Deel 1
De
geschiedenis van de lijkwade van Turijn.
Er zijn meer
dan vermoedens dat het ‘Kleed van Edessa’, later de lijkwade van Turijn
genoemd, inderdaad de ‘eeuwigheid’ heeft doorstaan en het betreffende doek, het
doek betreft waarin Jezus gewikkeld was bij zijn begrafenis. Uiteindelijk begon
pas in de twintigste eeuw een reeks onderzoeken om het kleed te kunnen dateren.
Het kleed werd destijds ontdekt tijdens herstelwerkzaamheden aan de
stadspoorten van Edessa (Griekenland), nadat deze stad in het jaar 525 na Chr.
door een grote overstroming getroffen was. Het doek lag achter enkele stenen in
een van de te herstellen stadspoorten. Kennelijk was het kleed daar verborgen
gehouden. Mogelijk is dat gebeurd om het te beschermen tegen het Perzische
leger of tegen de vervolgers van Christenen eeuwen daarvoor. Aan het einde van
de zesde eeuw schreef Evagrius Scholasticus (Syrische geleerde) al dat Edessa
beschermd werd door een portret van Jezus op een historisch kleed, waarvan de
afbeelding door ‘God en niet door mensenhanden’ gemaakt was. Edessa was al
sinds 639 na Chr. in handen van de Arabieren en werd het kleed later door het
christelijke Constantinopel geruild tegen islamitische gevangenen. In 730 na
Chr. schreef de heilige Johannes Damascenus voor het eerst dat het kleed een
lijkwade was. In 944 na Chr. hield Gregorius Referendarius, de aartsbisschop
van de Hagia Sophia, een preek over de lijkwade. Deze preek is in de vorige
eeuw in de archieven van het Vaticaan teruggevonden. In deze preek wordt
nadrukkelijk gesproken over de afbeelding van een heel lichaam en niet alleen
van een gezicht. Ook wordt een bloedvlek aan de zijkant van het lichaam
genoemd. Ook andere documenten, die in het bezit zijn van zowel de Vaticaanse
Bibliotheek in Rome als de Universiteit van Leiden, spreken over een afbeelding
van een volledig lichaam in plaats van alleen een gezicht. De documenten
citeren een persoon met de naam Smera, die 950 in Constantinopel was en het
kleed beschrijft. Sinds de verovering van Constantinopel (het huidige
Istanboel) door de kruisvaarders in 1204, werd aanvankelijk niets meer van het
kleed vernomen. Er wordt verondersteld dat de kruisvaarders het Kleed van
Edessa mee naar Jeruzalem hadden genomen. Waarna het kleed mogelijk overging in
handen van de Tempeliers, de ‘schatbewaarders’ van Jeruzalem. Hoe het ook zij,
na verscheidene omzwervingen kwam het ‘Kleed van Edessa’ in 1454 in het bezit
van de Hertog Louis van Savoye. Deze bewaarde de lijkwade in een nieuwe kapel,
die korte tijd later door paus Paulus II tot kerk werd gezegend. De lijkwade
werd toen een bekende en populaire relikwie. Men geloofde niet alleen dat de
lijkwade authentiek was, maar ook dat de lijkwade magische eigenschappen had. Europese
vorsten vroegen ‘tijd met de wade’ aan, om het kleed te kunnen aanbidden. In
1481 plaatste de Hertog Louis van Savoye de lijkwade in een kist in zijn kapel,
die afgedekt werd met rood fluweel en met zilveren spijkers. Maar in 1532 brak
er brand uit in de kapel en de kist met de lijkwade raakte daarbij licht
beschadigd. Nonnen werden opgedragen de lijkwade te herstellen. In 1578 werd de
lijkwade uiteindelijk overgebracht naar Turijn. Sinds 1983 is de lijkwade
eigendom van de Heilige Stoel in Rome. De Rooms Katholieke Kerk gaf in 1988
toestemming aan een aantal wetenschappers, om een vezel uit de lijkwade te
halen voor wetenschappelijk onderzoek. In 1997 werd de lijkwade weer opnieuw
bedreigd door brand, maar liep het uiteindelijk goed af. Vanaf 2002 werd de
lijkwade verschillende keren opnieuw tentoongesteld. Het lijkt moeilijk te
concluderen dat het ‘Kleed van Edessa’ niet het doodskleed van Jezus is, na
bestudering van al deze bekende historische feiten. Het is nu aan de wetenschap
om de lijkwade zodanig met geavanceerde technieken te onderzoeken, dat de
bewering van echtheid niet verder meer tegengesproken kan worden. In het
onderstaande zal een aantal van deze onderzoeken nader belicht gaan worden,
maar los van de ‘Lijkwade van Turijn’, is er ook nog sprake van een tweede
historisch doek waarop de afbeelding van Jezus op geprojecteerd staat. Hier zal
eerst nader op in worden gegaan.
De ‘Sluier van Veronica’.
Het bezoek
van Paus Benedictus XVI aan een Italiaans klooster in september 2006 heeft de
publieke aandacht opnieuw gevestigd op een zeer waardevol historisch doek, dat
daar bewaard wordt en waarop een afbeelding staat die eveneens het gelaat van
Jezus duidelijk laat zien. Het naar verhouding kleine doek is uitgebreid
vergeleken met de Lijkwade van Turijn. Treffend zijn de buitengewone
overeenkomsten tussen de twee beeltenissen en de aard van de afbeeldingen zelf.
Volgens de christelijke traditie veegde een vrouw (Veronica), het gelaat van
Jezus af toen hij tijdens de kruisgang op weg naar de berg Golgotha liep,
waarbij een afbeelding van het gezicht van Jezus in het doek werd afgedrukt. Veronica
die bij haar geboorte ‘Berenice’ was genoemd, was een jongere vriendin van
Maria Magdalena. Zij was destijds aanwezig bij de kruisiging van Christus. Toen
Veronica zag dat het ‘zicht’ van Jezus vertroebeld werd door bloed en vuil, die
vanuit de wonden van zijn doornenkroon in zijn ogen stroomden, drong zij door
de aanwezige menigte heen en nam zij de witte zijde sluier van haar hoofd. Zij
gaf deze sluier aan Jezus opdat hij het vuil uit zijn ogen kon vegen en weer
kon zien waar hij liep. Nadat Jezus de hoofddoek weer had teruggegeven, bleek
later dat het beeld van het gezicht van Jezus voor altijd op de dunnen witte
zijde van de hoofddoek was afgedrukt. Volgens overleveringen reisde Veronica
later naar Rome om het doek aan de Romeinse Keizer Tiberius te schenken. Het
verhaal van Veronica en haar sluier komt niet in de Bijbel voor, maar is wel
een van de ‘staties’ van de Kruisweg. Voor degenen die achter de naam Veronica
een betekenis zoeken, vertegenwoordigt de naam een code. De naam is namelijk
een samenvoeging van het Latijnse Vera, dat ‘waarheid’ betekent en het Griekse
Icon wat ‘beeltenis’ betekent. In de Middeleeuwen werd de ‘Sluier van Veronica’
verkozen als de ‘Ware Beeltenis’ van Jezus Christus, zelfs boven die van de
‘Lijkwade van Turijn’. Het witte doorschijnende doek, dat al in de Middeleeuwen
werd vereerd als de ‘Sluier van Veronica’, is ongeveer 17 x 25 inch groot en
vertoont de gelaatstrekken van een baardig persoon met lang haar en open
eerlijke ogen. Zoals gezegd was het doek oorspronkelijk in Romeinse handen,
maar werd het doek in 1297 op last van paus Bonifatius VII naar de Sint Pieter
gebracht en werd het doek tot 1608 in de Vaticaanse Basiliek bewaard en
tentoongesteld voor christelijke pelgrims. Naar verluidt beschikt het doek
bovendien over wonderbaarlijke en genezende eigenschappen. Documenten tonen aan
dat het doek later in handen kwam van monniken in een klooster van Manoppello
in de buurt van Rome.
Bijzondere
eigenschappen van de ‘Sluier van Veronica’.
Manoppello
is een stadje op ongeveer 24 km afstand van Rome, waar het doek sindsdien
bewaard wordt. Het Vaticaan blijft volhouden dat het nog de originele sluier
betreft. Italiaanse wetenschappers, die de sluier van Manoppello onder
ultraviolet licht onderzochten, ontdekten in 1977 al dat de vezels geen pigment
bevatten en concludeerden dat de afbeelding van het gelaat van Christus op het
doek niet kan zijn geschilderd of met gekleurde vezels is geweven. In 1999
maakte een Duitse priester en geleerde, pastoor Heinrich Pfeiffer bekend, dat
hij na 13 jaar onderzoek tot de conclusie was gekomen, dat het doek in
Manoppello de authentieke ‘Sluier van Veronica’ was. Het doek met de afmeting
van ongeveer 25 x 17 inch is gemaakt van byssus, een zeer fijn linnen gemaakt
van zijdeachtige byssusdraden afkomstig van mosselvezels. De sluier bezit een
aantal buitengewone eigenschappen, de afbeelding van Christus verschijnt of
verdwijnt afhankelijk van de lichtinval op het doek. De afbeelding blijkt ook
‘driedimensionaal’ te zijn wanneer het bekeken wordt vanaf een bepaalde afstand
en vanaf een bepaalde hoek. En de identieke afbeelding verschijnt aan beide
zijden van het doek, zoals een fotografische dia, wat met gebruikmaking van
oude technieken onmogelijk bereikt zou kunnen worden. Wetenschappelijk
onderzoek dat de gelaatsafbeelding op de Turijnse Lijkwade vergeleek met de
sluier uit Manoppello, toont aan dat zij exact hetzelfde formaat hebben en op
elkaar gelegd kunnen worden. De enige verschillen tussen de twee afbeeldingen
zijn dat op de Turijnse lijkwade de wonden die op het gezicht nog steeds open
zijn, terwijl op de ‘Sluier van Veronica’ de wonden dicht zijn. Bovendien zijn
op de sluier uit Manoppello de mond en de ogen open, terwijl ze op de lijkwade
van Turijn gesloten zijn. De onderzoekers die de twee afbeeldingen bestudeerd
hebben, concludeerden dat het gelaat in beide afbeeldingen exact hetzelfde is,
maar dat de afbeeldingen op twee verschillende momenten op de doeken zijn
geprojecteerd. De duidelijkheid van de afbeelding op de ‘Sluier van Veronica’,
die ontegenzeggelijk 2000 jr. oud is, verbaast bezoekers aan het altaar. Een
Italiaanse pelgrim zei dat de afbeelding haar vervulde met een gevoel van
‘verwondering’. Zij zei, ik kan niet verklaren hoe het gelaat van Christus na
al die tijd nog zo zichtbaar is gebleven.
Wetenschappelijk
onderzoek van de Lijkwade van Turijn.
De Rooms
Katholieke Kerk heeft lange tijd ontkend dat hij nog bestond: de
lijkwade van Jezus, waarin hij begraven werd in een grot nabij Jeruzalem, maar kwam daar later op terug.
Volgens een legende die later werd opgeschreven door Eusebius van Caesarea, had
de invalide koning van Edessa, Adbar V Ouchma, die leefde ten tijde van Jezus,
Jezus geschreven om hem te genezen. Doordat de brief na de dood van Jezus aangekomen
was, zou apostel Judas Thaddeus gekomen zijn, die een kleed bij zich had met
daarop een afbeelding van het gezicht van Jezus. Toen de koning het gezicht van
Jezus zag, werd hij terstond op miraculeuze wijze genezen. Onbekend is waarom
het kleed daarna zolang verborgen werd gehouden. Mogelijk is dat gebeurd om het
te beschermen tegen het Perzische leger, of tegen de vervolgers van Christenen.
Uiteindelijk werd het kleed vijf eeuwen later in Edessa ontdekt. Omdat er
zolang getwijfeld werd over de echtheid van de lijkwade, gaf de Katholieke Kerk
in 1988 uiteindelijk toestemming om het
kleed aan wetenschappelijk onderzoek te laten onderwerpen. Een onderzoek
doormiddel van een koolstof 14 methode, toonde echter aan dat het relikwie
vermoedelijk dateerde uit een periode tussen 1260 en 1390 na Chr. Maar volgens chemicus
Raymond Rogers, toentertijd zijdelings betrokken bij het onderzoeksproject,
werd destijds het slechtst bruikbare stukje vezel geselecteerd voor nader
onderzoek. Maar een nieuw onderzoek met modernere methoden toonde in 2005 al aan,
dat het doek wel degelijk uit een van de vroegste eeuwen van onze jaartelling
dateerde. Raymond Rogers, die opnieuw bij het onderzoek betrokken werd
verklaarde, dat in 1988 gesneden werd uit een middeleeuws lapje stof dat
destijds in de wade was geweven om de brandschade van eeuwen terug te
repareren. Het monster dat met de koolstofdateringsmethode werd onderzocht,
heeft volkomen andere chemische eigenschappen dan de stof uit het resterende
deel van de lijkwade, zei Raymond Rogers. Bij het onderzoek analyseerde en
vergeleek Roger het monster dat gebruikt werd bij de tests in 1988 met andere
monsters van het doek. Zijn nieuwe analyses onthulden de aanwezigheid van een
scheikundige stof, Vanilline genaamd, in het monster van het middeleeuwse lapje
stof van weleer, maar niet in de rest van de wade. Vanilline, dat aanwezig is
in linnen afkomstig van vlasvezels die gebruikt werden om het te weven,
verdwijnt langzaam uit de vezels na een te berekenen tijd, zei Rogers.
Uitgaande van die berekeningen zou er in een middeleeuwse wade nog overal 37
procent van Vanilline aanwezig moeten zijn. Maar er bevond zich geen Vanilline
meer in de nieuwe monsters van de lijkwade die Rogers heeft geanalyseerd.
Hetgeen Rogers als chemicus ertoe bracht de ouderdom van de wade te schatten op
ongeveer 2000 jr. geleden, in plaats van max. 800 jr. uit het eerdere
onderzoek. Dus veel ouder dat werd aangenomen op basis van de eerdere
koolstofdatering.
Meerdere
wetenschappelijke onderzoeken.
Sinds de
koolstofdatering van 1988 heeft de wetenschap dus bepaalt niet stil gezeten om
de authenticiteit van de lijkwade op wetenschappelijke gronden te staven.
Ondanks veel kritiek en tegenargumenten toonde nieuw verkregen bewijsmateriaal
van onder meer een textielrestaurateur, van een forensisch patholoog, een microbioloog,
fotografische deskundigen en van verschillende kunst- en lijkwade experts tot
de algemene conclusie, dat de lijkwade wel degelijk uit de eerste eeuw na Chr.
kon dateren. Allen verwierpen de koolstofdatering als uitermate onnauwkeurig,
ten gevolge van de keuze van het oorspronkelijke monster dat voor de test
gekozen was. Wetenschappers van het onderzoeksproject ‘Lijkwade van Turijn’,
die nader onderzoek deden naar de ‘geprojecteerde’ afbeelding op de wade,
hielden op een gegeven moment rekening met de mogelijkheid dat: ‘een onbekende
energiekracht gericht op het levenloze lichaam in de lijkwade, met een intense
hitte of lichtfrequentie gedurende fracties van seconden, mogelijkerwijs de
oorzaak is geweest dat de Lijkwade een premature polaroid film werd’. Tot dezelfde
conclusie kwam ook Robert Dinager van het wetenschappelijk laboratorium in Los
Alamos (VS). Hij meent eveneens dat de beeltenis mogelijk ontstaan is door een
kortdurende energiepuls van zeer hoge frequentie. Je zou kunnen zeggen dat het
een momentopname was, veroorzaakt door een flinke hoeveelheid energie gedurende
extreem korte tijd. Peter Schumacher, uitvinder van de VP-8 beeldanalysator van
de NASA, die de driedimensionale kenmerken van de afbeelding ontdekte,
beschrijft de afbeelding als een ‘3D topografisch beeld dat fungeert als een
fotografisch negatief’. De uitermate subtiele schaduwwerking van de lijkwade is
volgens zijn verklaring een ‘grafiek’ van de nabijheid van het weefsel tot het
lichaam. Tegelijkertijd fungeert het als een fotografisch negatief. Schumacher
beschrijft de ontdekking van de 3D-afbeelding als volgt: ‘ik had voor dat
moment nog nooit van de ‘Lijkwade van Turijn’ gehoord. Ik had ook geen idee
waar ik naar keek. Maar de resultaten waren met niets te vergelijken van wat ik
voorheen of sindsdien via de VP-8 analysator ontwikkeld heb’. Alleen de
‘Lijkwade van Turijn’ heeft deze resultaten aan het licht gebracht vanuit een
isometrisch projectieonderzoek met de VP-8 beeldanalysator. Ook vanuit ander
wetenschappelijk onderzoek, onder andere de ‘Kwantumfysica’ kwam men nadien met
opmerkelijke resultaten. Maar daar over meer in het volgende deel van de
Lijkwade.
Inspiratie: Internet. Share.
Inspiratie: Internet. Share.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten