Natuurelementalen.
Uit de
Griekse mythologie.
‘In de oude
tijd, toen Kronos nog wereldheerser was, leefde het gouden mensengeslacht
(nadagen van Atlantis). Net als de goden leefden zij in zaligheid, vrij van
zorgen en lasten. De gebreken van de ouderdom waren hun onbekend. Vervuld van
kracht en vrij van euvel genoten zij van onbezorgde feesten. Zij stierven pas
op zeer hoge leeftijd in hun slaap. Tijdens hun leven leden zij geen gebrek. De
voedende aarde schonk hun vrijwillig van haar overvloed. Vele kuddes weidden op
haar grond. De mensen verrichten hun dagelijks werk in vrede en geluk. De
zalige goden waren hun goed gezind en gingen vertrouwelijk met de mensen om.
Toen dit mensengeslacht de aarde verliet (ca. 13000 jr. geleden), veranderden
zij deels in goede, bovenaardse geesten, beschermgoden voor de stervelingen die
na hen kwamen. Als in ‘nevelen’ gehuld wandelen zij over de aarde en brengen de
mensen rijkdom en zegen.’
Aldus de
Griekse dichter Hesodius
‘Uit de
mensengeslachten’. Achtste eeuw v. Chr.
Voorwoord.
Volgens het
bovenstaande verhaal stammen de natuurgeesten nog uit het ‘gouden tijdperk van
de wereld’. Zij werken als bovenaardse beschermgoden tot het welzijn van de
mensheid, maar moeten beslist niet met Engelen worden verward. Vooral in de
Griekse mythologie worden hun goden beschreven als geweldig verheven
natuurmachten. De mensen uit die klassieke oudheid stonden destijds nog dicht
bij de goden en voelden zich nauw verbonden met de geestwezens van de natuur.
Maar dat laat onverlet dat de natuurgeesten niet zouden bestaan. In
tegenstelling tot de Elementalen in het vorige verhaal, die als deel van de
schepping de grondslag vormen van ons bestaan, is er ook sprake van
‘Natuurelementalen’. De termen ‘Elementalen en Natuurelementalen’ worden nog
wel eens door elkaar gebruikt. De term Natuurelementalen heeft betrekking op
een soort natuurwezens of natuurgeesten, die specifiek werken in de vier
elementen van de natuur: ‘aarde-, water-, lucht- en vuur’. Paracelsus
(1493-1541), de grote geleerde en arts uit de late Middeleeuwen, verdeelde de
natuurgeesten naar deze vier elementen en noemde hen in dezelfde volgorde respectievelijk:
‘Gnomen, Undines, Sylfiden en Salamanders’. Ook Goethe beschreef deze machtige
natuurgeesten in samenhang met de vier elementen. De benaming Natuurgeesten of
Natuurelementalen, is een overkoepelende aanduiding voor alle in de natuur
voorkomende ‘Lichtwezens’. Wezens die in vele legendes, parabels of
kinderverhalen voorkomen als: ‘Feeën, Elven, Kobolden, Nimfen, Nixen, etc.’, zijn
allemaal Lichtwezens die als Natuurelementalen in de natuur voorkomen. In deze
familie is er echter één uitzondering: de Bijbelse Engelen. Deze Engelen werken
niet binnen de aardse sfeer, maar in het bereik van de hemelse sferen. Daarom
behoren zij niet tot de natuurgeesten. Alle Natuurelementalen of Natuurgeesten,
werken op de een of andere manier voor het voortbestaan van de aarde. Zij
beschermen het natuurlijke milieu en zij koesteren de mens met helende
energieën. De genoemde Natuurelementalen en het zijn er velen met een
diversiteit aan verschijningsvormen, bewonen de gehele levende natuur en tevens
de vier genoemde elementen. De reden waarom men het begrip Natuurelementalen
vaak gelijkstelt aan de ‘Feeën, Elven, Gnomen, etc.’, komt door hun sterke
personificatie. Het zijn geen anonieme wezens, zij beschikken net zoals de mens
over een eigen vorm van identiteit. Zij allen staan dicht bij de mens en hebben een
gezicht en een stem. Hun uiterlijk heeft menselijke trekken. Daarom is het
relatief makkelijk verbinding met ze te maken en een persoonlijk contact met
hen op te bouwen, mits men daarvoor de juiste spirituele gevoeligheid heeft.
Want zij zijn allen vierdimensionaal en leven in de fijnstoffelijke
(etherische) wereld. Wij kunnen hen als ‘aard geesten’ vooral tegenkomen op
plaatsen waar de natuur met haar elementen ‘aarde, water, lucht en vuur’
gerespecteerd wordt en waar men met liefde voor ‘bloemen en planten’ zorgt. Overigens maken veel natuurgeesten, zoals Feeën en Elven deel uit van de Deva- evolutie in het etherisch ondergebied van de fijnstoffelijke wereld.
Zij zijn geen zielen in de betekenis van geïndividualiseerde menselijke zielen. Maar eerder fragmenten van uiteenlopende soorten en niveaus van hogere Deva-wezens in ontwikkeling. Zij evolueren vooral door de ontwikkeling van het gevoel, terwijl de mens evolueert doormiddel van het denken. Zij incarneren dan ook nooit als mensen. Bovendien evolueren zij als groepsziel en de mens als individu. Daarom is er ook een grote wisselwerking tussen de Feeënwereld en de dierenwereld. Beschermen en begeleiden zij, behalve hun taak voor het instandhouden van de natuur, ook mede vanuit dit Feeënrijk de dierenwereld. Bovendien vinden er vanuit dit rijk tevens ook evoluties plaats naar de dierenwereld.
Zij zijn geen zielen in de betekenis van geïndividualiseerde menselijke zielen. Maar eerder fragmenten van uiteenlopende soorten en niveaus van hogere Deva-wezens in ontwikkeling. Zij evolueren vooral door de ontwikkeling van het gevoel, terwijl de mens evolueert doormiddel van het denken. Zij incarneren dan ook nooit als mensen. Bovendien evolueren zij als groepsziel en de mens als individu. Daarom is er ook een grote wisselwerking tussen de Feeënwereld en de dierenwereld. Beschermen en begeleiden zij, behalve hun taak voor het instandhouden van de natuur, ook mede vanuit dit Feeënrijk de dierenwereld. Bovendien vinden er vanuit dit rijk tevens ook evoluties plaats naar de dierenwereld.
Moderne
geciviliseerde mensen hebben er meestal moeite mee om aan te nemen dat de
bewoners van de ‘Feeënwereld’, want daar hebben we het in essentie over, ook
echt bestaan. Maar zo goed als de fijnstoffelijke wereld een realiteit is en
uit verschillende energieniveaus bestaat, zijn deze ‘geestelijke wezens’ op het
etherische niveau waarop zij existeren: ‘bedoeld voor het verzorgen en het in
stand houden van de natuur’, eveneens een realiteit. Zij allen zijn geestelijke
wezens, die ons verbinden met de aardse natuur als expressie van ‘Al Dat Is’
(de goddelijke Albron). Dus zijn de verschillende soorten ‘Feeën’, nooit
kwaadaardig. Dit in tegenstelling tot veel volksverhalen en sprookjes over
kwaadaardige natuurwezens. In alle verhalen waarin zogenaamd sprake is van
kwaadaardige aardgeesten, valt het op dat alleen mensen met een zelfde soort
instelling of karakter hiermee te maken kregen. In de Feeënwereld zou op grond
van de eerder genoemde vier natuurelementen, de volgende indeling gemaakt
kunnen worden:
·
onderaardse
wachters, bijvoorbeeld: ‘dwergen, alven en gnomen’;
·
hoeders
van wateren, bijvoorbeeld: ‘nixen, undinen, watermannen, etc.’
·
hoeders
van de lucht, bijvoorbeeld: ‘elven, sylfen, deva’s, dryaden, etc.’
·
hoeders
van licht en vuur, bijvoorbeeld: ‘djinns, salamanders, vulkanen, etc.’
Onderaardse
wachters.
De
onderaardse wachters leven onder de grond. Zij wonen echter niet, zoals mensen
vaak geloven, in holen of in mijnen. Omdat deze wezens niet grofstoffelijk zijn
zoals mensen, kunnen zij daadwerkelijk in de aarde wonen. Maar ook al wonen zij
onderaards in de grond, toch komen zij vaak naar het aardoppervlak. Zij laten
zich af en toe onder bepaalde omstandigheden aan mensen zien, alleen luchtfeeën
zoals elven vertonen zich soms wat vaker. Voor de aardfeeën of onderaardse wachters,
zijn er verschillende benamingen in omloop. In ons land kennen wij: ‘dwergen,
gnomen, kobolden, trollen en kabouters’. In andere landen en culturen worden
zij weer met talloze andere namen aangeduid. Er bestaat wel een grote
verscheidenheid aan onderaardse feeënwezens, maar niet zo groot als het aantal
namen doet vermoeden. Zo behoren bijvoorbeeld de Keltische ‘Sidhe, Follets,
Kobolden en Ngo-nama’, waarschijnlijk tot dezelfde soort. Maar dwergen en
trollen behoren weer tot een andere categorie aardgeesten. De verschillende
soorten vloeien voort uit een tweede element, dat naast het element Aarde voor
deze wezens een belangrijke rol speelt. Voor dwergen is uitsluitend het element
Aarde van betekenis. Kobolden en de andere van die soort, hebben vaak een
sterke affiniteit met het element Water. Kabouters voelen zich vaak ook thuis
op schepen, hoewel zij tot de aardgeesten behoren. Interessant zijn de
overeenkomsten tussen al deze aardgeesten. Als zij toevallig onder bepaalde
omstandigheden aan de mens verschijnen (kortsluiting in energiefrequentie),
zijn zij bijna altijd klein van gestalte. Met uitzondering van ‘Trollen en
Vulkanen’, die zich groter voor kunnen doen. Bovendien zijn aardgeesten bijna
altijd buitengewoon sterk en zijn ze vertrouwd met de magie van de aarde. Zo
kunnen zij de mens aan welvaart en aanzien helpen, een kunst die zij met
genoegen schijnen uit te oefenen aan mensen, die hen met respect bejegenen.
Voor wat betreft de Alven, zijn zij de lichtste wezens van het aardrijk. De
Alven of Elfen wonen ondergronds in Alvenheuvels en worden als beschermers van
de oogst beschouwd. Vulkaangeesten zijn behalve met het element Aarde nauw
verbonden met het element Vuur.
Hoeders van
wateren.
Watergeesten
of waterfeeën hebben weliswaar een nauwe band met de wateren, maar zijn niet
altijd aan dit element gebonden. Waterfeeën kunnen uit het water komen en dat
doen zij dan ook geregeld, maar gaan nooit ver van huis. Opvallend is dat als
mensen waterfeeën ontmoeten, dit meestal buiten het water gebeurt. Watergeesten
vertonen zich echter niet zo vaak als ‘aard- en luchtgeesten’. Dat heeft
voornamelijk te maken met hun energie. Terwijl ‘aard- en luchtgeesten’ zowel
vrouwelijke als mannelijke energie hebben, stralen watergeesten alleen
vrouwelijke energie uit en vuurgeesten alleen mannelijke energie. Watergeesten
zijn zoals bij alle natuurgeesten, in alle culturen te vinden in allerlei
vormen en onder allerlei namen. In onze cultuur komen vooral namen voor als: ‘Nixen,
Undinen, Zeemeerminnen, Watermannen, etc.’ Doch in de beschrijvingen van
watergeesten zijn niet zoveel verschillen als bij de aardgeesten. In de regel
verschijnen watergeesten aan de mens als ‘bevallige, mooie gedaanten met
prachtige ogen’. Soms beschikken zij ook over zangtalent. Vaak zijn ze net als
zeemeerminnen naakt of hebben ze schubben als een vis. Als ze kleding dragen is
deze groen of blauw van kleur en gemaakt van een substantie die lijkt op algen
of op water. Zoals gesteld, worden zij hoofdzakelijk als vrouwelijke wezens
waargenomen. Ook deze waterfeeën beschikken over grote krachten en werken zij voornamelijk
op het gevoel. Wanneer men in sagen vertelt over Nixen, die een mens in
het water willen trekken, verwijst dit alleen maar naar de angst van mensen (vooral
mannen) om door emoties overspoeld te worden. Zich daaraan over te geven en
mogelijk in die gevoelens te verdrinken. Vandaar dat in alle verhalen de liefde
van de waterfeeën een grote rol speelt. Water is het symbool voor verandering,
maar ook verbonden met angst. Maar de veranderingen die de geesten van het
element Water teweegbrengen, zijn hoofdzakelijk positieve veranderingen op het
emotionele vlak. Tijdens de Middeleeuwen en op veel plaatsen nog langer, was
het in een aantal Europese landen gebruikelijk om een emmer bronwater naast het
bed van een stervende te zetten. De watergeesten hielpen de stervende zich dan
van zijn lichaam los te maken en zich voor de reis naar het hiernamaals schoon
te wassen.
Hoeders van
de lucht.
De Feeën van
het element Lucht leven niet enkel in de lucht, zoals men op het eerste gezicht
zou verwachten. Zij leven net als de mens boven het aardoppervlak of er net
even onder in zogenaamde Alvenheuvels. Zij worden als beschermers van de oogst
beschouwd. De meeste luchtgeesten kunnen zich door de lucht voortbewegen, maar
sommigen kunnen behalve in Alvenheuvels ook in grotten voorkomen en anderen
weer op planten. Luchtfeeën voldoen nog het meest aan het beeld dat mensen in
het algemeen van Feeën hebben. De meeste Feeën van het element Lucht zijn ‘zeer
bevallig, etherisch, vriendelijk en buitengewoon mooi’. Zij kunnen goed met
mensen communiceren. Deze Elfen, want daar hebben we het dan over, staan
bijzonder dicht bij de mensen en komen graag met hen in contact. Hun benamingen
zijn zeer divers. Bij ons worden zij Elfen genoemd, maar in andere culturen
komen ze voor als: ‘Deva’s in India, Sylfen en Oreaden of Dryaden in
Griekenland en als Leschiye in Rusland’. Maar in heel veel andere landen weer
onder andere namen. Vooral over luchtgeesten wordt bijna in alle culturen
positief gedacht, wat voornamelijk met het element Lucht te maken heeft, dat te
licht en te zuiver is om negatief over te kunnen zijn. Uiteraard vond men in
het christendom vroeger alle natuurgeesten, behalve de Engelen, hoogst verdacht.
Maar het is opvallend dat zij de luchtgeesten nooit als kwaadaardig hebben
aangemerkt. Tijdens de Middeleeuwen, toen Elfen nog algemeen bekend waren, werd
zelfs beweerd dat Elfen vroeger Engelen waren geweest. Maar dan Engelen die om
redenen uit de hemel verbannen waren, maar niet tot de hel veroordeeld waren.
In veel volksverhalen en sprookjes worden Elfen steevast uitgebeeld als tere,
mooie wezentjes. Zij zingen en dansen, hebben meestal vleugels en zijn altijd
wel te vinden voor een grap. Dit zegt iets over de ware luchtige natuur van de
lieftallige Elfen en luchtgeesten. Vooral zang en dans symboliseren deze
wezentjes en in het bijzonder zijn zij de brengers van inspiratie en van
creativiteit. De vleugels waarmee zij in veel verhalen zijn uitgerust,
symboliseren: ‘Lichtheid en vrijheid’ en de mogelijkheid zich te verheffen naar
hogere sferen. De Elfenhumor geeft hun lichtvoetigheid weer en het vermogen om
tussen de werelden heen en weer te kunnen pendelen, om zo van hun opgedane vreugde
iets op mensen over te kunnen brengen.
Hoeders van
licht en vuur.
Ook het
element Vuur kent zijn eigen Feeën. Deze lichte wezens wonen overal waar hitte,
licht of vlammen zijn. Meestal zijn vuurwezens zeer ijl, maar soms laten zij
zich heel even zien, in de bliksem bijvoorbeeld. Sommigen leven hoog in de
lucht, maar anderen weer diep onder de grond in vulkanen bijvoorbeeld. Het
woord ‘vulkaan’ is afgeleid van de naam Vulcanus, de hoogste Romeinse vuurgod.
Later werd deze naam ook gebruikt voor onderaardse vuurgeesten. Tegenwoordig
kent men deze naam alleen nog als de plaats waar het magma van de Aarde
uitbarst en niet meer als Vuurgeest. De middeleeuwse arts Paracelsus noemde de
vuurgeesten: ‘Salamanders’, terwijl wij deze naam alleen als diersoort kennen.
De term Vuurdeva’s zou een duidelijker benaming voor deze vuurgeesten zijn.
Maar met Vuurdeva’s wordt in engere zin alleen de soort vuurelfen die in de
lucht voorkomen, aangegeven. Vuurdeva’s verschijnen slechts zelden aan de mens,
op een enkele uitzondering na en dat was open ‘haardvuur’. Maar dat komt steeds
minder voor. Hoewel de vurige natuurgeesten altijd al moeilijk waarneembaar
waren, werden ze door de mens toch gerespecteerd. Men bracht geregeld offers
aan de vuurgeesten. Bij de weinige natuurvolkeren die nu nog volgens oude tradities
leven, worden de vuurgeesten nog steeds als uitgesproken ‘heilig en machtig’
beschouwd. Bij de Inca’s en de Grieken bewaakten tempelmaagden de heilige
vuurplaatsen. Bij de Romeinen deden de Vestaalse maagden dat. De Kelten kenden
Bridget, een vrouwelijke beschermgeest van het vuur, de haard en de
vruchtbaarheid. In het hindoeïsme begon men de ochtendceremonie met een
vuuroffer en met gezongen hymnen aan de vuurgod Agni. Hoe dan ook, aan het vuur
en in het vuur wonende wezens schreef men altijd grote macht toe, zowel ten
goede als ten kwade. In Europese sprookjes en sagen komen vuurwezens zelden
voor. Maar als we de eigenschappen die horen bij het element Vuur onder de loep
nemen, dan blijkt dat vuurwezens wel degelijk vaak een rol spelen. In ieder
sprookje dat om het thema transformatie en vernieuwing draait, gaat het
indirect over het vuur. Het zelfde geldt voor het onderwerp Liefde,
ongetwijfeld het meest beschreven thema in de literatuur. Want de Liefde maakt
het leven pas compleet. Want wie ‘in Liefde is ontbrand staat in Vuur en Vlam’.
Er bestaat een algemeen gebruik dat geen religieuze achtergrond kent en toch
steeds weer uitgevoerd wordt. Op romantische momenten en als we iemand willen
herdenken, steken wij een kaarsje aan. Wij voelen intuïtief aan dat de geest
van het Vuur (en Licht) de energie van het hart versterkt en de gevoelens
verdiept.
Inspiratie:
‘Atlas van Natuurgeesten’, Ron van Valkenberg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten