchten en bloeiden er mooie planten’. Toen zij het gebouw binnentraden zagen zij dat ook deze mooie natuur van buiten, op verschillende plaatsen in de tempel kunstzinnig was doorgezet. Alles kwam ‘lieflijk, zuiver en sereen’ op hun over. Weer bleken Alcar en Jozef in een gebouw van de ‘Kunst’ te zijn binnengetreden. Het gebouw vertegenwoordigde een prachtig ‘palet’ aan kleuren; zachte kleuren die ‘vloeiend’ in elkaar overliepen. Hierin lag ‘leven’ en dat leven straalde in ‘licht en kleur’. Ook alle aanwezige kunst in het gebouw ‘straalde’ en bezat de geestelijke kracht, die ‘Liefde’ in essentie tot uitdrukking bracht. Ook hier zag Jozef veel entiteiten die druk met ‘Kunst’ bezig waren. Jozef zag één kunstwerk waar meerdere kunstenaars mee bezig waren. Het werk stelde kennelijk iets symbolisch voor. Bovenop dit kunstwerk zag hij een bol, die op de Aarde leek en door tientallen menselijke figuren gedragen werd. Bovenop de bol stond een kruis in sneeuwwit marmer. Wat stelt het kunstwerk voor Alcar, vroeg Jozef?. Dit beeld Jozef, stelt het ‘leven’ voor dat de mens in zijn fysieke bestaan op Aarde doormaakt. De bol is het leven op Aarde en het kruis, het kruis van  Christus. Een kruis dat een ieder op Aarde, op zijn of haar manier te dragen heeft. Het kunstwerk straalde veel ‘kracht en liefde’ uit, vanuit datgene wat in de voorstelling op symbolische wijze tot uitdrukking werd gebracht. Al de kunstenaars voelden de  sterke ‘liefdeskracht’ die in de symboliek van het kunstwerk besloten lag.

Weer verder zag Jozef een geestelijke fontein, die een  entiteit bezig was uit te beelden uit een groot blok marmer. Ook dit beeld, dat een ‘pronkjuweel’ van scheppende kunst moest worden, had een heilige betekenis. Een betekenis om de mens in ‘kracht en liefde’ aan te sporen, dat gene te  doen wat God in wezen van de mens verlangde. Zoals in de eerste sfeer van het ‘Licht’, het gebouw van de schone ‘kunsten’ de mens aanspoorde om aan zichzelf te werken, zo zou deze fontein straks haar geestelijke ‘krachten’ doen laten gelden, om ook in deze wereld de mens tot de juiste ‘daden’ aan te sporen. Wat Jozef telkens ontroerde, was de stille wenk, de liefdevolle ‘oproep’, om de mens het grote ‘licht’ te laten zien en het geluk te laten voelen. De ‘liefde en het geluk’ te laten voelen, die zij in deze wereld van het ‘Licht’ innerlijk wel allemaal voelden, maar nog volledig tot uitdrukking moesten brengen. Kunstenaars uit hogere ‘sferen’ daalden regelmatig af om hun medemens in deze wereld, door hun prachtige ‘Kunst’ te laten zien, dat men altijd geestelijk boven zichzelf uit kon stijgen en dat er hogere werelden waren, die geestelijk ook voor hen te bereiken waren. Hier in deze wereld waar Jozef vertoefde zag hij ‘Kunst’, die men in de meest letterlijke zin van het woord ‘aan moest voelen’, wilde men haar volledig begrijpen.  De mens die hier in de tweede sfeer leeft, is geestelijk ‘ontwaakt’ en in beginsel gereed om nog hogere gebieden in de ‘geest’ te kunnen betreden. Waar hen een nog groter geluk staat te wachten. Nog grootser en mooier zou al het leven, de natuur en nog jeugdiger de mensen zijn, die in de volgende derde sfeer in het ‘Licht’ zouden leven. Zo zou elke sfeer in het ‘Licht’ zich nog mooier manifesteren op weg omhoog in het ‘rijk der hemelen’, waar in elke sfeer voor iedereen voldoende plaats is en waar iedereen ooit eens zal vertoeven. Jozef en Alcar besloten om verder te gaan. Op onze reis door de sferen Jozef, wacht je nog veel meer verrassingen maar ook een groot geluk, dat op onze vorige tochten niet mogelijk was te beleven. Laat jij mij in iedere sfeer de ‘Kunst’ bewonderen, vroeg Jozef? Nee, dat niet, ik heb je nog veel meer in de ‘sferen’ te openbaren Jozef. Maar ik doe dat niet alleen, mijn eigen meester ‘Ubronus’ zal je naar de allerhoogste sferen begeleiden, om je een indruk te geven wat de sferen van het ‘Licht’ allemaal voor werelden zijn.

Maar waar is dat voor nodig Alcar, vroeg Jozef? Weet ik op dit moment dan al niet  genoeg van wat zich in de sferen allemaal afspeelt, vroeg Jozef? Nee Jozef, zei Alcar en ik zal je verklaren waarom. Je weet Jozef, dat ik naar jouw wereld ben gekomen om de mens op Aarde van ons leven in de Geestelijke Wereld te vertellen. Maar niet alleen ik, duizenden geestelijke ‘Meesters’ met mij, zijn aan de geestelijke ‘orde’ verbonden waar ook ik toebehoor*. Wij allen willen nu aan jou, als medium en als geestelijk ‘instrument’, ons leven tonen om dit aan de hele mensheid bekend te maken.  Zo zullen wij de mens een duidelijk beeld kunnen geven, hoe de werelden in het ‘Licht’ in werkelijkheid zijn en hoe deze werelden voor iedereen geestelijk te bereiken is. Mijn taak is om aan jou de Geestelijke Werelden zodanig te tonen, waardoor je een duidelijk beeld krijgt van alle ‘sferen in het Licht’, zoals mijn geestelijke ‘Meester’ dat noodzakelijk vindt. Van de ‘orde’ waar mijn ‘Meester’ en ik toebehoren, heb ik mijn steun en toestemming verkregen dit allemaal aan jou te tonen. De allerhoogste twee sferen in het ‘Licht’ zal je samen met mijn ‘Meester’ gaan bezoeken, omdat ik vooralsnog niet hoger kan dan mijn eigen sfeer.  Je mag Jozef, die hogere sferen binnentreden, omdat jij ons werk met ‘liefde’ verricht en de enige bent die de informatie op Aarde naar buiten kan brengen. Maar nu Jozef, gaan wij verder op weg door de ‘sferen’.

Kijk Jozef, daar voor ons licht de ‘verbindingssfeer’, die de tweede en derde sfeer met elkaar verbindt. Tussen elke sfeer ligt zoals je inmiddels weet, een ‘energetisch’ gebied, dat de overgang naar een veel hogere ‘energiefrequentie’ in een hogere sfeer mogelijk maakt. De eerste lichtstralen beschijnen ons al en spoedig zullen wij de derde sfeer in het ‘Licht’ betreden. Jozef zag, dat verscheidene entiteiten hen tegemoet kwamen, die zich allen kennelijk voor de één of andere studie bekwaamden en zich net zo ‘zwevende’, als Alcar en Jozef zich voortbewogen. Al de entiteiten die zij zagen waren ‘studenten’, die hun studies waar zij op Aarde aan begonnen waren, aan deze zijde wilden voltooien. Doch hun studies moesten wel hun ‘afstemming en aansluiting’ vinden in de Geestelijke Wereld, anders was het niet mogelijk de studie aan deze zijde volledig te volbrengen. Al de ‘studenten’ moesten geestelijk eerste het niveau van het ‘Zomerland’ hebben bereikt, eerder was een studie in deze sferen niet mogelijk. Zij moesten de geestelijke ‘krachten’ kennen van alle andere sferen, die onder hun eigen ‘afstemming’ lagen, waardoor zij zich met die sferen konden verbinden. Verbinden was geestelijke kennis, overgaan in een andere geestelijke toestand en dat kon alleen door ‘wil, geestkracht en liefde’ worden opgebracht. Steeds verder stegen Alcar en Jozef omhoog voordat zij spoedig de derde sfeer van het ‘Licht’ zouden bereiken.



*De orde der ‘Witte Broederschap’ in de hiërarchie van de Geestelijke Meesters.



Inspiratie: literatuur Jozef Rulof./Persoonlijke doorgeving.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten