dinsdag 18 juni 2013

De Hemel bestaat ! Deel drie


Opmerkelijke overeenkomsten.

Wat voorafging.

De ‘Hemel’ bestaat: ‘de ervaring van een neurochirurg in het hiernamaals’, is de titel van een onlangs verschenen hoofdartikel in het weekblad ‘Newsweek’, dat door de arts Dr. Eben Alexander (58) geschreven werd. Als neurochirurg en docent aan de Harvard Medical School en een aantal andere universiteiten, geloofde Dr. Alexander aanvankelijk dat er alleen maar strikt wetenschappelijke verklaringen te vinden waren, voor de ‘bijna-doodervaringen’ (BDE) die veel mensen beschreven. Hij geloofde zelf niet echt in het bestaan van God of een eeuwig voortbestaan na de dood. Dr. Eben Alexander verhuisde in 2006 naar Lynchburg, Virginia, waar hij onderzoek deed naar minder invasieve vormen van hersenchirurgie, waar hij gerichte X-stralen en digitale scanners bij gebruikte. Toen hij in 2008 echter getroffen werd door een ‘bacteriële meningitis’ en zeven dagen in een zeer diepe coma lag’, bleek al gauw een groot deel van zijn hersenen niet te functioneren. Toen hij op wonderbaarlijke wijze na zeven dagen toch weer tot bewustzijn kwam, verklaarde hij een zeer opmerkelijke ‘BDE-ervaring’ te hebben gehad, die hem nu opeens wel overtuigde over het bestaan van een God en in een ‘bewustzijn’ dat na de dood op een andere manier blijft voortbestaan.   Dr. Alexander zegt dat zijn ervaring anders is dan de vele andere ‘BDE-ervaringen’, omdat voor zover hij weet nooit iemand iets dergelijks heeft meegemaakt, terwijl een belangrijk deel van de hersenen compleet was uitgeschakeld. Bovendien stond zijn lichaam tegelijkertijd door zijn directe collega’s onder zeer streng medisch toezicht. Veel wetenschappelijke argumenten tegen ‘BDE-ervaringen’ suggereren dat ze het resultaat van een storing in de ‘cortex’ zijn. De ‘BDE-ervaring’ van Dr. Alexander vond echter plaats toen zijn ‘cortex’ volledig was uitgeschakeld en niet omdat die slecht functioneerde. Dit ontbreken van hersenactiviteit bij Dr. Alexander werd bevestigd door zowel de ernst en de duur van meningitis, als door direct uitgevoerde ‘hersenscans’ en uitgebreid neurologisch onderzoek. Dr. Alexander verklaarde: ‘volgens de huidige medische kennis van de hersenen en het functioneren van het brein, had ik tijdens mijn diepe coma absoluut en op geen enkele manier zelfs, maar een vaag en beperkt bewustzijn kunnen ervaren. Laat staan de ‘BDE-ervaring’ die ik beleefd heb: ‘een hoogst levendige, zeer duidelijke en volkomen samenhangend ‘odyssee’, die men op deze wijze nooit in zo’n situatie ervaren zou kunnen hebben’. Dr. Eben Alexander schreef over zijn ervaringen een boek: ‘Proof of Heaven’, dat 23 oktober 2012 voor het eerst werd uitgebracht. De Nederlandse vertaling hiervan is onlangs in mei 2013 op de markt verschenen.

Vergelijking met de literatuur van Jozef Rulof.

Tussen de ‘BDE-ervaringen’ van Dr. Eben Alexander, zoals dat in het boek van hem nader beschreven wordt, zijn opmerkelijke overeenkomsten te vinden met de eerder op deze ‘blog’ verschenen artikelen over de ‘lichtsferen in de Geestelijke Wereld’. Artikelen over de zeven sferen in het ‘licht’, waarbij de literatuur van Jozef Rulof als uitgangspunt is genomen. De genoemde overeenkomsten zijn vooral zo opmerkelijk, omdat Dr. Alexander in zijn boek verklaarde, dat hij voor zijn ziekte zich nooit eerder met spirituele literatuur had bezig gehouden. Althans hij las hier geen boeken over, dit buiten het feit dat hij regelmatig op de hoogte werd gehouden van bijzondere BDE- ervaringen die sommige patiënten beleefden. Waar hij dan uitsluitend een medische verklaring voor zocht. Dit vanwege het feit dat hij voorheen niet echt geloofde in een voortbestaan na de dood. Zodoende kon Dr. Eben Alexander voor zijn ziekte niet op de hoogte zijn geweest van de uittredingservaringen van Jozef Rulof. De literatuur van Jozef Rulof wordt in de esoterie door velen als de ‘grondleer’ van de Geesteswetenschap beschouwd, zodat aan de authenticiteit van Jozef Rulof ’s uittredingservaringen dan ook niet getwijfeld wordt (zie hierover de website over Jozef Rulof: www.rulof.org). Dit alles maakt de overeenkomsten met de ervaringen van Dr. Alexander des te interessanter. In het onderstaande zal daarom wat specifieker op de overeenkomsten worden ingegaan.

De overeenkomst met de eerste ‘lichtsfeer’ van Jozef Rulof.  

Dr. Alexander beschrijft zijn ‘kennismaking’ met de wereld van het ‘licht‘ als volgt: “onder mij lag het platteland. Het was groen, weelderig en leek veel op de Aarde, maar was dat tegelijkertijd ook weer niet. Ik zweefde over bomen, bossen en velden, rivieren en watervallen. Hier en daar waren wat groepjes mensen en kleine dorpjes. Er waren ook kinderen die lachten en speelden. Verscheidene mensen zongen en dansten in het rond en soms zag ik zelfs een hond, die om hen heen rende en net zo vol vreugde was als de mensen zelf waren. Ze droegen eenvoudige, maar mooie kleren en het leek alsof de kleuren van deze kleding, dezelfde soort levendige ‘warmte’ uitstraalden als de bomen en de bloemen, die op het platteland om hen heen groeiden en bloeiden. Op een gegeven moment zweefde hij tussen de wolken. Grote wollige, roze witte exemplaren, die scherp afstaken tegen de diep strakblauwe lucht. Verder in het verhaal vertelt hij: ‘ik vloog over een wereld met ingewikkelde landschappelijke patronen, dat uit vele levendige kleuren bestond’. Gelijk de vleugels van een prachtige vlinder. Een prachtige bijna ongelooflijke ‘droomwereld’. Alleen en dat wist ik zeker, was het geen droom. Hoewel ik niet wist waar ik was, of zelfs wist wie ik was, wist ik één ding absoluut zeker. Deze wereld  waar ik zo plotseling in terecht was gekomen, was beslist helemaal echt.”  (zie het uitgebreide verslag hiervan in ‘de Hemel bestaat’, deel twee) 

Jozef Rulof beschrijft daarentegen in zijn ‘kennismaking’ met de eerste sfeer van het ‘licht’ het volgende: “de eerste sfeer van het Licht leek nog op een wereld die men ook op Aarde aan zou kunnen treffen, maar dan wel in een bijpassende landschappelijke omgeving”. De hemel was in deze eerste sfeer ‘grijsachtig blauw’ gekleurd. Overal in het prachtige landschap van ‘bergen, bossen, velden, meren en waterpartijen’, stonden de woningen van de bewoners, die naar veel ‘gevoel, smaak en kracht’ geschapen waren. Verder deze wereld betredend zag Jozef Rulof gebouwen, die een verscheidenheid aan ‘architectonische stijlen’ vertegenwoordigden en waarvan sommige gebouwen van een uitzonderlijke ‘schoonheid’ waren. Al deze gebouwen hadden een speciale ‘functie, doel en betekenis’. Verderop in het verhaal vertelt Jozef: “aan de voet van een berg, door veel ‘groen en bloemen’ omgeven, waren een groepje bewoners bijeen”. Te midden van hun stond iemand van middelbare leeftijd een vurig betoog tegen de toehoorders af te steken. Ook ontwaarde Jozef iets verder in het ‘prachtige landschap’ iemand die met zijn hond liep te wandelen, waarover hij zich hooglijk verbaasde. Ook huisdieren kunnen op speciaal verzoek in deze sfeer enige tijd verblijven, kreeg hij toen als antwoord. Maar dan moet er wel een speciale ‘liefdesband’ tussen de bewoner en het overleden dier hebben bestaan, kreeg hij te horen. (zie het verhaal over de ‘lichtsferen’ in de Geestelijke Wereld, deel 1)

In de verhalen van de beide schrijvers valt op, dat zij beiden een bijna Aards aandoend prachtig mooi ‘zonovergoten’ landschap beschrijven. Een landschap met beiden een ingewikkeld patroon en met ongeveer dezelfde verschijningsvormen in het landschap. Ook wordt er in beide verhalen gesproken over de woningen van de bewoners, in het ene geval over dorpjes en in het andere verhaal over verspreid liggende woningen, met hier en daar tempelachtige gebouwen in het landschap. Ook is in beide gevallen de kleur van de hemel nagenoeg hetzelfde en wordt er in beide verhalen over de aanwezigheid van een huisdier gesproken.

Communicatie via gedachten.  

Dr. Eben Alexander vertelt in zijn boek: ‘de communicatie met degene die mij begeleidde verliep via de gedachten’. De antwoorden op de vragen die ik in gedachte stelde gingen als een soort ‘windvlaag’ door me heen en ik begreep meteen wat de ander bedoelde en dat ook alles echt was. Ik wist dat op dezelfde manier als dat ik wist, dat de wereld om mij heen werkelijkheid was en niet een één of andere denkbeeldige fantasie. Telkens als ik in stilte een vraag stelde, kwam het antwoord meteen in een explosie van ‘licht, kleur, liefde en schoonheid’ tot mij, op een manier die door mij heen ‘spoelde’ als een overweldigende ‘vloeibare golf’. De ander beantwoorde elk van mijn vragen afzonderlijk maar op een manier die voorbijging aan taal. Gedachten kwamen direct bij me binnen. Ze waren niet vaag, ontastbaar of abstract. De gedachten waren ‘solide en direct’ en terwijl ik ze ontving, was ik in staat om ze meteen zonder enige moeite te begrijpen, waar ik in mijn aardse leven wellicht enige tijd over gedaan zou hebben om ze volledig te kunnen begrijpen.   

Jozef Rulof vertelt daarentegen in deel  vier van zijn verhaal over de zeven ‘lichtsferen’ het volgende daarover. De kinderen leerden in deze sfeer van het ‘Licht’ geen gesproken taal meer, zoals wij dat op Aarde kennen, maar communiceert men in gedachten direct met de innerlijke ‘levensbron’ van de ander. Twee levens ‘vloeien’ tijdens de communicatie als twee ‘vloeistoffen’ in elkaar over en begrijpt men in minder dan secondes wat de ander bedoelt, zonder dat er ook maar van enig misverstand sprake kan zijn. Elders in de literatuur van Jozef Rulof blijkt, dat deze wijze van communicatie in alle ‘lichtsferen’ van de Geestelijke Wereld algemeen gebruikelijk is. Slechts in de ‘fijnstoffelijke’ werelden, die bekend staan als het  ‘schaduwrijk’, wordt van de gesproken taal zoals wij dat op Aarde kennen gebruik gemaakt.  Ook uit deze twee verhalen blijkt dat men exact dezelfde wijze van communicatie voor ogen heeft, zodra men de werelden van het ‘Licht’ betreedt.

God.

Dr. Eben Alexander beschrijft in zijn boek zeer expliciet over zijn ontmoeting met de goddelijke entiteit, die hij als God of de goddelijke Albron ervoer en waarmee hij daadwerkelijk kon communiceren. Hij beschrijft zijn ervaringen hierover als volgt: ‘op een gegeven moment betrad ik een enorme, gitzwarte en oneindige leegte’. Een ‘leegte’ die wel leeg was, maar op een één of andere manier toch oneindig vertroostend aanvoelde. Hij beschrijft: ‘ook al was het er nog zo donker, je zag toch dat de ruimte geleidelijk aan overliep in licht, een licht dat leek te komen van een schitterend lichtgevend en imposant ‘hemellichaam’ dat ik naast mij zag en voelde’. Dit hemellichaam of het imposante ‘Wezen’ dat zij vertegenwoordigde was zo dichtbij, dat er totaal geen afstand was tussen het Wezen en mij. Tegelijkertijd kon ik de onmetelijke en reusachtigheid van dit Wezen voelen en voelde ik mij daarbij volkomen in het niet. Hij beschrijft verder: ‘ik kon het niet volledig begrijpen, maar ik was er zeker van dat het lichtgevende ‘hemellichaam’ een soort verbinding legde tussen mij en zijn alles doordringende ‘aanwezigheid’ in de grote leegte waarin ik mij plotseling bevond. Sterker nog, ik voelde mij op een gegeven moment één worden met het lichtgevende ‘hemellichaam’ dat voor mij God vertegenwoordigde en voelde heel sterk het creatieve ‘oer aspect’ van dit almachtige Wezen. Voorts beschrijft hij, hoe hij in gedachten met deze Albron communiceerde.

De literatuur van Jozef Rulof gaat echter niet expliciet in op de manifestatie van een specifieke goddelijke entiteit, maar omschrijft de zevende ‘lichtsfeer’ als een volstrekt paradijselijke situatie, waar de hoogste geestelijke Meesters in verblijven. Doch in het artikel over de ‘zeven niveaus van bewustzijn’ op deze ‘blog’, wordt daarentegen wel nader ingegaan op het goddelijke aspect. Voor de ‘zeven niveaus van bewustzijn’ is eerder de literatuur van het trancemedium Lex Persoon (www.lichtsferen.com) als inspiratiebron gebruikt. Dit artikel vertelt in het kort het volgende hierover: ‘het zevende ofwel het goddelijke niveau van bewustzijn’ is een niveau, dat men vanuit een menselijk gezichtspunt kan zien als een omgeving waar ‘God of welke Hogere Macht dan ook’ verkeert, maar dat zich echter niet op die manier manifesteert. Hier heerst evenwel een ‘energiefrequentie’ op het niveau van de ‘Al-geest’. God of de Al-geest moet men zien als een immens groot  ‘krachtveld’, een soort universele ‘levenskracht’ (anders dan Prana), die aan de schepping ten grondslag ligt en leven geeft aan al wat ‘leeft en bloeit’. Zowel op Aarde als overal in ons Universum. Nabij deze Al-geest voelt men, zonder van emotie te spreken, de aanwezigheid van iets wat God genoemd kan worden. Van een serene ‘rust en tevredenheid’, die men alleen op dit niveau kan ervaren. Van een gevoel eindelijk ‘thuis’ te kunnen zijn, met gevoelens van ‘vrede, liefde en geluk’, die niet onder woorden te brengen zijn. De lange weg die de mens heeft af te leggen naar uiteindelijk het ‘Licht van de Al-geest’, is als het ware het binnendringen in het waarachtige Licht, het absolute ‘Licht’ dat in zijn totaliteit alles omvat wat daaronder maar begrepen zou kunnen worden. God is ‘Licht en waarachtige Liefde’, op een manier die uitsluitend en alleen op dit niveau zo tot uitdrukking gebracht zou kunnen worden.

De omschrijving die de ‘zeven niveaus van bewustzijn’ geeft aan het allerhoogste bewustzijnsniveau, komt opmerkelijk genoeg sterk overeen met de omschrijving die Dr. Alexander hierover geeft. Met dien verstande dat Dr. Alexander het goddelijk energieveld als een alles ‘doordringende’ aanwezigheid voelde, zich op een gegeven moment ook Eén voelde met dit energieveld, maar het energieveld ook gevisualiseerd zag in de vorm van een lichtgevend ‘hemellichaam’. Hetgeen overigens ook in meerdere esoterische literatuur voorkomt. In de ene literatuur wordt God als een ‘ondoordringbaar’ licht omschreven en in andere literatuur als een soort ‘lichtbron’ in de vorm van een Zon die aan het ‘hemelse’ firmament staat. Dr. Alexander beschrijft de Al-geest verder als een ‘leegte’, die desondanks vertroostend aanvoelde. In zijn boek vertelt hij, ‘het was bij het betreden van de ‘leegte’, alsof ik werd geboren in een immens grote wereld en het universum opeens als één grote kosmische baarmoeder zag’. De volkomen onmetelijkheid die het Al en mij scheidde, maakte dat ik waarschijnlijk visueel gezien het ‘hemellichaam’ als gezelschap had. Het hemellichaam dat een soort verbinding legde tussen mij en de allesdoordringende aanwezigheid die mij omringde. Beide schrijvers spreken ook over het nadrukkelijk ‘voelen’ van de Al-geest en zonder over emoties te spreken, de aanwezigheid ervaren van iets dat God genoemd kan worden. Van een ‘serene rust en tevredenheid’, het eindelijk ‘thuis’ te kunnen zijn.

Ooit is God in de esoterische literatuur als volgt omschreven: 

Ik ben de Alfa en de Omega;
Ik ben het Eeuwige licht van Schepping;
Ik ben het Begin en het Eind;
Ik ben dat wat Is;
Ik ben dat wat Was;
Ik ben dat wat Zal Zijn;
Ik ben de Golf van Goddelijke Activiteit;
Ik ben de Levende God;
Die de Onsterfelijke Ziel kleedde;
Met Menselijk Vlees;


De Al-geest verklaarde: 'het menselijk ras heeft het vermogen om net zoals Ik het goddelijk Licht te hanteren. Ooit zullen zij dit vermogen herinneren en in staat zijn materiaal te scheppen uit de pure energie van dit goddelijk Licht'.


Inspiratie: Na dit leven, Dr. Eben Alexander.
www. lichtsferen.com
www. rulof.org
Het internet. 


                                                                                    

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten