Opmerkelijke overeenkomsten.
Wat
voorafging.
De ‘Hemel’
bestaat: ‘de ervaring van een neurochirurg in het hiernamaals’, is de titel van
een onlangs verschenen hoofdartikel in het weekblad ‘Newsweek’, dat door de
arts Dr. Eben Alexander (58) geschreven werd. Als neurochirurg en docent aan de
Harvard Medical School en een aantal andere universiteiten, geloofde Dr.
Alexander aanvankelijk dat er alleen maar strikt wetenschappelijke verklaringen
te vinden waren, voor de ‘bijna-doodervaringen’ (BDE) die veel mensen
beschreven. Hij geloofde zelf niet echt in het bestaan van God of een eeuwig
voortbestaan na de dood. Dr. Eben Alexander verhuisde in 2006 naar Lynchburg,
Virginia, waar hij onderzoek deed naar minder invasieve vormen van
hersenchirurgie, waar hij gerichte X-stralen en digitale scanners bij gebruikte.
Toen hij in 2008 echter getroffen werd door een ‘bacteriële meningitis’ en
zeven dagen in een zeer diepe coma lag’, bleek al gauw een groot deel van zijn
hersenen niet te functioneren. Toen hij op wonderbaarlijke wijze na zeven dagen
toch weer tot bewustzijn kwam, verklaarde hij een zeer opmerkelijke
‘BDE-ervaring’ te hebben gehad, die hem nu opeens wel overtuigde over het
bestaan van een God en in een ‘bewustzijn’ dat na de dood op een andere manier
blijft voortbestaan. Dr. Alexander zegt
dat zijn ervaring anders is dan de vele andere ‘BDE-ervaringen’, omdat voor
zover hij weet nooit iemand iets dergelijks heeft meegemaakt, terwijl een
belangrijk deel van de hersenen compleet was uitgeschakeld. Bovendien stond
zijn lichaam tegelijkertijd door zijn directe collega’s onder zeer streng
medisch toezicht. Veel wetenschappelijke argumenten tegen ‘BDE-ervaringen’
suggereren dat ze het resultaat van een storing in de ‘cortex’ zijn. De
‘BDE-ervaring’ van Dr. Alexander vond echter plaats toen zijn ‘cortex’ volledig
was uitgeschakeld en niet omdat die slecht functioneerde. Dit ontbreken van
hersenactiviteit bij Dr. Alexander werd bevestigd door zowel de ernst en de
duur van meningitis, als door direct uitgevoerde ‘hersenscans’ en uitgebreid
neurologisch onderzoek. Dr. Alexander verklaarde: ‘volgens de huidige medische
kennis van de hersenen en het functioneren van het brein, had ik tijdens mijn
diepe coma absoluut en op geen enkele manier zelfs, maar een vaag en beperkt
bewustzijn kunnen ervaren. Laat staan de ‘BDE-ervaring’ die ik beleefd heb:
‘een hoogst levendige, zeer duidelijke en volkomen samenhangend ‘odyssee’, die
men op deze wijze nooit in zo’n situatie ervaren zou kunnen hebben’. Dr. Eben
Alexander schreef over zijn ervaringen een boek: ‘Proof of Heaven’, dat 23
oktober 2012 voor het eerst werd uitgebracht. De Nederlandse vertaling hiervan
is onlangs in mei 2013 op de markt verschenen.
Vergelijking
met de literatuur van Jozef Rulof.
Tussen de
‘BDE-ervaringen’ van Dr. Eben Alexander, zoals dat in het boek van hem nader beschreven
wordt, zijn opmerkelijke overeenkomsten te vinden met de eerder op deze ‘blog’
verschenen artikelen over de ‘lichtsferen in de Geestelijke Wereld’. Artikelen over
de zeven sferen in het ‘licht’, waarbij de literatuur van Jozef Rulof als
uitgangspunt is genomen. De genoemde overeenkomsten zijn vooral zo opmerkelijk,
omdat Dr. Alexander in zijn boek verklaarde, dat hij voor zijn ziekte zich nooit
eerder met spirituele literatuur had bezig gehouden. Althans hij las hier geen
boeken over, dit buiten het feit dat hij regelmatig op de hoogte werd gehouden
van bijzondere BDE- ervaringen die sommige patiënten beleefden. Waar hij dan
uitsluitend een medische verklaring voor zocht. Dit vanwege het feit dat hij voorheen
niet echt geloofde in een voortbestaan na de dood. Zodoende kon Dr. Eben
Alexander voor zijn ziekte niet op de hoogte zijn geweest van de
uittredingservaringen van Jozef Rulof. De literatuur van Jozef Rulof wordt in
de esoterie door velen als de ‘grondleer’ van de Geesteswetenschap beschouwd,
zodat aan de authenticiteit van Jozef Rulof ’s uittredingservaringen dan ook niet
getwijfeld wordt (zie hierover de website over Jozef Rulof: www.rulof.org). Dit alles maakt de overeenkomsten
met de ervaringen van Dr. Alexander des te interessanter. In het onderstaande
zal daarom wat specifieker op de overeenkomsten worden ingegaan.
De
overeenkomst met de eerste ‘lichtsfeer’ van Jozef Rulof.
Dr.
Alexander beschrijft zijn ‘kennismaking’ met de wereld van het ‘licht‘ als
volgt: “onder mij lag het platteland. Het was groen, weelderig en leek veel op
de Aarde, maar was dat tegelijkertijd ook weer niet. Ik zweefde over bomen,
bossen en velden, rivieren en watervallen. Hier en daar waren wat groepjes
mensen en kleine dorpjes. Er waren ook kinderen die lachten en speelden.
Verscheidene mensen zongen en dansten in het rond en soms zag ik zelfs een
hond, die om hen heen rende en net zo vol vreugde was als de mensen zelf waren.
Ze droegen eenvoudige, maar mooie kleren en het leek alsof de kleuren van deze
kleding, dezelfde soort levendige ‘warmte’ uitstraalden als de bomen en de
bloemen, die op het platteland om hen heen groeiden en bloeiden. Op een gegeven
moment zweefde hij tussen de wolken. Grote wollige, roze witte exemplaren, die
scherp afstaken tegen de diep strakblauwe lucht. Verder in het verhaal vertelt
hij: ‘ik vloog over een wereld met ingewikkelde landschappelijke patronen, dat
uit vele levendige kleuren bestond’. Gelijk de vleugels van een prachtige
vlinder. Een prachtige bijna ongelooflijke ‘droomwereld’. Alleen en dat wist ik
zeker, was het geen droom. Hoewel ik niet wist waar ik was, of zelfs wist wie
ik was, wist ik één ding absoluut zeker. Deze wereld waar ik zo plotseling in terecht was gekomen,
was beslist helemaal echt.” (zie het
uitgebreide verslag hiervan in ‘de Hemel bestaat’, deel twee)
Jozef Rulof
beschrijft daarentegen in zijn ‘kennismaking’ met de eerste sfeer van het
‘licht’ het volgende: “de eerste sfeer van het Licht leek nog op een wereld die
men ook op Aarde aan zou kunnen treffen, maar dan wel in een bijpassende
landschappelijke omgeving”. De hemel was in deze eerste sfeer ‘grijsachtig
blauw’ gekleurd. Overal in het prachtige landschap van ‘bergen, bossen, velden,
meren en waterpartijen’, stonden de woningen van de bewoners, die naar veel
‘gevoel, smaak en kracht’ geschapen waren. Verder deze wereld betredend zag
Jozef Rulof gebouwen, die een verscheidenheid aan ‘architectonische stijlen’
vertegenwoordigden en waarvan sommige gebouwen van een uitzonderlijke
‘schoonheid’ waren. Al deze gebouwen hadden een speciale ‘functie, doel en
betekenis’. Verderop in het verhaal vertelt Jozef: “aan de voet van een berg,
door veel ‘groen en bloemen’ omgeven, waren een groepje bewoners bijeen”. Te
midden van hun stond iemand van middelbare leeftijd een vurig betoog tegen de toehoorders
af te steken. Ook ontwaarde Jozef iets verder in het ‘prachtige landschap’
iemand die met zijn hond liep te wandelen, waarover hij zich hooglijk
verbaasde. Ook huisdieren kunnen op speciaal verzoek in deze sfeer enige tijd
verblijven, kreeg hij toen als antwoord. Maar dan moet er wel een speciale
‘liefdesband’ tussen de bewoner en het overleden dier hebben bestaan, kreeg hij
te horen. (zie het verhaal over de ‘lichtsferen’ in de Geestelijke Wereld, deel
1)
In de
verhalen van de beide schrijvers valt op, dat zij beiden een bijna Aards
aandoend prachtig mooi ‘zonovergoten’ landschap beschrijven. Een landschap met
beiden een ingewikkeld patroon en met ongeveer dezelfde verschijningsvormen in
het landschap. Ook wordt er in beide verhalen gesproken over de woningen van de
bewoners, in het ene geval over dorpjes en in het andere verhaal over
verspreid liggende woningen, met hier en daar tempelachtige gebouwen in het
landschap. Ook is in beide gevallen de kleur van de hemel nagenoeg hetzelfde en
wordt er in beide verhalen over de aanwezigheid van een huisdier gesproken.
Communicatie
via gedachten.
Dr. Eben
Alexander vertelt in zijn boek: ‘de communicatie met degene die mij begeleidde
verliep via de gedachten’. De antwoorden op de vragen die ik in gedachte stelde
gingen als een soort ‘windvlaag’ door me heen en ik begreep meteen wat de ander
bedoelde en dat ook alles echt was. Ik wist dat op dezelfde manier als dat ik
wist, dat de wereld om mij heen werkelijkheid was en niet een één of andere
denkbeeldige fantasie. Telkens als ik in stilte een vraag stelde, kwam het
antwoord meteen in een explosie van ‘licht, kleur, liefde en schoonheid’ tot
mij, op een manier die door mij heen ‘spoelde’ als een overweldigende ‘vloeibare
golf’. De ander beantwoorde elk van mijn vragen afzonderlijk maar op een manier
die voorbijging aan taal. Gedachten kwamen direct bij me binnen. Ze waren niet
vaag, ontastbaar of abstract. De gedachten waren ‘solide en direct’ en terwijl
ik ze ontving, was ik in staat om ze meteen zonder enige moeite te begrijpen,
waar ik in mijn aardse leven wellicht enige tijd over gedaan zou hebben om ze
volledig te kunnen begrijpen.
Jozef Rulof
vertelt daarentegen in deel vier van
zijn verhaal over de zeven ‘lichtsferen’ het volgende daarover. De kinderen
leerden in deze sfeer van het ‘Licht’ geen gesproken taal meer, zoals wij dat
op Aarde kennen, maar communiceert men in gedachten direct met de innerlijke
‘levensbron’ van de ander. Twee levens ‘vloeien’ tijdens de communicatie als
twee ‘vloeistoffen’ in elkaar over en begrijpt men in minder dan secondes wat
de ander bedoelt, zonder dat er ook maar van enig misverstand sprake kan zijn.
Elders in de literatuur van Jozef Rulof blijkt, dat deze wijze van communicatie
in alle ‘lichtsferen’ van de Geestelijke Wereld algemeen gebruikelijk is. Slechts
in de ‘fijnstoffelijke’ werelden, die bekend staan als het ‘schaduwrijk’, wordt van de gesproken taal
zoals wij dat op Aarde kennen gebruik gemaakt.
Ook uit deze twee verhalen blijkt dat men exact dezelfde wijze van
communicatie voor ogen heeft, zodra men de werelden van het ‘Licht’ betreedt.
God.
Dr. Eben
Alexander beschrijft in zijn boek zeer expliciet over zijn ontmoeting met de
goddelijke entiteit, die hij als God of de goddelijke Albron ervoer en waarmee
hij daadwerkelijk kon communiceren. Hij beschrijft zijn ervaringen hierover als
volgt: ‘op een gegeven moment betrad ik een enorme, gitzwarte en oneindige
leegte’. Een ‘leegte’ die wel leeg was, maar op een één of andere manier toch
oneindig vertroostend aanvoelde. Hij beschrijft: ‘ook al was het er nog zo
donker, je zag toch dat de ruimte geleidelijk aan overliep in licht, een licht
dat leek te komen van een schitterend lichtgevend en imposant ‘hemellichaam’
dat ik naast mij zag en voelde’. Dit hemellichaam of het imposante ‘Wezen’ dat
zij vertegenwoordigde was zo dichtbij, dat er totaal geen afstand was tussen
het Wezen en mij. Tegelijkertijd kon ik de onmetelijke en reusachtigheid van
dit Wezen voelen en voelde ik mij daarbij volkomen in het niet. Hij beschrijft
verder: ‘ik kon het niet volledig begrijpen, maar ik was er zeker van dat het
lichtgevende ‘hemellichaam’ een soort verbinding legde tussen mij en zijn alles
doordringende ‘aanwezigheid’ in de grote leegte waarin ik mij plotseling
bevond. Sterker nog, ik voelde mij op een gegeven moment één worden met het
lichtgevende ‘hemellichaam’ dat voor mij God vertegenwoordigde en voelde heel
sterk het creatieve ‘oer aspect’ van dit almachtige Wezen. Voorts beschrijft
hij, hoe hij in gedachten met deze Albron communiceerde.
De
literatuur van Jozef Rulof gaat echter niet expliciet in op de manifestatie van
een specifieke goddelijke entiteit, maar omschrijft de zevende ‘lichtsfeer’ als
een volstrekt paradijselijke situatie, waar de hoogste geestelijke Meesters in verblijven.
Doch in het artikel over de ‘zeven niveaus van bewustzijn’ op deze ‘blog’,
wordt daarentegen wel nader ingegaan op het goddelijke aspect. Voor de ‘zeven
niveaus van bewustzijn’ is eerder de literatuur van het trancemedium Lex
Persoon (www.lichtsferen.com) als
inspiratiebron gebruikt. Dit artikel vertelt in het kort het volgende hierover:
‘het zevende ofwel het goddelijke niveau van bewustzijn’ is een niveau, dat men
vanuit een menselijk gezichtspunt kan zien als een omgeving waar ‘God of welke
Hogere Macht dan ook’ verkeert, maar dat zich echter niet op die manier manifesteert.
Hier heerst evenwel een ‘energiefrequentie’ op het niveau van de ‘Al-geest’.
God of de Al-geest moet men zien als een immens groot ‘krachtveld’, een soort universele
‘levenskracht’ (anders dan Prana), die aan de schepping ten grondslag ligt en
leven geeft aan al wat ‘leeft en bloeit’. Zowel op Aarde als overal in ons
Universum. Nabij deze Al-geest voelt men, zonder van emotie te spreken, de
aanwezigheid van iets wat God genoemd kan worden. Van een serene ‘rust en
tevredenheid’, die men alleen op dit niveau kan ervaren. Van een gevoel
eindelijk ‘thuis’ te kunnen zijn, met gevoelens van ‘vrede, liefde en geluk’,
die niet onder woorden te brengen zijn. De lange weg die de mens heeft af te
leggen naar uiteindelijk het ‘Licht van de Al-geest’, is als het ware het
binnendringen in het waarachtige Licht, het absolute ‘Licht’ dat in zijn
totaliteit alles omvat wat daaronder maar begrepen zou kunnen worden. God is
‘Licht en waarachtige Liefde’, op een manier die uitsluitend en alleen op dit
niveau zo tot uitdrukking gebracht zou kunnen worden.
De
omschrijving die de ‘zeven niveaus van bewustzijn’ geeft aan het allerhoogste
bewustzijnsniveau, komt opmerkelijk genoeg sterk overeen met de omschrijving
die Dr. Alexander hierover geeft. Met dien verstande dat Dr. Alexander het
goddelijk energieveld als een alles ‘doordringende’ aanwezigheid voelde, zich op
een gegeven moment ook Eén voelde met dit energieveld, maar het energieveld ook
gevisualiseerd zag in de vorm van een lichtgevend ‘hemellichaam’. Hetgeen
overigens ook in meerdere esoterische literatuur voorkomt. In de ene literatuur
wordt God als een ‘ondoordringbaar’ licht omschreven en in andere literatuur
als een soort ‘lichtbron’ in de vorm van een Zon die aan het ‘hemelse’ firmament
staat. Dr. Alexander beschrijft de Al-geest verder als een ‘leegte’, die
desondanks vertroostend aanvoelde. In zijn boek vertelt hij, ‘het was bij het
betreden van de ‘leegte’, alsof ik werd geboren in een immens grote wereld en
het universum opeens als één grote kosmische baarmoeder zag’. De volkomen
onmetelijkheid die het Al en mij scheidde, maakte dat ik waarschijnlijk visueel
gezien het ‘hemellichaam’ als gezelschap had. Het hemellichaam dat een soort
verbinding legde tussen mij en de allesdoordringende aanwezigheid die mij omringde.
Beide schrijvers spreken ook over het nadrukkelijk ‘voelen’ van de Al-geest en
zonder over emoties te spreken, de aanwezigheid ervaren van iets dat God
genoemd kan worden. Van een ‘serene rust en tevredenheid’, het eindelijk ‘thuis’
te kunnen zijn.
Ooit is God in de esoterische literatuur als volgt omschreven:
Ik ben de Alfa en de Omega;
Ik ben het Eeuwige licht van Schepping;
Ik ben het Begin en het Eind;
Ik ben dat wat Is;
Ik ben dat wat Was;
Ik ben dat wat Zal Zijn;
Ik ben de Golf van Goddelijke Activiteit;
Ik ben de Levende God;
Die de Onsterfelijke Ziel kleedde;
Met Menselijk Vlees;
De Al-geest verklaarde: 'het menselijk ras heeft het vermogen om net zoals Ik het goddelijk Licht te hanteren. Ooit zullen zij dit vermogen herinneren en in staat zijn materiaal te scheppen uit de pure energie van dit goddelijk Licht'.
Inspiratie: Na dit leven, Dr. Eben Alexander.
www. lichtsferen.com
www. rulof.org
Het internet.
Ooit is God in de esoterische literatuur als volgt omschreven:
Ik ben de Alfa en de Omega;
Ik ben het Eeuwige licht van Schepping;
Ik ben het Begin en het Eind;
Ik ben dat wat Is;
Ik ben dat wat Was;
Ik ben dat wat Zal Zijn;
Ik ben de Golf van Goddelijke Activiteit;
Ik ben de Levende God;
Die de Onsterfelijke Ziel kleedde;
Met Menselijk Vlees;
De Al-geest verklaarde: 'het menselijk ras heeft het vermogen om net zoals Ik het goddelijk Licht te hanteren. Ooit zullen zij dit vermogen herinneren en in staat zijn materiaal te scheppen uit de pure energie van dit goddelijk Licht'.
Inspiratie: Na dit leven, Dr. Eben Alexander.
www. lichtsferen.com
www. rulof.org
Het internet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten